Met een hand om de plakkerige stang boven mijn hoofd maken mijn voeten een dansje op het ritme van de bochten, in de tram op weg naar mijn werk.
Langzaam trekt het bloed uit mijn gezicht weg terwijl een druppel koud zweet onder mijn muts vandaan rolt. O waarom wilde ik dit zo graag. Pffffffffff, ik puf een kleffe golf misselijkheid weg. Met mijn vrije hand trek ik de prikkende muts van mijn hoofd. Focus, naar buiten kijken. Ik sper mijn ogen open en probeer mijn blik te fixeren op een punt ver voor mij maar de ramen zijn beslagen. Die man achter me heeft gisteren knoflook gegeten en staat maar in mijn nek te hijgen. Ik voel mijn mond vol speeksel lopen. Zijn imposante buik duwt in mijn rug, nog even dan kan ik dat ook. Mijn god ik moet nu naar buiten, waar is de deur. Ik klauw met een hand om me heen op zoek naar houvast op weg naar buiten, de andere houd ik voor mijn mond. ‘Au’, een meisje met angstaanjagende eyeliner kijkt me verontwaardigd aan. Sorry, probeer ik met mijn ogen te zeggen, mijn lippen stijf op elkaar. Het verdere traject leg ik af zonder tenen te pletten en mensen vast te grijpen. De deur zwaait open, ik laat me naar buiten vallen terwijl ik de trap onderkots. ‘Getver’. ‘He moet dat nou’. ‘Jezus man’. ‘Goor’. Gelukkig klappen de deuren weer dicht en wordt het verdere commentaar me bespaard. ‘He gaat het?’ Het is Kris, thank god, hij pakt me vast en trek me mee het perron af. ‘Ik ben zwanger’, Ik klap dubbel en kots op zijn schoenen. ‘Liefje wat geweldig’, hij kust me op mijn zure mond.
(C) hanneke beeld en tekst