Kijk uit over de diepe dalen,
Vlieg door de donkere bossen,
Hoor wolvengehuil,
Met en zonder volle maan.
Blikkende tanden,
Vlijmende klauw.
Komkom vertrek hier gauw.
Ruis verder over de diepe meren,
Duikend in de verre zee.
Wervelen in versteende trochen,
Voorouderlijk,
zeemonsterlijk,
gedrochten zonder licht.
Snel snel, ga weg,
de hellepoorten slaan hier dicht.
Reis verder naar de zon,
Maar niet te dicht,
Want dan verbranden vleugels en staart,
Dan wordt je een ster in het heelal,
Dan ben je eeuwig,
Maar ook alleen,
Tot je mettertijd verdween.