Tip van de week

05/02; ‘Django’ door Femke Van De Pontseele

Na zijn studies geschiedenis aan de KU Leuven, trekt Michaël Olbrechts naar Sint-Lukas in Brussel om strips te leren maken. Het laatste jaar wijdt hij zich aan het schrijven en illustreren van een graphic novel over zijn familiegeschiedenis in Nederlands-Indië. Kort na zijn afstuderen verschijnt deze als 'De allerlaatste tijger' bij uitgeverij Oogachtend. Hij wint hiermee de Silvester stripdebuutprijs in Nederland. Zijn graphic novel 'Galapagos' staat als eerste strip op de longlist van de Boon Literatuurprijs en wint de Fnac Stripprijs 2024. Olbrechts illustreerde ook een tiental jeugd-en prentenboeken. Op zaterdag 29 maart begeleidt hij op Schrijfdag in C-mine Genk de workshop 'Dialogen in strips'. 

 

Michaël Olbrechts tipt deze week ‘Django’ door Femke Van De Pontseele

"Als striptekenaar denk ik in beelden. Een fijne tekst moet voor mij als lezer vanaf de eerste zinnen de film in mijn hoofd in gang zetten. In dit geval lukte dat erg goed. De vlooienmarkt vol vergane glorie en tristesse, verdwaald relikwie in deze digitale wereld. Met daar dan middenin de eeuwige zigeunerin als een cliché uit het verleden, die bij haar eerste voorspelling al meteen haar helderziendheid ontkracht.

Het levensverhaal van Django Reinhart was mij zeker al bekend. De zigeunerjongen die door het vuur gruwelijk wordt mismeesterd. Steevast wordt die tragedie gelinkt aan zijn unieke manier van gitaarspelen. Het soort Origin story dat een muzikant echt mythisch maakt, het ultieme bewijs van het principe What doesn’t kill you makes you stronger. Daar smullen we van. De schrijfster van dit korte verhaal geeft op een realistische manier weer hoe een gedachtestroom ons van een vlooienmarkt naar een zigeunerkamp, een oud café of een ziekenhuis kan voeren. Dat lees ik graag.

Op het einde maakt de schrijfster de onvergeeflijke fout een Leffe te bestellen op café, en nog een veel te dure ook, maar mijn hernieuwde interesse in Django Reinhart maakt alles goed. Ik ga hem nog eens opleggen."

Gerelateerd

Tip

Django

‘U heeft kinderen’, zegt de waarzegster in het Frans. Ik lunch op het terras van een restaurantje midden in de vlooienmarkt van Saint-Ouen, ze staat naast mijn tafel. Onder haar bontmantel, waarvan ze de weerbarstige pels in de plooi streelt alsof ze een levend dier aait, is een strook van haar groene rok zichtbaar. Haar donkergrijze haar, bijeengehouden door een haarspeld, bevat witte draden. Bij de vrouw hoort een jongetje van een jaar of vijf. Zijn hoofd komt net boven de tafel, zijn ogen spieden in mijn bord, over de kruimels en het servet naar mijn gezicht. Ik schud mijn hoofd. Hij kijkt weg. ‘Nee, ik heb geen kinderen’, zeg ik terwijl ik nog wat sla op mijn vork prik. De ogen van het jongetje volgen de sla tot die in mijn mond verdwijnt. ‘U zal er twee krijgen, zeker en vast’, zegt ze. Haar licht getaande gezicht is eerder getekend dan gerimpeld, in haar voorhoofd heeft de rust geen horizontale lijnen geërodeerd, daar is ze te gretig en geagiteerd voor. ‘Twee kinderen’ herhaalt ze, ‘een meisje en een jongen’. De keizersdroom, maar ik zie slaapgebrek voor mij, en duizend duplo-blokken uitgespreid over de vloer. Ik hark wat geraspte wortel bij elkaar. ‘U bent verliefd en dromerig’, gaat ze verder. Ik grinnik. Ze piert naar me, om te zien of haar woorden het gewenste effect hebben. Haar dikke wenkbrauwen vormen een front dat haar volgende inval verdedigt. ‘En u wordt 90 jaar’. Ze zet grote ogen op om me te overtuigen. Aan het tafeltje naast me begint een vrouw te lachen. Negentig worden en dan pijnloos wegdeemsteren tijdens de middagdut. Fransen gebruiken wel eens de uitdrukking ‘je suis programmé’, wanneer ze van iets overtuigd zijn. Nu deze vrouw mijn lange leven heeft voorspeld, ben ik geprogrammeerd om negentig jaar te worden. Zo zal het zijn tot ik er een andere ontmoet die mijn voortijdige dood voorspelt. De waarzegster vindt dat ze me genoeg perspectieven heeft geboden voor de luttele vijf euro die ik haar betaald heb. Ze laat de achterkant van haar mantel zien, er hangen wat pluizen in de pels. De buren die net nog naar het hobbelpaard en de juke-box keken, zodat hun oor in de goede richting stond om de profetieën te volgen, worden selectief doof als ze hen vraagt of ze hun toekomst mag voorspellen. Daar staat ze nog even, een vreemde paradijsvogel uit de tijd dat deze vlooienmarkt bestond uit voddenverkopers. Zigeuners, toen ze ‘tziganes’ heetten in plaats van ‘Roms’. Een van die tziganes was Django Reinhardt. Django de Sinti, Django de Belg, Django de Corsicaan, Django de Noord-Afrikaan, en uiteindelijk Django de Parisien. Maar bovenal, Django met de banjo, de gitaar en de viool. Tot zijn twintigste kon ie geen letter lezen. Bepaald niet makkelijk wanneer je na een woningbrand, enfin, een woonwagenbrand al twee jaar in het ziekenhuis ligt. Django. Je was achttien en je hele linkerkant lag aan flarden. Ze wilden je been amputeren, maar je weigerde. Je maakte je het meeste zorgen om je hand. Ze zeiden dat je geen gitaar meer zou kunnen spelen. Je broer moest je gitaar brengen en daar ging je als een bezetene tekeer in die koele ziekenhuiskamer. Wat dachten de andere patiënten? Waren ze je gepingel snel beu, te moe om die energie te verteren? Of waren ze blij dat ze die jonge gast weer zagen lachen, dat hij hen meevoerde naar de bals die hij geanimeerd had toen zijn snorharen nog ergens ver verstopt zaten. Het cafeetje waar je vroeger optrad, zit geprangd tussen de sjieke antiekmarkten en de barakken met sjofele matrassen. Een beetje zoals jouw leven. Je trad op, hier in dit cafeetje waar de toog meer plaats inneemt dan de rest, en in de grote zalen in het verre Amerika. Duke Ellington was een autoritaire ijdeltuit die zijn zus huisarrest oplegde. Dat vond je spijtig. Maar on stage waren menselijke gebreken bijzaak, jullie improviseerden erop los, broeders van de muziek. Toch bleef je het kleine broertje, de attractie die op het einde van het concert een meesterlijke improvisatie geeft, maar nooit echt bij de groep hoort. Ach, een manouche blijft nooit lang. De discipline van die Big Bands kon je toch al niet bekoren. Je miste het chaotische feest van de Puces de Saint-Ouen. Je was aan de nazi’s ontsnapt, ze vonden je te goed om je naar de kampen te brengen, aan de Amerikaanse muziekhandel zou je ook wel ontkomen. Je zag in Parijs een vreemde Vlaamse vogel, een kunstfluiter. Hij stond op een tafel in een café, de authentieke ambiance was net wat je nodig had na dat Amerikaans avontuur. Die jongen had talent. Je begeleidde zijn volkse deuntjes en je kreeg alweer gelijk: Bobbejaan Schoepen, de naam had je nooit goed kunnen uitspreken, werd een hit. Je vond je spitsbroeder terug, Stéphane Grappelli, en je glimlachte toen je dacht aan de tijd dat hij je leerde lezen, daar in het ziekenhuis. Je hield je gitaar vast alsof het een baby was die je suste, dicht bij je schouder, net niet te dicht bij je brandende sigaret. Het was goed zo, zo goed dat je op je veertigste de rust vond om te schilderen en te vissen, in een dorpje dat bij je romantiek paste. Samois-sur-Seine, waar het water de ster is. Het was toen je op de beet van een snoek wachtte, dat het gevaar je van binnenin overspoelde. Je was pas drieënveertig toen de hersenbloeding je klein kreeg. Vond je het spijtig dat je er geen negentig was geworden? In jouw stamcafé drink ik mijn dure Leffe leeg terwijl Tchavolo Schmitt jouw nummer speelt. Ik loop langs de marché Vernaison waar ik ooit een platendraaier kocht. Naast de specialisten in Oriëntaals antiek staan de matrassenverkopers. De vlooienmarkt heeft een eigen stadswal van sportschoenen en leren jekkers, het ene standje naast het andere. Net voor ik door die muur wil lopen, een ander universum in, zie ik de waarzegster voor me. Haar werkdag zit erop, ze zet er goed de pas in. Haar benige schouders doen haar bontjas op en neer gaan. Het kind sjokt achter haar aan. Hij stopt en steekt zijn hand uit naar een blinkende ceintuur. Dan ziet hij me, kijkt me aan met die riem in zijn hand. Krijgt hij ook die niet? De waarzegster draait zich om. Haar pels hangt open, perfect nonchalant. Ik ben van geen belang. Ze buigt zich naar het kind en schreeuwt: ‘Allez viens, Django!’

Pons
49 3

Gepubliceerd op

5 feb 2025