Tip van de week

08/01: ‘Omarming’ van Robijn Bodijn

Maarten Inghels debuteerde in 2008 met 'Tumult' in de Sandwich-reeks onder redactie van Gerrit Komrij en ontwikkelde zich sindsdien tot een originele dichter, schrijver en beeldend kunstenaar. In 2021 verscheen zijn zenuwslopende roman 'Het mirakel van België' (Das Mag), over zijn ervaringen met de grootste meesteroplichter ter wereld. Maarten Inghels is meervoudig winnaar van de Vincent Van Meenenprijs. Van 2016 tot 2018 was hij de Stadsdichter van Antwerpen. Hij is docent aan SchrijversAcademie


Maarten Inghels
tipt deze week 'Omarming’ van Robijn Bodijn.  

"Mijn oog valt meteen op de tekst van iemand die zich Robijn Bodijn noemt. Sommige teksten op het account zijn niet meer dan aforismen, een zeldzame ellenlange tekst wordt onbegrijpelijk, maar het gedicht ‘Omarming’ grijpt meteen mijn aandacht. Vooral door de cryptische openingsregel: “Wanneer gaan we eindelijk die muur schilderen Jotie ’t Hooft?’ De zin suggereert dat de twee dichters elkaar kenden. En over welke muur heeft de dichter Bodijn het? De beroemde zwarte slaapkamermuur van Jotie ’t Hooft? Schitterende openingszet dus. 

De tweede regel werpt meteen nieuwe mysteries, deze keer door de prachtige neologismen ‘tonggebrek’ en ‘drangader’. De dichter lijkt zich niets aan te trekken van zijn publiek of de verstaanbaarheid van zijn teksten. Ik begrijp geen jota van ‘de leegstand van een tonggebrek die klieft door mijn drangader.’ Ik zou niet verder lezen, ware het niet dat het begin van de zin me charmeert: ‘Ik ben in 2000 achtergebleven’. Dit is iemand die zich niet thuis voelt in de huidige digitale tijd, toch?

De derde regel luidt: ‘In de jaren zeventig had men al lang beslist dat het zo niet verder kon’. Heerlijke zin. De dichter gaat daar enkele regels verder op in met een filosofische overpeinzing. Ik twijfel nog of het superieure gedachten zijn of onbegrijpelijke quatsch. Ik gun de dichter het voordeel van de twijfel. De voorlaatste regel klinkt grammaticaal fout: ‘want sensitief zijn wij behoren’ (zijn wij gaan behoren?). Het slot is al even raadselachtig als de rest van het gedicht maar zet me wel aan het denken: ‘een andere tijd waar we alles kunnen zien en horen wat we kunnen.’

Ik wil meer van deze dichter lezen!"

 

copy foto: Joris Casaer