Tip van de week

5/2: 'Restformule grijs' van hersenspinsel

Leen De Laere is historica en docente. Ze schreef onder meer het boek bij de tv-reeks 'In Vlaamse Velden', een jeugdboek over WOI (Oorlogspost) en Antwerpen-New York, een historisch verhaal voor laaggeletterden (Wablieft-reeks). Ze geeft vanaf 12 februari de cursus 'Historische fictie'. 


Leen De Laere
tipt deze week 'Restformule grijs' van hersenspinsel

" ‘Restformule grijs’ is een emotioneel relaas over verlies, dat authentiek overkomt. De ik-persoon, Tom, zit aan het ziekbed van zijn vrouw Marie, die hem niet meer herkent. Daarna maakt de auteur een sprong in de tijd en verhaalt wat er kort voor hun huwelijk gebeurde met Marie en welke gevolgen dat had. Hij maakt de cirkel van het verhaal dan rond door opnieuw over de recente gebeurtenissen te schrijven.

In al zijn eenvoud is het een aangrijpend stukje tekst, dat volgens mij nog aan kracht zou winnen door het wat gedateerde taalgebruik te zuiveren. Schrijven is schrappen! Een zin als ‘Als een zwarte wolk die al jaren in een klein hoekje van een heldere hemel zweeft, ineens beslist als een donderwolk neer te dalen’ haal je beter weg. Gebruik ook niet te veel adjectieven en wees zuinig met beeldspraak.

Enkele zinnetjes komen wat eigenaardig over, bijvoorbeeld: ‘Ik kijk naar beneden en
zie dat zelfs mijn bloes grijs is’. Moet hij echt ‘naar beneden kijken’ om te weten wat de kleur is van het kledingstuk dat hij draagt? Het zijn in mijn ogen kleine schoonheidsfoutjes, want de auteur slaagt er echt in om ons te laten meevoelen met zijn verdriet zonder alles expliciet te benoemen of uit te leggen. Ook het open einde komt indringend over.

Tot slot nog een bedenking over de titel: bedoelt de auteur misschien ‘restwaarde’?" 

Gerelateerd

Tip

Restformule grijs

Restformule grijs. Grijze muren en een grijze lucht. Ik kijk naar beneden en zie dat zelfs mijn bloes grijs is. Ik zucht bij de gedachte dat alles een afspiegeling lijkt van mijn stemming. Langzaam maar zeker verdwijnt alle kleur in mijn leven. Elke dag slipt ze verder weg, elke dag wordt mijn wereld donkerder. Wanneer ze eindelijk haar ogen opnieuw opent, mist elk spoor van herkenning in haar blik. Haar grote bruine reeënogen staren mij leeg aan. Een fractie van een seconde later maakt de verdwaasdheid plaats voor paniek. “Waar ben ik? Ken ik u? Breng me onmiddellijk naar huis!” Ze probeert uit haar bed te kruipen, maar haar fragiele uitgeputte lichaam doet geen dienst meer en de tranen van frustratie rollen over haar rood aangelopen wangen. Elke keer opnieuw voel ik mijn hart in miljarden stukken breken. Zij, de vrouw van mijn leven, de moeder van mijn kinderen, die als een in de val gelokt wild dier in haar ziekenbed vol verwarring ligt te spartelen om te vluchten. Met tranen in mijn ogen duw ik op de bel om begeleiding te roepen. “Binnen een maand gaan we trouwen!”. Mijn schoonouders maken haast een sprongetje van geluk, hun geliefde dochter heeft in mij een warme, betrouwbare man gevonden. We huren de zaal, treffen praktische voorbereidingen en de schoonmoeder maakt een prachtig handgemaakt kanten trouwkleed met dito sluier. Dat Marie er prachtig zal uitzien, dat staat vast. Mijn hart loopt over van geluk. Loeiende sirenes, de zwaailichten van de ambulance reflecteren in het natte wegoppervlak. Mijn ruitenwissers maken tevergeefs overuren. De tranen in mijn ogen belemmeren alle zicht. Ik probeer mij te concentreren op de nummerplaat van de ambulance. In mijn geheugen vormt zich een zwart gat. “Kom op Tom, je bent nog zo jong. Je gaat toch niet heel uw leven toewijden aan de verzorging van één vrouw terwijl alle wegen nog open liggen?”. Ik zit naast het ziekenhuisbed met mijn vingers geklemd rond haar goede hand. Een zijden draadje, dat was het. Een zijden draadje dat beslist heeft om mijn grote liefde nièt bij me weg te halen. Dat zij nu fysiek beperkt is, maakt niet uit. Geen haar op mijn vroegtijdig kalende hoofd dat eraan denkt haar in de steek te laten. Jaren -en een zoon en een dochter- later, prijs ik mijzelf de gelukkigste man op aarde.  De revalidatie was bijzonder pijnlijk geweest. Als een klein kind moest ze opnieuw leren stappen, eten en spreken. Maar Marie is niet zomaar een vrouw. Samen op reis naar Oostenrijk, wandeltochtjes in de bergen, ravotten met de kinderen, zelfs autorijden met een aangepast voertuig. Niets lijkt te veel voor haar. Er is niemand in de omgeving die geen bewondering voor haar uit. “een vechterke, een staalharde vrouw”… de adjectieven vliegen in het rond. Marie was gezegend met een weelderige bos kastanjebruine krullen. Ik vond het zalig om te zien hoe de wind in haar haren speelde wanneer ze voorop fietste tijdens onze wekelijkse tochtjes. Op onze trouwdag maakten de krullen plaats voor een kortgeschoren kapsel, een overblijfsel aan de operatie. Maar toen ze als een bosnimf van de trappen van haar ouderlijk huis afdaalde, hield iedereen zijn adem in. Ziekte noch uitputting kan raken aan haar schitterende schoonheid. Zelfs nu, met haar doorschijnend witte huid doorlopen van de paarse aders en haar hoofd vol met kale plekken , blijft ze het mooiste wezen dat ik ooit zag. Voor haar kinderen deed ze alles. Met zeeën van geduld tijdens hun puberteit, stond ze altijd klaar met wijze raad. Het huishouden deed ze met één hand. Een soep koken waarvoor je doorgaans een kwartier snijwerk moet tellen, moest zij anderhalf uur zwoegen. Maar klagen? Nee, dat stond niet in haar woordenboek. Mijn bewondering voor haar groeide met de dag. Dan is er het ultieme noodlot. Als een zwarte wolk die al jaren in een klein hoekje van een heldere hemel zweeft, ineens beslist als een donderwolk neer te dalen. Een schijnbaar doodgewone dinsdagavond. De kinderen komen samen met hun gezin eten. Wanneer iedereen vertrokken is en onze kleinzoon naar goede gewoonte ligt te ronken op de oude slaapkamer van onze zoon, beginnen wij samen af te ruimen. Ik sorteer de borden in het afwasmachine en roep naar haar om te vragen of ze de tv kan opzetten om naar het journaal te kunnen luisteren. De begrotingsonderhandelingen zijn immers bezig en ik zou toch wel eens willen weten waar ze al dat geld gaan halen. Geen reactie. Een paar seconden later is het nog steeds muisstil. Ik sluit het afwasmachine. Op mijn hoede wandel ik naar de living. Achter het telefoonkastje zie ik haar liggen. De hond zit naast haar, met een bange blik in zijn ogen. “Gelukkig, ik zie toch al geen bloed”, denk ik nog. Als in automatische stand bel ik de ambulance en ga ik naast haar zitten terwijl ik over haar hoofd streel en haar hand stevig vasthoud. De ambulanciers komen binnengestormd, leggen haar op een bed en trekken onze handen bruusk uit elkaar. Ik blijf verweesd achter. Haar geheugen was grotendeels weg. Al onze gedeelde herinneringen als krijt in de regen weggespoeld. En toen was er alleen nog mist.  

Rosalia
122 0

Gepubliceerd op

5 feb. 2020