Tip van de week

'Het interview' door Fien

Katrijn Van Bouwel is schrijver, improvisatie-actrice en columnist (Knack Weekend, Charlie, Radio 1). Ze debuteerde bij Prometheus met De muze en het Meisje (2016). Het boek belandde in de 'boekenverkoop top tien', Humo's Pop Poll en won de Hebban publieksprijs voor beste debuut. De zintuigelijke roman is een onvergankelijke ode aan het menselijk lichaam, aan de liefde en aan de eeuwigheid, en een pleister voor de roestige kwetsuren van het leven. Op 9 november geeft Katrijn op de Boekenbeurs de lezing: Debuteren. Hoe doe je dat? 

Katrijn Van Bouwel tipt 'Het interview' van Fien

In ’Het interview’ klikklakken we mee door de gang van een jonge vrouw, op rode stilleto’s. De auteur kiest haar woorden zorgvuldig, waardoor we op de huid van het hoofdpersonage gekleefd zitten, haar ademhaling en duizelingen voelen. Hoewel we amper de antwoorden meekrijgen die op de vragen moeten volgen, horen, zien en vooral voélen we het effect van het onuitgesproken weerwoord in het lijf en hoofd van Sherine. Je voelt haar zelfvertrouwen afbrokkelen, en de wanhoop wordt ijzersterk beschreven ‘Nu wou ze dat ze de vragen op zijn minst een tweede keer kon horen, in welke taal dan ook’. Het effect van een verhaal in de derde persoon (ze-perspectief), gecombineerd met een intiem binnenkijken dat overtuigend weergegeven wordt, mist zijn doel niet.

Het énige minpuntje vond ik het moment waarop je de schrijver voelt, in plaats van het hoofdpersonage en haar blik. Wanneer ze het bureau e beschrijft als ‘een grijs-groen bureau dat zijn gloriejaren vermoedelijk omstreekt de jaren ’70 had gekend’, word ik even uit het verhaal getrokken - of moet ik me inbeelden dat de Syrische vluchtelinge een enorme architecturale kennis heet van kantoormeubilair doorheen de eeuwen in de lage landen.

Het is een sterke scene, die enorm doet verlangen naar meer: meer uit het ‘nu’ van Sherine, meer uit haar vroeger, maar vooral meer uit haar later. Het is weinig schrijvers gegeven bij de lezer in slechts enkele alinea’s een enorm mededogen voor een personage te creëren. Maar nog, voor mij is deze vrouw iemand die écht is. Het zelfverzekerde, kittig ding, dat nu tot een schim van zichzelf gereduceerd is, belast door wat gebeurde en de angst voor wat kan gebeuren. Ik hoop oprecht dat dit een stuk is uit een groter verhaal, want ik wil Sherine graag beter leren kennen. Maar het liefste wil ik, dat alles goed met haar gaat.

foto: Carmen de Vos

Gerelateerd

Tip

Het interview

Zij mocht als eerste naar binnen, een ongewone toegeving op vaders trots en moeders bemoeizuchtigheid. Of ze blij moest zijn met die plotse aanvaarding van haar meerderjarigheid wist ze niet. Ze probeerde een vaste tred aan te houden terwijl ze door de gang liep. De naaldhakken waarop ze zich voortbewoog maakten het er niet bepaald gemakkelijk op. Had ze toch voor die zwarte bottines moeten kiezen? Nee, die hadden iets militairs, dat kon een verkeerde indruk wekken. Hakken waren de juiste keuze geweest. Toen het tweedehandswinkeltje van het opvangcentrum het rode paar etaleerde, had ze zich de schoenen zonder aarzelen toegeëigend. Ze hadden haar doen denken aan een paar dat ze een blanke vrouw had zien dragen op een filmposter vlakbij het centrum. De assistent die haar begeleidde had breed gegrijnsd toen hij haar ernaar zag staren. In het rode schoeisel zag ze de bevestiging van haar integratie, van de mogelijke rol die ze zou kunnen opnemen in deze samenleving.   Klikklak, klikklak, klikklak.   De geur van oud gebouw had zich vermengd met die van het okselzweet van haar voorganger. Aan de andere kant van een grijsgroen bureau dat zijn gloriedagen vermoedelijk omstreeks de jaren zeventig had gekend, nam de dossierbehandelaar plaats. Rechts van hem zat een vrouw die vriendelijk glimlachte. Zij droeg geen hakken. Had ze zelf toch ook niet voor onopvallender schoeisel moeten gaan? De idee dat die rode stiletto’s haar zouden neerzetten als een te zelfzeker, ja zelfs obsceen schepsel, deed haar opeens toch in angstzweet uitbreken. In haar zomerjurk, daar op die plastieken stoel tegenover haar blauw  gekostumeerde ondervrager, voelde ze zich een overdaad aan kwetsbaar, zwetend vlees: te veel been, te veel borst, te veel voet gemurwd in felrode schoen.    “Wat is uw naam, juffrouw?”   Zei hij nu iets?    “Uw naam, alstublieft.” zei de man opnieuw, het eenlettergrepige substantief overdreven articulerend.   Sherine schrok op.   “Sherine Abd el-Tawfiq Habbal”   “Nationaliteit?”   “Van Syrië, meneer.”    “Waar in Syrië woonden jij en je familie precies?”   “In Damascus, meneer, de hoofdstad van mijn land.”   “In Damascus? En wat denkt u dat er zal gebeuren als u zou moeten terugkeren naar uw thuisstad?”   Een druppel zweet gleed nu uit haar knieholte langs haar kuit naar beneden. Haar keel voelde droog aan. De man in het pak scheen niet te zweten. Hij leek wel een sprekend uniform, standvastig en kalm. Sherine sloeg haar klamme armen over elkaar.     De man herhaalde de vraag    “Ik weet het niet, meneer. Elke dag hoorden wij bommen in de buurt. Wij zouden in gevaar zijn, meneer.”   “Vertel me eens hoe jullie naar België zijn gekomen, Sherine.”   “Mijn ouders, mijn broer en ik namen samen de bus naar Beiroet. Beiroet is in Libanon, niet ver van onze stad. Daar namen wij de bus naar Turkije. We kwamen in een dorp, het was aan zee. Daar moesten we een kleine boot op. Mijn broer wou niet...” Haar stem stokte.   “Hebben jullie nog enig bewijs van die busritten, een ticket bijvoorbeeld?”   “Nee, meneer. De bus in Syrië heeft geen tickets. Mijn vader betaalde gewoon bij de chauffeur vooraan toen wij opstapten.”   “Ok, dus jullie namen die boot?”   Ze knikte kort. Haar oren suisden, iets wat de laatste tijd wel vaker gebeurde. In een poging zich erover te zetten focuste ze haar blik op een schroeivlek in de balatum vloerbedekking.   “Naar de Griekse eilanden, neem ik aan?”   “Naar Kos, meneer.”   Het ruisen zwol aan. Ze werd misselijk bij het vooruitzicht op de rest van het verhaal.   “En wat gebeurde er daar?”   “Daar stierf mijn broer meneer.”   “Wat was de naam van je broer?”   “…” Ze slikte moeizaam.   “Hoe lang bleven jullie in Kos?”   “Een  maand, misschien twee. Ik weet het niet goed, ik had koorts.”   “En daarna?”   “We namen een boot, een grotere deze keer, opnieuw was het donker. Ik was bang, meneer. We waren met veel. We waren met heel veel en we reisden naar Athene. Daar ontmoette mijn vader Jamaal. Hij kende veel mensen. Hij heeft ons geholpen.”   Het suizen was intussen zo luid geworden dat ze moeite had om de dossierbehandelaar te horen. Ze had erop aangestuurd dat een tolk niet nodig was om te tonen dat haar Nederlands al een behoorlijk niveau had bereikt. Nu wou ze dat ze de vragen op zijn minst een tweede keer had kunnen horen, in welke taal dan ook.   “En daarvoor vroeg hij geld in de plaats neem ik aan?”   “Mijn moeder betaalde, meneer. Hij was een goede man.”   “En waar bracht hij jullie?”   “...”    “Jullie kwamen niet in een keer naar België, neem ik aan? Via welke landen zijn jullie gereisd?”   Zwarte cirkels dansten voor haar ogen terwijl er in haar hersenen nerveus naar de schakels voor haar spraak werd gezocht. Alle bloed dat daarvoor nodig was liet haar gezicht bleek en bezweet achter.   “Mijn broer is in Griekenland.”   “Sherine, kan je me vertellen via welke landen jullie zijn gevlucht?”   “Nee, meneer.”   Haar bewustzijn capituleerde en het plakkerige, zwetende lijf dat haar net nog zo in de weg had gezeten zeeg neer bij de schroeiplek op de grijsgroene vloer.

Fien
25 1

Gepubliceerd op

31 okt 2018