Tip van de week

'Hinderlaag' door Wim Vandeleene

Johan Sebastiaan Stuer is een chronisch depressieve levensgenieter die dezer dagen een piepklein beetje bekendheid geniet vanwege zijn huisdichterschap bij Humo. Johans debuutbundel, 100 Vet Vrolijke Verzen’, verscheen vorig jaar bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts. 

Johan tipt deze week ‘Hinderlaagvan Wim Vandeleene.

"Een man, ongewassen en slaapdronken, wordt ’s ochtends geconfronteerd met een bikkelharde werkelijkheid. Zijn bloedeigen zoon verklaart hem doodleuk de oorlog. Nu heb ik persoonlijk geen kinderen, maar veel rampzaliger kan een dag volgens mij niet beginnen.   

Wat er zich in de huiselijke loopgraven zoal afspeelt tussen vader en zoon, moet de lezer zelf maar ontdekken. Ikzelf kan alleen maar zeggen dat ik diep geschokt was door de gewelddadige wreedheid van de jonge agressor, die geen enkel mededogen toont voor de man die hem het leven schonk.

De verteller, wiens vaderliefde blijkbaar onvoorwaardelijk is, schrijft het allemaal op in laconieke, bijna Vonnegutiaanse volzinnen. Op de één of andere manier weet hij dat monsterlijke gebroed van hem toch nog enige menselijkheid mee te geven.

Een ontwapenend verhaal."

Gerelateerd

Tip

hinderlaag

Net ontwaakt en nog niet gewassen sta ik in mijn onderhemd in de kamer, waar mijn zoon me de oorlog verklaart. Hij verbergt zich achter de sofa, de positie van een scherpschutter. Alsof hij een foto neemt houdt hij me in het vizier, met één oog hard dichtgeknepen, het andere alert. Zijn doelwit wordt de achtergrond van mijn portret.  In zijn schutkleuren wacht hij op mijn misstap. Hij zegt: “Ik ben onzichtbaar”.   Ik knijp mijn ogen dicht en frons, alsof ik op slag blind werd. In het rond  tastend loop ik een stoel omver. “Schiet me maar neer als je durft.” zegt hij met de moed van Atillah de Hun.  Ik stap in de richting van de sofa. “Zolang je onzichtbaar bent zal je winnen.” zeg ik. Op mijn hoede kam ik de kamer uit. Als ik zijn eerste schot hoor kruip ik onder de tafel waar ik heel lang wacht tot zijn geduld op is.   ‘Je moet wel vechten, papa’ zucht hij. ‘Moet dat?’ vraag ik.   ’We wachten op elkaar vanuit een hinderlaag.  Dan kruip ik van onder de tafel en maak me groot.  ‘Ik zit in een tank en straks ga ik over de sofa rijden.’ zeg ik. Mijn zoon blijft onverstoorbaar op mij mikken. ‘Geef je over’ zegt hij. ‘Anders moet ik je doden.’    ‘Heb je nog rantsoen genoeg voor vandaag?’ vraag ik en ik zet drie, vier stappen in zijn richting, doe een poging om het geluid van rupsbanden na te bootsen. ‘Je krijgt nog één kans’ zegt hij. Net voor hij het tweede schot lost doe ik mijn wit onderhemd uit, steek het in de lucht doe een knieval en toon mijn ontwapende handen.

Wim V
55 3

Gepubliceerd op

9 jan. 2019