Bart Snel

Gebruikersnaam Bart Snel

Teksten

Overspel

—“Merel? Wat? Merel, dat meen je niet! Dit kun je me toch niet aandoen?”—“Uh... Johan, hallo. Ik bedoel... ben je nu al thuis? Je had toch die eh—“ —“Nee, die ging niet door. Alex is ziek. Maar verdomme, Merel!”—“Ziek? Wat heeft-ie dan?”—"Wat heeft ie dan? Jezus, Merel! Ik tref je met een andere vent in bed en jij informeert naar Alex?"—"Ja, er schijnt een heel vervelend virus rond te gaan en ik dacht als Alex—“ —"Wat? Je maakte je zorgen dat ik het ook zou hebben?"—"Ja, nou ja. En dan ik ook... en dan misschien ook eh... Wouter... Wouter, Johan. Johan, Wouter."—"Je bent niet wijs, mens! Ga je me nou heel beleefd voorstellen aan die naakte ploert in mijn bed?"—"Johan, ik snap dat je een beetje overstuur bent, maar Wouter hier is geen ploert. Wouter heeft vanmorgen, voordat we… nou ja ‘dit’, wel mooi even onze router helemaal opnieuw geïnstalleerd. Dankzij Wouter hebben we weer internet, Johan”—“Internet? Internet?? Merel, snap je dan écht niet wat dit betekent?”—“Johan, doe even rustig. Je maakt me bang. Ja, ik weet wat dit betekent. Wat wil je dat ik zeg? Dat het niet is wat het lijkt? Het is precies wat het lijkt, Johan, en daar kunnen we heel dramatisch over doen en we kunnen gaan schreeuwen en met dingen gooien, maar zulke mensen zijn wij niet, Johan. En bovendien verandert het daar niet mee. Dus laten we ons als volwassen, goed opgevoede en bovengemiddeld hoog opgeleide mensen gedragen en kijken hoe we vanaf hier verder gaan, OK?… Johan, OK?—“OK, je hebt misschien wel gelijk.”—“Goed zo, dat is beter. Doe nou eerst je jas uit — Wouter, doe jij je broek aan — en zet even koffie of zo, dan kunnen we straks, beneden, rustig bespreken hoe we vanaf hier verder gaan.”—“OK… Wouter, suiker en melk?”—“Johan, ik denk dat het beter is als Wouter naar huis gaat. Wouter, ik denk dat het beter is als wij elkaar even niet meer zien. Volgende week misschien weer, goed?”—“Merel, hebben we echt weer internet?”

Bart Snel
0 0

Volgens plan

Als alles volgens plan gaat, loopt de moordenaar zo dadelijk rustig de trap af, opent de deur van de hal van het appartementencomplex en stapt de koele schemermorgen in. Hij zal in zichzelf gekeerd lijken, maar let bij het oversteken wel op het verkeer. Hij valt niet op in zijn zwarte tenue. Hier in Shanghai zijn veel mensen in zichzelf gekeerd en velen dragen zwart. De bloedresten op het mes dat hij bij zich draagt zal DNA bevatten, maar dat kan zowel naar hem als naar het slachtoffer wijzen. Het zal daarna nog even duren voor het lijk wordt gevonden. In een stad met zo veel mensen wordt niet iedereen gelijk gemist. Nadat de stank de buren te veel is geworden, zal er een onderzoek worden gestart en dat zal al snel vast komen te zitten. De stoffelijke resten behoren immers toe aan iemand die nog leeft.Mijn naam is Shi Bin Rui, en wel hierom. Ik ben de derde zoon van een eeneiige tweeling. Dat is mij tenminste altijd verteld, maar hetzelfde werd mijn broers voorgehouden. Onze ouders konden ons vanaf het begin niet uit elkaar houden. Ze hebben ons alle drie gehouden. Dat is bijzonder, en ze namen daarbij een groot risico. We mochten ons uiteraard nooit tegelijk in het openbaar vertonen. In een land waar ouders niet meer dan twee kinderen mogen hebben, zijn drielingen niet populair.Ik denk dat wij instinctief altijd hebben geweten wie de laatste was en dus geen recht op leven had. Nu doet het er niet meer toe. De verdeling van de erfenis zal rechtmatig verlopen. Er wordt aangebeld. Voor de deur staat mijn broer. Precies op tijd.

Bart Snel
0 0

Zondagmorgen, Buitenveldert

—“Goedemorgen meneer”
 —“Uh… goedemorgen. Wat kan ik voor u eh..?” 
—“Bent u bekend met het werk van de Kerk van Johannes de Koper?”
 —“Oh, Jehova’s. Sorry, ik ben niet geïnteresseerd. Goede—”
 —“Nee, geen Jehova’s meneer, alhoewel we die ook vertegenwoordigen. Nee, wij zijn veel meer dan dat.”
 —“Ja, maar weet u, ik heb niks met het geloof, dus eh… laat maar.”
 —“U hoeft niet gelovig te zijn, meneer, dat is het mooie. Ik ben hier niet om u te bekeren, ik kom u twaalfhonderd euro lichter maken.” 
—“WAT! U bent niet goed wijs!” 
—“Ja, nu heb ik uw aandacht hè? Alles draait om geld meneer, en zeker bij de Kerk van Johannes de Koper. En daarom mag ik u — alleen vandaag — een uniek aanbod doen. Mag ik u vragen meneer, wat gebeurt er als u doodgaat?”
 —“Eh… niets?” 
—“Precies. En is dat niet erg weinig? En wat betaalt u daarvoor? Alles bij elkaar? Kist, koffie, cake, en zo?”
 —“Tja, dat zou ik zo niet kunnen zeggen, maar—“
 —“Wat het ook is, het is teveel, meneer, u krijgt er immers niets voor terug, toch? De Kerk van Johannes de Koper biedt u éénmalig een leven na de dood, op maat! En dat voor maar twaalfhonderd euro.”
 —“Twaalfhonderd euro is wel heel veel geld!”
 —“Het is veel geld, maar daar krijgt u dan ook wel héél veel voor terug.”
 —“Hmmm, zoals?” 
—“Onze belangrijkste toegevoegde waarde is natuurlijk een gegarandeerde plaatsing in het hiernamaals van uw keuze, ongeacht uw zonden.”
 —“O?”
 —“Ja, de Kerk van Johannes de Koper is erkend door, en werkt samen met alle grote wereldreligies.”
 —“Oh, oké, en verder?” 
—“Afhankelijk van uw basis-levensovertuiging hebben we allerlei leuke extra's. Voor boeddhisten hebben we bijvoorbeeld een volautomatische wasstraat voor bevlekte karma’s. Neigt u naar het katholieke, dan kunt u deelnemen aan gratis weekendtrips naar weeshuizen, waar alles onder de pet blijft. Bent u joods dan kunnen we u een mooie korting aanbieden op reizen naar Jeruzalem inclusief klaagmuur én gratis rechtshulp bij elke aangifte die u doet wegens antisemitisme van mensen die een ander mening hebben dan u. Voor hindoe—“
 —“Ik ben van huis uit gereformeerd.”
 —“Ach, dat is sneu.”
 —“Niets?”
 —“Nee, onze organisatie heeft nog niets kunnen bedenken waar we gereformeerden blij mee kunnen maken. Ja, vrede op aarde, maar dat druist tegen alle andere godsdiensten in, dus dat hebben we er niet doorgekregen.”
 —“Jammer.”
 —“Wat ik wel voor u kan regelen is dat u, eenmaal de pijp uit, wordt geregistreerd als moslim. U hoeft er zelf helemaal niets voor te doen, maar u krijgt dan als het zover is, dezelfde extra's als de meest fanatieke jihadist.”
 —“U bedoelt… Ja? Meent u dat?”
 —“Geen probleem. U bent dan wel ietsje duurder uit, totaal tweeduizend euro, maar als u die nu niet heeft kunt u gebruik maken van onze aantrekkelijke financieringsregeling; twaalf maandelijkse termijnen van tweehonderd euro, met een contante aanbetaling van driehonderd.”
 —“Nou, dat lijkt me wel wat. Toch? Ik bedoel, maagden en alles? Niet?”
 —“Een uitstekende keuze, meneer! Ik raad u wel aan iets meer op uw gezondheid te letten, zodat u nog enigszins fit bent als u dood gaat. Dan heeft u er nog veel meer plezier van.”
 —“O, ja, da’s wel een goeie —“
 —“En ik moet u waarschuwen, als u ten tijde van uw overlijden een betalingsachterstand heeft, komt u uiteraard in de hel.”
 —“Ja, nee, dat snap ik. Dat is niet meer dan redelijk. Ik voel er wel wat voor hoor. Wacht, ik zal even mijn portemonnee pakken voor die aanbetaling. Hè, ik heb er echt zin in. Momentje hoor.”

Bart Snel
0 0

Countdown

Mijn einde is aanstaande. Binnen nu en pakweg twee minuten ben ik er geweest; dood. Vergeten misschien nog niet, maar dat zal snel volgen. 
Kijk ik ernaar uit? Nee. 
Is het eerlijk? Nee. 
 Maak ik me er druk om? 
 Nee.   Ik ben de protagonist in dit verhaal, en als je dat eenmaal doorhebt, weet je dat je je hebt te schikken naar de grillen van je schepper; wat in de meeste gevallen een schrijver is. Niet de meest stabiele types. Hoe dan ook: je weet waar je aan begint. Ik zou u graag willen vertellen over mijn leven. Hoe ik zonder vader, met een illegale, aan cocaïne verslaafde Cubaanse moeder opgroeide in de sloppenwijken van Miami. Hoe ik met een 'voetbalbeurs' op de universiteit van Florida terecht kwam. Geen Ivy League, maar toch; ik kwam in kringen die anders onbereikbaar waren. Ik studeerde geschiedenis en politicologie, liep stage in brandhaarden als Libanon en Pakistan. Ben gegijzeld geweest, met de dood bedreigd en erger.   Ik werd diplomaat in Jerusalem, ontmoette een prachtige joodse vrouw, we trouwden, kregen kinderen, Benjamin Fidel en Rachel Rosalita; Benji en Rosa. Ik zou u graag over hen vertellen, maar er is geen tijd. Niet mijn schuld. Shoot the messenger.   Ik was speciaal adviseur van de president, tot hij besloot dat mijn moraal niet de zijne was. Ik schreef boeken over diplomatiek leiderschap, zogenaamde *New York Times bestsellers*, maar bespaar u de moeite, u zult ze niet vinden bij Amazon; het was fictie, net als ik. Hoewel wat ik schreef over Bush sr. wel degelijk waar was.   Het is uw gemis, dat ik u er niet meer over kan vertellen. Ik zit er niet mee. Echt niet. Eén tip nog, voor lotgenoten. Er ís leven in dit leven. Tussen de regels. Neem er de tijd voor.

Bart Snel
0 0
Tip

In de tuin

—“Aad! Joehoe, Aad!”—“Hier!” —“O, je zit in de schaduw.”—“Ja, het is lekker koel hier. Waar kom jij vandaan?”—“Ik ben een stukje gaan lopen. Gewoon een beetje de omgeving verkennen. Het is mooi hier, hè?”—“Ja, heel mooi. Ben je naar de rivier geweest?”—“De wat?”—“Het water.”—“Ja, ik heb eerst een heel eind langs de oever gelopen, en ik kwam bij een plek waar het water opeens een eind naar beneden viel”—“Een waterval.”—“Heet dat zo?”—“Nu wel.”—“O, oké. Anyway daar kon ik dus over het water lopen. Ja, over stenen die in het water lagen hoor, haha, nee, stel je voor!”—“Nog mensen gezien?”—“Laat me nou even vertellen.”—“Jij hebt altijd zoveel woorden nodig.”—“Nee, ik heb geen mensen gezien. Volgens mij zijn we echt alleen hier. Wel veel van die eh…, die zo zonder benen over de grond kronkelen?”—“Slangen?”—“Precies, slangen. “—“Zeiden ze nog iets?”—“Nee, deze keer niet. En wat heb jij eigenlijk allemaal gedaan?”—“Niet veel. Woordspelletjes. Een beetje in het gras gelegen.”—“Hoe hou je het uit? Ik zou sterven van verveling!”—“Ik geniet juist zo van die rust.”—“Aad, weet je wat ik zou willen?”—“Ja, dat weet ik, Eef, daar hebben we het al over gehad, maar je weet dat dat niet mag. Daar was hij echt heel duidelijk over.”—“Ja, maar ik zat te denken. Als ik er nou een lekkere taart van bak, denk je dat het dan wel mag?”

Bart Snel
20 1

Kind met duif

[Niño con una paloma (1901) — Pablo Picasso] „Hallo? Wie hebben we hier? Dag jongedame, hoe heet jij?” „Blanca, mevrouw.” Het meisje keek verlegen naar de grond. Ze had een bal onder haar arm geklemd en in haar kleine knuistjes hield ze heel voorzichtig een witte duif vast. De vogel leek het niet erg te vinden. “En kan ik iets voor je doen?” “Ik kom deze duif terugbrengen, mevrouw.” “Ik ben Anna, de meid. Je hoeft mij geen mevrouw te noemen. Is het er eentje van de burgemeester?” “Ja mevrouw… Anna. Hij heeft een ringetje, kijk… en daar staat een nummer in. Mijnheer Delgado van de overkant heeft ook duiven en die heeft ook een heel dik boek waar alle nummers in staan en hij zei dat daarin stond dat-ie van de burgemeester was.” “Nou, dan zal ik onze burgervader maar even waarschuwen.” Anna wilde zich al omdraaien.” “Kan ik hem niet aan u geven?” “O nee, ik raak die griezels niet aan!” Om haar standpunt kracht bij te zetten hield ze haar handen wapperend naast haar hoofd en trok ze een vies gezicht. Blanca moest haast lachen om deze rare vrouw. “Kom maar binnen. Hier, ga hier maar even zitten, dan zal ik de burgemeester laten weten dat je er bent. Bianca, zei je?” “Blanca, mevr— Anna.” Terwijl Anna het huis verder inliep, ging Blanca zitten op het krukje dat haar was aangewezen en keek vol bewondering de enorme keuken rond. Ze vroeg zich af of de oven groot genoeg was om in te wonen. Erboven hingen meer pannen dan haar moeder waarschijnlijk in een jaar zou gebruiken. Ze voelde haar arm moe worden door het klemmen van de bal en ze keek of ze die ergens voorzichtig neer kon leggen, toen Anna alweer terugkwam. “De burgemeester heeft het heel druk maar hij wil je even ontvangen, kom maar.” Ze volgde de huishoudster de keuken uit naar de grote hal. De donkere lambrisering gaf de ruimte iets plechtigs wat ze goed vond passen bij iemand die zo belangrijk was als de burgemeester. In de hoek stond een glimmend harnas dat heel echt leek. Met een zwaard. Anna wees naar een deur die op een kier stond, draaide zich om en ging terug naar de keuken. Blanca durfde niet zomaar binnen te lopen maar ze had geen hand vrij om te kloppen en dus schopte ze met haar voet heel zachtjes tegen de deur. Toen ze geen reactie hoorde, schopte ze iets harder. “JA!” bulderde het. Van schrik deed ze de deur verder open maar vergat de bal. Het vrolijke gestuiter van het plastic op het statige marmer leek oorverdovend en eindeloos. Het was alsof het geluid het hele huis door galmde. Het liefst was ze omgedraaid en hard naar huis gehold. „Hallo, hier ben ik.” Ze overwon haar angst en deed een paar pasjes naar voren. „Ja, kom maar verder. Kom, kom, ik bijt niet.” Blanca schuifelde voetje voor voetje de grote studeerkamer in, haar ogen op de grond gericht. Achterin het vertrek, achter een groot houten bureau, zag ze het silhouet van de burgemeester. Doordat het licht van achter het bureau door een hoog schuifraam naar binnen viel, kon ze niet zien of hij boos was. Ze dacht niet dat de burgemeester vaak werd gestoord door stuiterende ballen. „Zo zo. Kijk aan. Wat hebben we hier. Hoe heet jij?” „Blanca”, klonk het zachtjes, nog niet eens fluisterend. „Kun je iets harder praten, kind, zo kan ik je niet verstaan.” „Blanca, mijnheer,” nu iets luider. “Wat heb je een mooie strik aan je jurk, Blanca.” Blanca keek op, verrast door deze vriendelijke woorden. “Dank u wel, mijnheer. Heeft mijn moeder—“ “Anna zegt dat je een duif komt brengen?” “Ja dat klopt, mijnheer. Mijnheer Delgado van de overkant heeft op het ringetje gekeken en toen zei hij dat-ie van u was.” “Je weet dat dit soort duiven meestal uit zichzelf terug naar huis vliegen?” De burgemeester was achter zijn bureau vandaan gekomen en nu kon ze hem beter zien. Ze vond dat hij er eigenlijk best vriendelijk uit zag. “Ik denk dat hij was verdwaald, mijnheer.” “Verdwaald? Het is een postduif?” “Daarom, misschien.” “Hoe bedoel je.” De burgemeester leunde nu voorover en keek Blanca aan over zijn kleine brilletje. “De meeste duiven gaan nergens naar toe, mijnheer. En als je niet ergens naar toe gaat, kun je ook niet verdwalen.” De burgemeester keek haar verbaasd aan, vouwde zijn brilletje op en stak dat in een zakje van zijn overhemd. “Mmm, misschien heb je wel gelijk. Je bent een slim meisje, Blanca. Maar hoe kun je zien of een postduif verdwaald is?” “Ik weet het niet, mijnheer, maar hij kwam bij ons en wij krijgen nooit post. Behalve één keer per jaar, dan krijgen papa en mama een brief van tante Esmeralda, dat is een zus van mama, die naar Amerika is verhuisd. Maar die wordt nooit door een duif gebracht, altijd door —“ “Laat eens zien.” De burgemeester strekte zijn handen uit om de duif van Blanca over te nemen. De vogel fladderde wat en Blanca voelde even de warme zachte handen van de burgemeester toen ze hem de duif gaf. Zulke warme handen, dat zal hij vast fijn vinden, dacht ze. De burgemeester pakte een vleugel van de duif en spreidde deze helemaal uit. Hij wilde hetzelfde doen met de andere vleugel maar toen begon het dier heftig te protesteren. “Aha, daar zit het probleem.” Hij haalde zijn brilletje weer tevoorschijn, zette het op zijn neus en bestudeerde de linkervleugel van de witte duif. “Heeft-ie pijn, mijnheer?” “Ja, dat denk ik wel, Blanca. Ik denk dat een kat naar hem heeft uitgehaald. Of misschien een roofvogel. Ik ben heel erg blij dat je hem hebt teruggebracht, ik denk dat ik hem anders kwijt was geweest. En weet je, ik denk niet dat hij was verdwaald.” “Niet?” Nu was het Blanca’s beurt om verbaasd te kijken. “Ik denk dat deze duif, toen hij wist dat hij niet meer naar huis kon vliegen, snel op zoek is gegaan naar iemand die slim genoeg en lief genoeg was om voor hem te zorgen en hem terug te brengen.” Blanca kreeg een kleur. Hij bedoelde haar! De burgemeester trok aan een lang koord dat naast zijn bureau aan de muur hing en nog geen tien seconden later stond Anna op de drempel van de studeerkamer. “U had gebeld, mijnheer?”, vroeg ze vanuit de deuropening. “Anna, wil jij deze jongedame een glas limonade geven? Mét ijsblokjes. Ze heeft mijn duif gered.” En tegen haar: “Vanaf nu zijn wij vrienden, Blanca,” hij stak zijn hand uit, “Ik ben je erg dankbaar.” Blanca bloosde nog steeds toen ze zijn grote warme hand schudde en een kniebuiginkje maakte. Toen pakte ze haar bal die bij een boekenkast tot stilstand was gekomen en huppelde achter Anna aan naar de keuken. Toen ze later die middag thuiskwam wachtte haar een verrassing. Een grijze duif zat haar op te wachtten op het gammele tuinhekje dat het moestuintje van haar ouders afscheidde van het zandpad langs de boerderijen. Ze zag al snel dat ook dit een postduif was. Het briefje dat in het kokertje zat dat de duif om zijn nek droeg, was van de burgemeester, die haar nogmaals hartelijk bedankte. Het was ondertekend met: ‘uw vriend, de burgemeester’.

Bart Snel
166 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen