Evy

Gebruikersnaam Evy

Teksten

Hoe Bianca aan haar vent kwam

Het was in de tijd dat Rosse Sandra en haar man Kale Freddy nog leefden. Hun dochter Bianca kwam de woonwagen niet uit. Spendeerde haar dagen met slapen en paffen. Soms stond ze in haar slaapkleed en sletsen op het trapje. Dan riepen de venten: ”Hee, Bianca, gaan we vogelen?” Bianca stak dan haar middelvinger uit en door het rondje dat ze maakte van duim en wijsvinger. Bianca had nog nooit gevogeld. Maar dat wisten de venten niet meer. Die hadden zo hun eigen sprookjes.   Op een dag vond Rosse Sandra dat Bianca maar een vrijer moest zoeken. Ze stuurde haar wandelen in de wijk. “Kom alleen terug als je een vent gevonden hebt!” riep ze het kind nog na. Bianca was vol goede moed en vastbesloten om hem te vinden. Hij moest niet mooi zijn, als ie maar niet stonk. Bij het pleintje zag ze Johnny van de witte caravan. Ze wilde ruiken of ie stonk. Maar als ze zo op hem toe zou stappen, zou hij haar ter plaatse knoepen. Dat stond vast. Dus ze veranderde zichzelf in een struikje. Zo eentje dat ooit nog geplant was door de groendienst van de gemeente. En nu tot in de spleten van de woonwagens woekerde. De bessen waren oneetbaar. Tenminste als je geen vogel was. Het struikenvrouwtje kroop voorzichtig tot voor de voeten van haar prins. Stak daar een dun twijgje omhoog tot onder zijn oksels en snoof zijn lijfgeur tot diep in haar wortels. Bianca lachte. Haar besjes bloosden rood. Hij stonk niet. Alvast niet té erg. Johnny zou haar vent worden.   Vanaf die dag volgde het struikenvrouwtje hem overal waar hij ging en stond. Als hij met andere wijven ging vossen, dan stond zij ernaast. Of dan deden ze het in haar. In de struiken. Haar besjes bloosden, haar twijgen schoten alle kanten op om haar rivalen de mond en de keel, na de daad, te snoeren. Johnny's wijven vielen als bosjes. In de struiken. Achter de struiken. Het duurde niet lang of geen enkele moeder durfde haar dochter nog meegeven aan Johnny van de witte caravan. Immers, waar rook is daar is ook vuur. En zo kwam het dat Johnny niet meer aan vogelen kwam. En ook niet aan vossen. Hij had geen andere keus dan te trouwen met Bianca. Die vogelde hij elke dag. En wonder boven wonder overleefde zij het telkens weer.

Evy
0 0

Alice

Alice vouwt haar magere, bleke handen rondom een kop koffie. Koestert de warmte. Kijkt me niet aan. Dat doet ze nooit. In het beste geval kijkt ze door me heen. Meestal staart ze gewoon voor zich uit. Alsof ze inwendig letters bijeen zoekt, aan elkaar rijgt tot woorden. Soms denk ik dat er letters uit haar mond ontsnappen. Dan zie je ze bijvoorbeeld omhoog kringelen uit een heet kopje koffie of uit haar sigaret. De twee dames aan een buurtafeltje gniffelen. Dat ze een paar vijzen mist. Ze niet meer alle vijf op een rij heeft. Dat ze het virus ook te pakken heeft, wellicht. Ik kijk hen strak aan. Ouwe bessen. Het gegniffel stopt abrupt. Alice zucht een flauwe glimlach om haar lippen. Duwt met haar schouders wat lucht omhoog. Nipt van haar koffie. De stilte. Rijst en valt. Tussen ons. Ik kan het hebben. We kijken gewoon wat naar buiten. Zuchten flauwe glimlachen om onze lippen. Duwen lucht omhoog. Tot tegen onze oorlellen. Daar tintelen verhalen die ze zomaar zou kunnen vertellen. Ooit dacht ik dat ik de schepper van mijn leven was. Zou ze dan bijvoorbeeld kunnen zeggen. Dat ik met een vingerknip zomaar dood kon zijn. En terug levend. In het beste geval. Dat ik zomaar flauw zou kunnen vallen. Als ik blikken op mezelf priemde. Blikken waarvan ik blozen ging en waarvan mijn hart wild tekeer ging. In mijn keel en dan doorheen mijn bloed, mijn lijf, mijn ingewanden. Gelijk een bassdrum in de disco. Gelijk gefluister onder water. In je hoofd. Kaboem kaboem kaboem. De keet zou elk moment uit zijn voegen kunnen barsten. Dus je danst, je rent, je springt nog wat hoger. En je zweet. Je kijkt je zelf aan in de spiegel. Voelt voorzichtig met je vingertoppen aan de mens die voor je staat. Of ‘ie echt is. En als ‘ie echt is of ‘ie dan barsten zou? Als je met je hoofd er tegenaan zou dreunen. Met briesende neusvleugels. Op een bloeddoorlopen lap tegen de muur. Kaboem. Kaboem. Kaboem. En dan kijk ik haar beduusd aan. Wat moet je anders? De gniffeldames priemen hun ogen op haar gelaat. Er is geen woord te vinden in de ruimte die zichzelf tegen ons aan plakt. Dus alleman zwijgt. Alice sopt haar oorlellen in zware lucht. Zo erg is dat allemaal niet, zou ze kunnen zeggen. Dat het nu diep verborgen zit in haar hoofd. Onder filterdunne laagjes bewustzijn. Dat het daar nu ligt te slapen. Te wachten op de dood. Dat die niet blijkt te komen in een vingerknip. En dat ze ook niet zomaar terug levend zal zijn. Zoveel staat vast. De schemerzone. Wie had ooit gedacht dat het vagevuur de ergste verschrikking zou zijn? Dat de hel de hemel schijnt. Dat de deur dan eindelijk valt in het slot. Dat de schepper dan schim kan zijn. Vrij. Vluchtig. Onbevreesd voor de zwaartekracht als ‘ie wankelt op de zevende verdieping, in een open raam. Waar armen langs binnen en langs buiten aan je trekken, duwen. Waar stemmen onder water wauwelen dat je niet vliegen kan. Dat je te pletter slaan zal. Dat je als de appel. Er dwarrelt een pluimpje langs het raam. Het eerste pluimpje van het jaar. Wit en pluizig. Zacht en vederlicht. Zweven op luchtstromen. Dobberen door de ruimte. In je hoofd. En daarbuiten. Onder een fleecedekentje. Op het zomerterras.  

Evy
0 0

Tijdloos

Het was alweer een hele tijd geleden dat we nog samen gekomen waren. Een hele resem verworvenheden, vanzelfsprekendheden dienden teruggedraaid te worden. Omdat ze verkeerd bleken. Omdat ze in alle eerlijkheid een klucht van een idee waren geweest. Omdat we te zat waren. Te ver heen in de olie. Te diep in het glas. Tussen opgedroogde druiven. Rozijnen noemt men dat. En als je lang genoeg in de spiegel kijkt. Je gezicht. Onherkenbaar. In de schaduw van zijn plooien. Vind je dat niet raar? Dat wij spreken over oceanen. Over melkwegen als het moet. Dat wij zien doorheen muren. En lichtsnelheden. Vermorzeld. Zonder een spatje puin. En dat we ondertussen wegkwijnen in onze eigen duisternis. Vind je dat niet raar? Je zou het raar moeten vinden. Als je nadenken zou. Zonder vooroordelen. Zonder premisse. Hypotheseloos. Als een vrij mens. We nemen er het lijstje bij. Te schrappen: Democratie. Emancipatie van de vrouw. Geld. Religie. Tijd. Als we daar nu eens mee zouden beginnen? Dat lijkt me haalbaar vóór de pauze. Koffie schrappen we vooralsnog niet. Thee? Dat blijft een twijfelgeval. Koekjes? Niet meer van deze tijd. Tijd? Nog verkrijgbaar tot de noen. Goed. Democratie, dus. Wat doen we in de plaats? Of schrappen we het gewoon? Niemand zal het merken. De mensen hebben nooit echt iets in de pap te brokken gehad. We behouden de formaliteiten nog één, twee, drie decennia. Gommen elk jaar wat weg. Tegen 2050 weet niemand nog dat het ooit anders was. En tussen haakjes: Het evolutionair verdwijnen van de noodzaak tot herinnering loopt gesmeerd. Geen kat die het merkt. Hersenen passen zich aan. Google eyes. Externe geheugenunits. Gigabits & bytes. Vol manipuleerbare informatie. Beheers het verleden. Bepaal de toekomst. Het heden is een illusie. Next. Emancipatie van de vrouw. We kijken elkaar aan. Plooien onze lippen simultaan. Breder en breder. Gelijk een ondergaande zon aan de einder. Barsten ten slotte in schaterlachen uit. Storm op zee. Vuurwerk. We scheuren van de rollercoaster. We beloofden voldoening en vrijheid. Verschaften stress, rilatinekoters, E-nummers en grote betonnen kooien. Gomden reeds aan tijd. Want voor wat hoort wat. Je kunt niet alles hebben. Weg ermee? Ja, alstublieft, voor hun eigen goed. Schrappen die handel! Moet er wat in de plaats komen? Tijd. Tot aan de noen. Daarna bekijken we dat wel weer. Tijd dus. Nog heel even. Next. Geld. Opnieuw kruisen onze blikken. Doch, onze lippen golven zich niet. De zee is bedaard. Van ongeloof gaan liggen. Op een bedje van zichzelf. Had je ooit kunnen denken dat ze het zouden omarmen? Een sprookje dat opgeraakt. Als je niet meeheult. Als je niet weet wat men denkt te weten. Als je niet kunt wat iedereen kan. Als je het niet verder vertelt. Versnipperd in kleine anekdotes. Zonder enige moraal. Moraal! Dat ze ook dat zouden slikken. Een goed en een slecht. Een hemel en een hel. Wat een brug! Religie! Het lachen is ons vergaan. We schrappen zwijgzaam. De stilte dreunt over tafel. De klok tikt. En tikt. En tikt. En niks verandert. We draaien rond. In een ellips. Rond onszelf. Gewichtloos. We slurpen de laatste seconden tijd naar binnen. Nooit smaakten ze zo vol en zoet en als een zuchtje wind. We knikken. Het is tijd om haar te schrappen. Het is tijd voor iets anders. Het is tijd voor tijdloosheid. Niemand zal het merken. Er restte ons immers weinig. Geen haan die er naar kraaien zal.  

Evy
0 1

Ochtendspits

Ochtendspits   De ochtendspits is het moeilijkst. Je bent nooit verder van huis. Tegelijk bezit je dan nog het meeste veerkracht. Schoorvoetend. Jos stapt binnen. Mompelt iets onverstaanbaars. Mevrouw Vangeneugden is er al. Hij hangt zijn jas en hoed zorgvuldig aan de haak. Opent het bovenste knoopje van zijn hemd en neemt plaats. De ochtenduren zijn het moeilijkst, denkt hij. Mevrouw Vangeneugden is druk in gesprek. Tegelijk pingpongt haar blik over de twee opengeklikte vensters op haar scherm. Ze schrollt wat op en neer. Kribbelt aantekeningen op haar onderlegger. Zucht. Rolt met haar ogen. Tikt met haar nagels. Bijt op haar tong. Haakt in. Wat volgt is wellicht het verslag van de zojuist beëindigde conversatie. Op den duur slaag je erin om te doen alsof je luistert. Alsof je geïnteresseerd luistert. Je houdt je hoofd een beetje scheef. Knikt zo nu en dan. Mompelt iets onverstaanbaars. Je wacht tot iemand binnen komt. Om een blauwe bic te bestellen bijvoorbeeld. Dat gaat dan via de Provinciale Adviesraad voor Materiaalaankopen van de Binnendiensten. En neen, je kan er geen twee tegelijk bestellen. Dat is nu eenmaal zo beslist. Of wil je daarover discussiëren met de Gouverneur die dat persoonlijk zo ondertekend heeft? Nu kan je rustig afdwalen. Verdwijnen achter de twee hoopjes ‘te kopiëren’ documenten. De ochtendspits heeft zo zijn voordelen. Je kan dan rustig achter je muurtje de krant lezen. Mevrouw Vangeneugden schraapt haar keel als het diensthoofd in aantocht is. Ze heeft ogen gelijk een pad. Of was het gelijk een vlieg? Die dingen zijn zo inwisselbaar. Je bewaart het muurtje zo lang je kan. Je koestert het. Op strategische momenten neem je een blad van de stapel. Je legt het terug. Je verplaatst de muur wat naar achteren. Bekijkt het resultaat. Zo is het goed. Je neemt opnieuw een blad van de stapel. Telefoon. Je legt het blad terug op de stapel. Wacht tot het drie keer gerinkeld heeft. Immers: minder dan drie keer laten rinkelen = Je hebt niets te doen. Meer dan drie keer laten rinkelen = klantonvriendelijk. Voor je het weet zit je weer op een muffe cursus. Ze moesten maar eens mee luisteren. Meer dan vier keer laten rinkelen = Mevrouw Vangeneugden schakelt de oproep over naar haar toestel, werpt je een verwijtende blik toe en handelt het zaakje op professionele wijze af. Dat laatste vertellen ze je niet op de cursus. Dat ondervind je. De blikken verzamel je in de metalen kast. Voor als je gepensioneerd bent en confituur gaat maken. Goed. Terug naar de muur. Je wentelt je behaaglijk in het gras, aait de wolken met het grassprietje tussen je tanden, gomt de schaduw van de muur uit. De zon kust je gelaat. Je sluit je ogen. Mevrouw Vangeneugden haakt in. Je springt recht. Neemt opnieuw een blad van de stapel. De ochtenduren zijn het moeilijkst. Je zou kunnen uitrekenen hoeveel bladen je per uur van de stapel neemt. Dat zouden er bijvoorbeeld, laat ons zeggen, twintig kunnen zijn. Om de drie minuten een blad. Drie minuten per blad. Dat zijn 180 seconden. Hoe geloofwaardig is het om 180 seconden naar een blad te kijken dat enkel gekopieerd moet worden? Wat zou je je kunnen afvragen in die eeuwigheid? Je hebt immers een reputatie hoog te houden. Voor je het weet stelt men zich de vraag of je hetzelfde werk niet in een deeltijdse betrekking zou kunnen uitvoeren. Dat wil je vermijden. Jos leunt naar achter. De voorste twee poten van zijn stoel verlaten de grond. Tonen hun zolen. Mevrouw Vangeneugden kijkt streng over haar bril uit. Schudt haar hoofd. Dat doen moeders. En een moeder, dat is ze. Ze heeft haar eigen kroost. Ze heeft haar problematische pleegkinderen. Ze heeft de groentjes van de dienst, die ze stiekem van twee blauwe bics voorziet. Dat heeft ze dan op haar duimpje. Maar dat besef je pas later. Ze heeft de oude zakken. Die voorziet ze van empathie. En een pil als het echt te veel wordt. Jos laat zich verder naar achter zakken. Leunt tegen de kreunende metalen kast. Denkt aan confituurpotten. Aardbeiengelei is lekker. En bovendien een…hoe zeg je dat? Goed voor de seks. Mevrouw Vangeneugden piept nog eens over haar bril uit. Het bloed stijgt Jos naar de kaken. Als je zo lang in dezelfde ruimte vertoeft. Dag in dag uit. Lees je elkaars gedachten, toch? Niet aan seks denken. Niet aan seks. Seks. Seks. Seks. Er komt een groentje binnen. Een groen blaadje. Niet aan seks denken, Jos. Jonge borstjes kijken je aan. Je zuigt op een klontje. Suiker in je bloed. Achter de muur trek je haar T-shirtje uit. Jonge borstjes kijken je aan. Je smeert confituur over de tepeltjes. Likt. Suiker in je bloed. De kast kraakt. Men bouwt een stuk muur bij. Prikkeldraad. Zon op je gelaat. Jonge borstjes kijken je aan. Confituur in de kast. Jos? Je mompelt iets onverstaanbaars. Houdt je hoofd een beetje scheef. Knikt. Tikt. Tijd voor een blad. Je hebt vanaf nu 180 seconden om af te koelen. De ochtenduren zijn het moeilijkst. Zie je nu wel? Waar was je? Rekenmachientje, juist ja. Immers: die 180 seconden, dat is brutotijd. Er gaat gelukkig nog wat af. Onoverkomelijke dingetjes. Zoals daar zijn: Je neus snuiten. Over je kin strijken. Naar buiten turen. Twee suikerklontjes in je koffie dopen,  twijfelen of je ze zou loslaten of integendeel, ze er terug zou uithalen en er stiekem achter je muur op zou zuigen. Met je ogen dicht, heel even maar. In je koffie roeren. Uitrekenen hoeveel slokken je minimaal nodig hebt om de bodem te zien. Doen alsof je koffie drinkt uit een lege kop. Email checken. Je hebt geen nieuwe berichten. Inschatten hoeveel minuten je níet naar de klok zou kunnen kijken. Je afvragen of je een beloning verdient als je dat twee minuten uithoudt. Lachen met jezelf. Mevrouw Vangeneugden kucht een kikker uit haar keel. Eentje zonder kroon. Kussen zit er niet in. Komaan, Jos. Aan het werk. Er liggen nog stapels op je te wachten. Belangrijke stapels. Te kopiëren stapels. Dan zijn ze tweemaal zo belangrijk. Dat is dan jóuw verdienste. Vergeet dat niet. Jíj bent een belangrijke radar in deze fabriek. Meer nog, een onmisbare radar. We slopen de muur, Jos. De ochtendspits is door. 

Evy
0 0

Rapunzel

Dat ze graag zo’n Freebee Magic Moment Box wil. Haar ogen blinken. Wachten in spanning af. Ik blaas de sterren vakkundig uit de scène. Niks van. We zoeken eerst uit of daar kinderarbeid aan plakt. Dat plastic gestold gif is. En dat je niks anders kan verwachten van al die onhebbedingen uit Goede Zeemansland. Ik hoor hoe een traan in haar slokdarm verdwijnt. En nog één. En nog één. En hoe ze samenklitten in haar stroot. Hoe ze woorden niet meer afgeslikt krijgt.   Ik ga dat niet vertellen, mam. Ik doe het niet. De kinderen vinden dat raar. Ze vinden mij raar, mam.   Ik kijk achteruit. Een klein meisje staat te zwaaien met haar armen. Draait als een tol. Wolken komen uit de grond gestoven. In een windhoos. Klimmen omhoog. Langsheen de wenteltrap. Hoog boven de bomen. Kleinemeisjesbenen door het bladerdek. Ritselend. Ruisend. Een Jan van Gent. Vliegt met grote blauwe ogen doorheen zijn hoofd. De onmetelijke ruimte. Zachte plukken dons. Zet een kroon op je hoofd. Bestijg de troon. Kijk naar beneden.   De speelplaats. Met zijn hinkelbaan. Zijn klimrek. Zijn zandbak met koeken en torens. Waar Rapunzel woont. Zachtjes groeit haar droeve lied. In voetsporen. Op het strand. Wacht daar jaren, eeuwen lang. Op de prins. Die als gegoten in haar stappen treedt. Vergeet hoe eenzaam het pad.   Ze geeft mij een zoen. Kijkt in mijn ogen, zoekt antwoorden.   Ze snappen het niet, mam. Ze moeten nog veel leren.   Ze zwaait. Kijkt achteruit. Klimt omhoog. Langsheen de wenteltrap. 

Evy
0 0