zonsondergang

LL Rigby
6 jun. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

De zon gaat onder in zijn hoofd. Net zoals bij een echte zonsondergang ziet hij een doek vol kleuren, de tinten rood maken echter snel baan voor paars en bruin-oranje, alvorens onherroepelijk af te stevenen op diepblauw-zwart. Hij gaat kopje onder in de duisternis, voelt de grond onder zijn voeten wegzinken. De fauteuil waarin hij zit wordt verzwolgen door de linoleum vloer en sleurt Patrick mee de diepte in.

Met zijn ogen open ziet hij nog steeds de verduisterde kamer, het afgebladderde behang, de overvolle asbak en de lege wijnflessen. Achter zijn gesloten oogleden openbaart zich een wereld vol chaos, met gezichten die om hem heen tollen, stemmen die weerklinken uit de diepste duisternis. Waarom deed je dat nu? Je had toch kunnen weten dat ze naar buiten zou glippen? Je had toch niet verwacht dat ze zelf zou terugkomen? Waarom ben je niet verantwoordelijker? Ik had het kunnen weten, eens een loser, altijd een loser! Patrick maait om zich heen, wil de gezichten en de stemmen afweren. Terugroepen durft hij niet, hij is te beschaamd en voelt dat de verwijten zijn verdiende loon zijn, hoewel hij ze niet langer wil aanhoren.

De kat. De kat van zijn buurvrouw. Zijn buurvrouw die… Ach waar te beginnen? Het is alles zo’n tumult in zijn hoofd, hoe weet hij nog waar het begon?

Zijn flat op 6 hoog is zijn heiligdom, zijn rustplaats. De wereld daarbuiten een wilde jungle. Hij had vroeger altijd het gevoel dat de heer Asperger hem stuurde, bepaalde hoe hij vooral niet leefde. Na veel oefening en op maat ontworpen strategieën had hij met de jaren een manier ontwikkeld om zich door de jungle te bewegen voor de noodzakelijke dingen en zonder kleerscheuren de deur van zijn flatje weer achter hem dicht te trekken. Dat ging prima. Tot de buurvrouw er zich mee kwam bemoeien. De nieuwe buurvrouw die zich vriendelijk aan hem komt voorstellen. De buurvrouw die hem per sé wil binnenvragen voor een bakje thee. De buurvrouw die hem trots haar kat voorstelt. De buurvrouw die hij zo adembenemend vindt dat hij opeens in de weelderige stilte van zijn flatje onrustig wordt.

Ondanks zichzelf (hij vermijdt mensen zoveel mogelijk; hij begrijpt hen niet en zij hem nog minder), laat hij haar binnen in zijn heiligdom, wanneer zij voor de zoveelste keer aan zijn deur staat, om te vragen of hij iets nodig heeft van de winkel, om te informeren naar zijn gezondheid, om hem kippensoep te brengen, om ‘gewoon’ even een praatje met hem te maken.

Ondanks zichzelf zegt hij toe om op haar kat te passen, wanneer zij twee dagen naar haar moeder gaat. Geheel in lijn met zichzelf daarentegen, vergeet hij daarna de aanwezigheid, het bestaan van de kat – de kat die, zo vertrouwde de buurvrouw hem toe, haar hele leven is. In zijn gewone verstrooidheid, in zijn heimliche chaos doet hij gewoon zijn ding: hij eet, slaapt, rookt, verdiept zich urenlang in stripverhalen en games, bedenkt dat hij de jungle in moet om brood en sigaretten, bereidt zich zoals altijd grondig voor, staat zoals gewoonlijk ruim een half uur met zijn jas aan voor de gesloten deur op zichzelf in te praten, zodat hij niet merkt dat de kat aan zijn voeten zit en mee met hem naar buiten gaat wanneer hij dan eindelijk toch de deur opent.

Teruggekeerd uit de jungle betreedt hij zijn flatje en ziet in een moment van helderheid de zak kattenbrokken in de hoek staan. Vaag gaat er ergens een belletje rinkelen, het belletje wordt langzaam een sirène, die hem in een aanval van plotse paniek als een bezetene door de flat doet rennen, op zoek naar de kat. Tevergeefs. Hij zakt in zijn fauteuil bij het besef, het volle besef van zijn daad, of veeleer zijn mis-daad. In die fauteuil probeert hij grip te krijgen op zijn gedachten. Hij redeneert niet zoals andere mensen zouden doen, de jungle in voor een zoekactie naar de kat komt niet eens in hem op. Hij redeneert enkel dat hij niet deugt voor interactie met de buitenwereld, of dat nu een kat of een aanbiddelijke buurvrouw is. Hij redeneert dat hij dat al die tijd al wist dus waarom toch de deur open, waarom de thee en de praatjes en de kippensoep… waarom de kat. In ieder geval komt hij nu weer tot inzicht. De jungle en de wilde dieren die als mensen poseren vormen een permanent gevaar, en hij duidelijk ook voor hen. Beter zich niet meer buiten wagen. Beter niet meer proberen, zelfs niet met de juiste voorbereiding en uitrusting.

Hij heeft brood en blikken soep, wijn, sigaretten en… kattenvoer. Hij verroert zich niet. Slechts voor het noodzakelijke staat hij op van de fauteuil, om bij terugkomst weer een beetje dieper weg te zakken. Het geklop en geroep van de buurvrouw hoort hij al niet meer. Hij sluit de ogen en laat zich de diepte in zuigen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

LL Rigby
6 jun. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket