Wit is de kleur van puurheid.
Ik zal nooit zo puur zijn.
Mijn lichaam is zwaar.
Het zit vol
ijzer,
een wegennet van bloedbanen,
vieze kronkels en
stijfselachtige poelen.
In het duister achter mijn knieschijf
brand er een kaarsje.
In de bordeaux gordijnen van mijn lichaam houd het zichzelf warm.
Als uit elkaar getrokken drop plakken mijn spieren
overal tegen aan.
Maar ze houden mijn kaarsje warm.
In het duister van de schaduw
verbergt het vuil zijn schaamte.
Het wast zichzelf niet,
zit onder het bloed
en plakt vanzelf aan elkaar.
Ik schaam me niet,
zelfs al ben ik niet puur.
Ik behaag zoals ik nog nooit heb behaagd.
Ik verenig en vermenigvuldig me met hem.
De schoonheid van imperfectie wordt zwaar onderschat.
Het is als een schatkist
dat wegzonk in de boterachtige zandbak
van de diepste zee
waar het verstopt blijft onder het magnetisch oog.
Behagen is een kunst die alleen een imperfecte meester beheerst.
Behagen is een vorm van nederigheid
en die zo puur is als de eenvoudigste kleur.