in mijn blikveld zet ik lijnen uit.
ze snijden elkaar in een brandpunt.
de voegen van de tegels in een kerk
lopen spits toe richting ons altaar,
waar we elkaar de twijfel beloven.
pechstroken gaan aan onze afrit voorbij.
de trein, een speer die elke halte doorboort,
het spoort vertakt zich waar we afstappen.
mijn ogen vertrouwen elkaar als blinde bondgenoten
in de torenkamer van mijn kop geven ze diepte
aan ons raakvlak en volume aan je lichaam.
soms zou ik uit mezelf willen stappen.
vanuit het vluchtpunt terugkijken
naar wie ik achterliet.