Wijn met een rietje

23 okt. 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket

'Wat wil jij drinken, opa?' vraag ik.

Het duurt even voordat er een reactie komt.
'Doe mij maar een witte wijn,' antwoordt hij, al is het nauwelijks te verstaan. Alleen het woord 'wijn' komt er nog duidelijk uit, de rest is gebrabbel. Maar ik ken zijn intonatie en daarom weet ik wat hij bedoelt.
De gastvrouw kijkt mij aan. Ze wacht zeker totdat ik een goedkeurend knikje geef.
Ze zal zich vast afvragen waarom deze man, in zijn driedelig pak en met zijn hoedje op, om half elf 's morgens een wijntje wil. In de wereld van mijn opa is het niet meer ochtend, middag of avond. Hij weet niet eens welke dag het is. Het enige wat hij wil is zijn pak aan en met me mee naar het restaurant van het verzorgingstehuis. En dat doe ik, elke dag. Ik haal hem op van zijn kamer, help hem in zijn rolstoel en rij hem hier naartoe.
Ik herhaal de bestelling: 'Een witte wijn voor mijn opa, met een rietje graag'.  
Met een servetje veeg ik wat broodkruimels van opa's lippen.
Vroeger, toen ik nog klein was, liet hij vaak expres kruimels op zijn lippen zitten. En ondertussen maar doorpraten en doen alsof hij niks in de gaten had. Hoe smeriger ik het vond, hoe meer lol hij erom had. Tegenwoordig is het geen grap meer. Hij heeft het niet meer in de gaten. De kruimels op zijn lippen zitten er en blijven zitten totdat iemand ze wegveegt. Als hij probeert te praten, zie ik ook restanten van zijn ontbijt. Ik voer opa een slok wijn.
'Neem maar een goede slok,' zeg ik, 'dan kun je meteen die stukjes brood wegspoelen.'
Braaf doet opa wat ik hem opdraag. Ik breng het rietje naar zijn mond en hij slikt.  

Een eindje verderop, bij de schuifdeur, staat mevrouw Kers. De deur gaat niet open. Daarvoor moet je de code kennen en die weet ze niet. Mevrouw Kers heeft haar jas aan en ze houdt haar handtas stevig tegen zich aan gedrukt. Een paar dagen geleden is ze ook opgenomen op deze gesloten afdeling van het verzorgingstehuis. Ze is de nieuwe buurvrouw van opa. Als ik naar haar toe loop, raakt ze lichtelijk in paniek. 
'Ik moet naar huis,' roept ze en bonkt op de dichte deur. 'Ik moet hier weg.'
‘Waarom wilt u naar huis?’ vraag ik.
‘Ik heb jonge kinderen,’ roept ze, ‘en die zijn helemaal alleen thuis.’
Ik leg een hand op haar schouder. ‘Zal ik straks even bij uw kinderen gaan kijken?’   Mevrouw Kers knikt. ‘Als dat kan, heel graag.’
'Kom,' zeg ik en begeleid haar naar haar stoel, ‘over tien minuten gaat u eerst lekker eten.’

Opa heeft niet eens in de gaten gehad dat ik even weg was. Zijn ogen zijn dicht. Hij zit te sukkelen. In zijn hand houdt hij een denkbeeldig glas vast en brengt het naar zijn lippen. Vlug pak ik zijn echte glas en breng het rietje weer naar zijn mond. Opa neemt een slok en zet zijn fictieve glas terug op tafel.   

De liftdeuren gaan open. Oudjes in rolstoelen worden door verpleegsters binnen gereden. Enkele, enigszins mobiele senioren wandelen erachteraan met een rollator. Ze gaan zitten in een kring en de begeleidster zet een CD aan. De Oudhollandse liederen worden meegezongen door enkelen. De rest zit er voor spek en bonen bij. 

Opa's ogen zijn nog steeds gesloten. Ik vraag me af waar hij over droomt. 
Is hij bang?
Verdrietig?
Of zit hij gewoonweg in een eeuwigdurende roes?
Wat zal er in dat kopje van hem omgaan?

Mevrouw Kers staat opnieuw bij de schuifdeur te roepen dat ze naar huis moet.
De verpleegkundigen zijn druk bezig met de steunkousen van mevrouw Maandag en het voeren van appelmoes aan meneer Ten Dam. Ik besluit de oude dame nogmaals te helpen.
‘Geen zorgen,’ zeg ik, ‘straks ga ik bij uw kinderen kijken.’
Mevrouw Kers kijkt me verbaasd aan en begint hard te lachen. ‘Kinderen? Ik heb helemaal geen kinderen.’
‘Maar zojuist vertelde u over uw kinderen…’
Resoluut schudt ze haar hoofd. ‘Nee hoor, dat heb ik nooit gezegd.’
‘Dan heb ik het vast verkeerd verstaan,’ antwoord ik. ‘Komt u maar met mij mee.’ Mevrouw Kers loopt aan mijn arm mee en gaat weer zitten op haar stoel bij het raam. Ze zwaait naar wat voorbijgangers op straat. Bij het horen van de muziek beweegt ze haar hoofd en handen aritmisch mee.  

'Geef mij maar Amsterdam' wordt afgesloten met een daverend applaus door de activiteitenbegeleidster en de anderhalve paardenkop die meegezongen heeft. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat mevrouw Kers weer aanstalten maakt om naar huis te gaan. Voordat de warme maaltijd geserveerd zal worden, is er nog tijd voor een liedje. Het betreft een verzoeknummer, vertelt de begeleidster. Even is het stil. Mevrouw Kers blijft ook even stilstaan.
Dan klinken de eerste klanken van 'Mijn opa'.
'Mijn opa, mijn opa, mijn opa...
In heel Europa was er niemand zoals hij..'
Er verschijnt een glimlachje op opa's gezicht. 

© Juliëtte Rosenkamp 
www.julietterosenkamp.nl

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

23 okt. 2014 · 0 keer gelezen · 1 keer geliket