D van Duitsland

19 apr. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

(uit “verhalen van A tot Z”)

 

Drakenrots revisited

 

ADOLF 1

 

“Krankzinnig!”, klonk de mening van ouders en leiding van de jeugdgroep waarbinnen wij besloten hadden om vanuit noord Limburg met een vijftiental kameraden per fiets naar het meer dan tweehonderd kilometer verre Köningswinter am Rhein te trekken. In de zestiger jaren was buurland Duitsland “vreemd” populair.

 

Dit was geen fietstocht met de moderne lichtgewichtfietsen van heden, maar toch beschikte eenieder reeds over een “verzet” (klein, midden en groot) dat ons zou helpen bij het doorkruisen van het Zevengebergte.

 

Mijn fiets was loodzwaar en meer dan een meter breed door de tent op de bagagedrager en de metalen koffiekan en waterketel die langs beide zijden aan draagtassen waren vastgesjord. Een lotgenoot had onder zijn snelbinder een houten kistje met vijftien stuks bestek en metalen eetborden.

 

Veel vlugger dan voorzien doorkruisten wij nog diezelfde avond het centrum van Aachen. De man met het houten bestekkistje reed het laatst. Het drukke verkeer en de vele verkeerslichten dreven ons uit elkaar maar wij wisten welke richting wij uit moesten en zodra wij door de stad waren zouden wij ons wel terug groeperen.

 

Buiten de stad ontbrak een persoon, iemand had nog net gezien dat hij van zijn fiets was gestapt maar had verder alle aandacht moeten vestigen op het doorworstelen van het verkeer.

 

Toen het begon te regenen besloten wij verder te rijden en in de eerste de beste boerderij te vragen om er onze tenten te mogen opslaan. Het mocht, die gastvrije Duitsers toch ! Of waren het - foei ! -  onze bruine uniformhemden die het hem deden ?

 

Doorweekt kregen wij een weide toegewezen. In de snel opgetrokken tenten ontdeden wij ons rillend van de natte kleren. Een grote soepketel - met “pakjessoep” - werd nooit warm op de te kleine opwarmpotjes van het ABL (Armée Belge Leger) en onze maaltijd werd beperkt tot de inhoud van een oude valies vol home-made wafels en lauwe thee.

 

De stralende ochtendzon en de knagende magen zetten enkele moedigen er toe aan om de soepketel naar een nabije boerderij te slepen met de vraag deze op het fornuis op te warmen. “Natürlich! Kommen Sie in eine halbe Stunde zurück..”  Precies 29 minuten later staat een boerin zich vrolijk af te vragen of “die Suppe vielleicht Französisch war?” “Warum ? Weil ich glaube da sind Schnecke drin… Gucken Sie mahl auf die Packung.  Weil die Franzosen, die essen das, und die Weißen haben Sie am liebsten. „

 

Geen Franse escargotsoep, zo bleek even later. In haar sappig Aachs dialect wist de hoogst sympathieke Bäuerin nog te vertellen “wen die Schnecken Nachts in den Kettel gekraufen sind, dann lach ich mich kaputt…”.  Ze heeft zich inderdaad haast kaputt gelachen want de ketel was blijven openstaan en dikke slakken waren er 's nachts ingekropen. Nadat enkele dapperen van pure hongersnood toch eens van de soep hadden geproefd werd zij in de varkenstrog gegoten. German pigs love french soup !

 

Onze metalen borden-man hebben wij nooit teruggezien op onze tocht. Later bleek dat hij naar een politiekantoor was getrokken nadat al zijn borden met een oorverdovend lawaai midden in de stad op de grond waren beland. Voor hij ze had opgeraapt waren wij al lang uit het zicht verdwenen. Vruchteloos had de politie naar ons gezocht en onverrichter zake had onze vijftiende man er niet beter op gevonden terug naar huis te fietsen waar hij laat in de nacht was toegekomen.  Paniek alom op het thuisfront !

 

Ons van geen kwaad bewust ging de tocht verder via Geilenkirchen, waar bij navraag naar Erdäppfelen oder Pataten wij leerden dat Kartoffeln wel degelijk aardappelen waren en geen wortelen :  Karotten.

 

De derde dag reeds wenkte de Drachenfels van Köningswinter.  Halverwege de top naar de burcht vonden wij in een doodlopend straatje een kappelletje met authentieke bidbanken die uitstekend dienst zouden doen als “refter”.  De honger knaagde na de loodzware tocht op en af de bergen van de Eiffel : wegens de te zware fietsen meestal stapvoets  naar boven maar dan heerlijk aan 60 km/u naar beneden.

 

Vier dikke keien en een rooster van de riolering werden tot een heuse keuken omgetoverd en al snel was er Bratwurst, appelmoes en puree. Met een koppeltje dat er in de auto kwam vrijen werd afgesproken dat zij ons het nodige licht bezorgden, kwestie dat wij door het tegenlicht niet zagen wat er verder in de wagen gebeurde. Er werd gefressen en nadien snel ingeslapen…de afwas en opkuis van de eetorgie was voor morgen.

 

Plots vloog het dekzeil van onze tent open en stonden er twee onvervalste Oberfeldwebel voor ons. Wij waren de eerste van drie tenten en nadat één van de geüniformeerden tot tweemaal toe gedreund had “Wo is der Führer?” antwoordde een van ons lakoniek “Der ist schon lange Tot” maar duidde proestend toch de tweede tent aan. Daar vloog men terstond buiten met de boodschap dat het heiligschennis was! Kapel en omgeving moesten meteen worden opgekuist en wij mochten geen uur langer in de omgeving blijven. Toen we later in het felle ochtendgloren de aangekoekte appelmoes en puree van de bidbanken schraapten waren wij inderdaad beschaamd en verheugd dat het bovenvermelde thuisfront hiervan niets hoefde te weten te komen.

 

De schoonmaak duurde de ganse voormiddag.  Zodra iedereen terug gepakt en gezakt was trokken wij, om niet op te vallen, in groepjes van drie nog even de stad in.  Jaren later denk ik met heimwee terug aan het  “Weissbrot mit Frankfurter Würst” en de heerlijk frisse Rheinwein waarvan wij een dubbele portie bestelden op het zonovergoten terrasje met uitzicht op de Rijn….”Warum ist es am Rhein so schön?”

 

Wegens acuut geldgebrek werd meteen de terugtocht aangevangen die ons nog leidde langs een hoeve waar wij al het eten kregen dat wij ons maar konden wensen….”Weil wir haben Euch während der Krieg schon so viel Misere gebracht.”  De kennismaking met het na-oorlogse Duitsland : zo veel "Gemütlichkeit" maar ook schuldgevoel en appreciatie "dass die Belgische Jugend unser Land überhaupt noch besuchen wollest". 

 

De laatste avond overnachtten wij bij een tante van een van onze kompanen in Maaseik… “wor wir gôe musten eten en drinken, no da wir zuun lange toch op de velo hadden gemok”.  Was dit terug Vlaams?

 

Bij onze onverwachte thuiskomst na vijf dagen, er waren oorspronkelijk tien dagen gepland, en met een vijfhonderdtal kilometer in de benen wachtte ons een kruisverhoor. De nachtelijk weergekeerde bordenman had besloten de jeugdgroep te verlaten en zijn ouders overwogen klacht in te dienen.

 

Een hechte vriendschap liep stuk. Wij hadden hem nochtans erg gemist en hij was net als de anderen een toffe gast.  Maar ons verhaal kon nooit meer stuk.

 

Vele jaren later zag ik een huis te huur in het glooiende landschap tussen Brussel en Leuven. Na het zien van de woonst werd contact genomen met de eigenaar : “Aangenaam kennismaking”, zei hij “ik heet Adolf, maar u mag mij Dolf noemen” … Zo dacht ik terug aan de Führer van de Drachenfells en deze belevenissen.

 

 ADOLF 2

 

Huisbaas Dolf werkte bij Sabena (de sabbenà) in Zaventem (Zoeftem) tot hij op rust werd gesteld wegens zijn slechte rug, gevolg van .......... een val..... uit een vliegtuig !?

 

“Een noodlanding, een crash, of wat ? – Neen – Een val van hoe hoog dan ? – Van een meter of vier, denk ik – En waren er nog andere overlevenden ? – Neen! – Neen ? – Nee, maar ik was alleen…. “

 

”Het is te zeggen, ik was zoals gewoonlijk het vliegtuig aan het stofzuigen en toen ik aan de deur kwam stapte ik achteruit naar buiten maar de “gangway” was weggehaald en ik viel op den tarmac. Mijn rug is nooit meer goed gekomen maar sindsdien hebben zij wel een veiligheidstouw in de deur voorzien voor als de trap weg is”.

 

Nog van Dolf, die graag “mooi” praatte, vooral als de kinderen in de buurt waren, kwamen uitspraken als:

 

“Ik zal die nieuwe waterkraan morgen in de sinatairwinkel gaan halen”.

“Kinderen, jullie moeten altijd mooi IBM praten” .

“Kindje, op de koer zoveel als je wilt, maar binnen mag je niet scholraatsen”.

 

Of deze:

 

"Mevrouw, u hebt een schoon lichaamsgebouw". 

“Gras in uw tuin, schoon…ja, maar daar kunt ge niet van eten, hé”.

“Een gouden medaille van de Sabena – daar was ook niet veel etens of drinkens aan”.

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

19 apr. 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket