heiland

LL Rigby
18 mei 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Samir kijkt een beetje mistroostig naar de dorre bladeren op het grasveld voor hem. In de uren die hij op dit bankje zit kwamen verschillende mensen voorbijgewandeld op het pad terwijl ze hun best deden hem niet te zien. Hij is totaal verkleumd maar ziet geen andere mogelijkheid dan het gewoon uit te zitten. Het wordt gauw donker, dan kan hij het kleine huisje in. Eten moet morgen dan maar weer. Vanmiddag heeft hij wat broodkruimels van een voederplank voor vogels gestolen.

Hij begrijpt niet precies waarvoor het huisje dient, er staat een ezel in en poppen van een man, een vrouw en een baby. Hij heeft een vaag vermoeden dat die baby Jezus moet voorstellen maar weet verder niks van de christelijke godsdienst af.

 

‘Van godsdienst krijg je hoofdpijn, jongen’, zei zijn vader altijd. Zijn vader was een uitermate rationeel wezen die tot aan het einde van zijn leven probeerde het discours van religieuze leiders op logica te betrappen, in de hoop zijn eigen cynisme te kunnen ontkrachten, tevergeefs. Hij had Samir de indruk meegegeven dat imams, priesters, goeroes en hun aanhang bovenal lachwekkende wezens waren en niet bijster intelligent.

Lang had Samir zich hier geen vragen bij gesteld en zich ver van eender welke religieuze praktijk af gehouden. Op school beet hij zich vast in wetenschappen en Frans, zaken met een zekere logica en een duidelijk nut.

Maar in zijn zesentwintigste levensjaar hadden zich twee ingrijpende gebeurtenissen voorgedaan, die hem evenwel niet tot de religie hadden doen keren, maar die hem voor het eerst met vragen hadden geconfronteerd waarop de antwoorden veelal in spirituele sferen worden gezocht. Zijn vader was ziek geworden vanuit het niets en was nauwelijks twee maanden later overleden. Als om te zeggen dat het leven toch maar door moest gaan ontmoette hij uitgerekend in het ziekenhuis zijn eerste liefde, Reda. Een zeer religieuze moslima.

 

Hij schudt de gedachten aan de hopeloze strijd met zichzelf en Reda van zich af, wanneer een stem hem doet opschrikken. Een vrouw van middelbare leeftijd staat voor hem en kijkt hem met een brede glimlach meewarig aan. In gebrekkig Frans vraagt ze of hij honger heeft, of hij al gegeten heeft vandaag. Hij aanvaardt met een glimlach het aanbod om bij haar mee aan tafel te schuiven.

Hij vindt het niet vanzelfsprekend maar is inmiddels gewend aan dit soort uitingen van medeleven. De meeste mensen lopen hem voorbij zonder groeten, omdat ze niet weten hoe ze zich een houding moeten geven ten overstaan van zijn complete uitzichtloosheid. Anderen weten dat ze zijn leven niet wezenlijk kunnen veranderen maar kunnen hun eigen onbestemde schuldgevoel niet ontlopen en bieden hem eten aan. Of thee. Of een paar handschoenen. Een winterjas. Een hengel. Voor dat laatste had hij vriendelijk bedankt, de man in kwestie reddeloos achterlatend, beroofd van zijn goede intentie.

 

Gek is het dat je een geur nauwelijks in woorden kan beschrijven en dat je je hem toch voor de geest kan halen. Samir snuift in gedachten de warme geuren van zijn thuisland op en weet dat niets ooit beter zal ruiken dan die mengeling van droge aarde, vee, pruttelende stoofpotjes en een licht zure lucht. Hij zit weer op het bankje, met in de diepe zak van zijn jas een in aluminiumfolie gewikkeld pakket met etensresten. De komende 24 uur kan hij weer moeiteloos doorstaan. De duisternis is inmiddels ingevallen. Hij staat op en loopt op het sfeervol verlichte huisje toe. Hij nestelt zich op de strobalen naast de ezel.  

In het kamp had hij een minder comfortabele slaapplek gehad. Stukken karton op de modderige grond, onder een gespannen zeil. Desondanks was hij er maanden gebleven. Hij wist anders ook niet waarheen. Naar Engeland oversteken, zoals de meeste van de anderen van plan waren, zag hij niet zitten. Niet in het minst omdat de overtocht niet zonder risico was. Hij was niet zo ver gekomen om in het ijskoude Kanaal te verdrinken of te stikken in de laadcabine van een vrachtwagen. Bovendien sprak hij nauwelijks Engels.

Hij hoopte een kans te krijgen op onderdak en een baan in Frankrijk of België, hoewel hij geen idee had van wat voor werk hij wilde of kon doen. Hij sprak regelmatig met de hulpverleners die het kamp aandeden maar die gingen daar niet over, zeiden ze. Ze brachten enkel spullen en voedsel. Eén knul had wel aangeboden hem een lift te geven naar Parijs, als hij daar zijn kans wilde wagen. Maar dan moest hij het daar verder wel zelf uitzoeken. Samir twijfelde. Een grote stad als Parijs boezemde hem angst in. Hij kwam uit het rurale Hari Rud en was zelfs nooit in Kabul geweest.

Zijn twijfel loste zichzelf op toen op een dag een lading Syriërs in het kamp toestroomden. Drie kerels namen beslag op Samirs slaapplek. Hij wilde geen problemen veroorzaken en kroop die avond in een hoekje van de geïmproviseerde tent en sliep op de vochtige grond zonder een woord van protest. Het protest kwam echter van de mannen toen ze bij het ochtendgebed merkten dat hij niet meedeed. Er ontstond een heftige discussie, ze scholden Samir uit voor ongelovige en verrader. Voordat de boel kon escaleren griste Samir naar zijn bundeltje (een trui, een jas, een boek) en liep naar de rand van het kamp, in de hoop daar de knul tegen het lijf te lopen die hem een lift naar Parijs had geboden.

Het liep anders en hij kwam terecht in de Westhoek. Onderweg had hij niet de moeite genomen erachter te komen waar ze heen reden. De chauffeur, een andere hulpverlener, had aangeboden hem mee naar huis te nemen voor een maaltijd en een warme douche. Daarna moest hij het zelf uitzoeken. Terug naar het kamp of de wijde wereld in, op hoop van zege.

Hij was die middag beginnen wandelen, over kleine paadjes, door de velden, langs de uitgestrekte landschappen die totaal verschilden van die van thuis maar die hem op een vreemde manier toch vertrouwd voorkwamen. Het huisje met de ezel en de aangeboden hulp van toevallige voorbijgangers hadden hem doen besluiten om te blijven waar hij was en te zien wat er zou gebeuren. Eigenlijk wist hij niet eens concreet wat hij verlangde. Een nieuw leven. Een eerste leven.

 

Hij was tijdens zijn studies gevlucht, op aanraden van een vriend, die hem bezwoer dat in Europa geld te verdienen was, dat de toekomst er nog bestond. Hij begreep Samirs twijfel niet, zijn hardnekkige wens om zijn studies af te maken. Waartoe? Je diploma wordt straks aan flarden geschoten. Als ze je niet eerst inlijven voor de jihad of de volgende strijd in naam van de godsdienst.

Zijn vriend was wel religieus, maar niet naïef. Hij wist ook dat die hele godsdienstoorlog waarvan het Midden-Oosten in de ban was niets met Allah te maken had. Heb je naasten lief, wees goed voor elkaar. Dat predikt de imam toch? Nu, ik zeg: laten we dat in Europa doen. Komop.

Samir had uiteindelijk toegezegd omdat de twijfel hem tot inertie deed verstarren. En omdat Reda en haar ‘hoezo jij bidt niet tot Allah? dan moet je ook niet verwachten mijn huis en hart te kunnen toebehoren’ hem tot wanhoop dreven.

 

Ironisch genoeg zit hij elke avond intens naar het kind in de kribbe te kijken. De vrouw die vandaag voor hem heeft gekookt vertelde hem het verhaal van de geboorte van Jezus. Van een man en een vrouw op zoek naar een onderkomen, op zoek naar een helpende hand van wie dan ook. Ze eindigen in een stal en brengen daar één van de belangrijkste figuren uit de geschiedenis ter wereld.

Samir grinnikt. Als Jezus vanuit een armoedige stal kon opklimmen tot een bezield persoon, een leider, een redder, dan hij ook. Hij zal zichzelf bezielen, leiden, redden en met verve zijn nieuwe leven uitbouwen. Bij voorkeur eentje zonder religie! Hij schaart zich dichter tegen de ezel aan die zijn lichaamswarmte met hem deelt en valt met een glimlach in slaap.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

LL Rigby
18 mei 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket