De winter leek wel lichtjaren te duren.
Mijn gemoed verpulverde tot maanstof.
Gelaten zonk ik in een tranenmeer waarvan mijn luchtbellen de oppervlakte niet bereikten.
Maar toen kwam jij,
een Melkweg vol glinsteringen die je vrolijkheid weerspiegelde.
Jouw straling bracht me in harmonie met het donkerste seizoen.
Met jou kan ik drijven.