Goud

30 apr. 2018 · 1 keer gelezen · 0 keer geliket

De rolstoel lag er verlaten bij.

 

Het verweerde kunstleer van het door vele konten doorgezeten zitvlak vertoonde oude barsten. De rugleuning, een verse scheur. In de rafels hingen de nog lauwe sporen van de zopas hevig gewoede strijd. De restanten van de verloren energie, van het eindeloze rennen door de al even eindeloze gangen, hadden hem nog niet verlaten. De kleine wieltjes trilden na. Het grote achterwiel – net nog moeizaam langs de stugge vloeren, nu bevreemdend, als een ufo priemend in de lucht – wentelde rond. In cadans met dat afschuwelijke, dat onophoudelijke gepiep. Een waarschuwing, een alarm. Als van een stervend dier. Alsof het ding haar zei: ‘Weg nu hier!’.

 

Niet alleen de rolstoel was verlaten. Ook de ruimte zelf was leeg. Na het dolle kluwen van daarnet, was ze nu helemaal alleen. Haar hart bonsde in haar keel. In het ritme van het wiel dat draaide. Of was het omgekeerd? Ze bleef staan en kneep haar ogen dicht. Net zolang totdat de stilte opnieuw luider werd dan het geluid.

 

Pas wanneer haar hart terug op zijn plaats zat – daar waar het hoort, in het midden van haar borst - en het piepen was gestopt – was het dier gestorven? – durfde ze te kijken. De rolstoel lag nog steeds verlaten. Vergeten in de chaos van de strijd. Niet alleen de stoel, ook de ruimte zelf had afgezien. De sporen waren overal. Op de groene randen van de muren, op die tegendraadse vloer van goud. Precies van waar ze stond, op de deuren zonder klinken, langs de gevolgde route op de grond.

 

Het was geen droom. Zelfs geen boze. Ook al wenste ze nog zo hard van wel. De bruine vegen om en rond vormden de kruimels in haar bos. Voetje voor voetje sloop ze dichter. Met haar kleine kinderhand vlak onder de besmeurde groene rand. De kruimels liet ze zo. Eerst werd alles meer, meer rood, meer geel, meer groen. In het bijzonder in en rond de stoel. Meer klieders en meer vuiligheid, meer van alles en nog wat door elkaar. Tot het spoor plots stopte en er niets meer was. Geen vlek, geen spetter, zelfs geen veeg.

 

Ook het wiel bewoog niet meer. De stoel was doodgebloed, zo leek het wel. Ze gaf de rubberband een duwtje. Hij trilde, twijfelde, tolde even, en viel weer stil. Hij piepte niet langer als een stervend dier. Was ze te laat? Ze nam de leuning vast. Ze trok uit alle macht. De nieuwe rafels schreeuwden. Ze trok harder. De rafels schreeuwden luider. Ze trok nog harder. Hij moest eraan. Ze moest hem horen janken. Net zoals ook mama net nog had gedaan.

 

Ze schreeuwde nu zelf ook. Net zo luid als die stomme stoel. Ze schreeuwde en ze huilde tot ze bijna doodging en de deuren openvlogen. Plots was ze niet meer alleen. Plots waren er heel veel armen om haar heen. En ook, bijna meteen, de warme stem van papa.

 

‘Proficiat zusje, je hebt een broer!’

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

30 apr. 2018 · 1 keer gelezen · 0 keer geliket