Bellatrix
Zie je daar dat meisje? Daar op het strand, met die roze knuffel in haar hand?
Dat is Bellatrix.
Bellatrix houdt van kralen, schelpen, sterren en van haar knuffel Bettelgeuze. Ze woont samen met haar papa, haar mama en haar broer in een klein vissershuisje op het strand. Haar papa bouwt er boten en haar mama schildert ze. In hun huisje ruikt het altijd naar houtsnippers en verf. En naar het zout van de zee. Niet alleen Bellatrix' huis is trouwens heel bijzonder. Nog specialer is haar naam. Toch? Ze kent niemand anders die zo heet. Behalve dan haar mama en haar oma natuurlijk. En de mama van haar oma. En de mama van de mama van haar oma. En de mama van… Tja, zo kunnen we nog wel even doorgaan. In Bellatrix’ familie heten alle oudste dochters Bellatrix. Al eeuwenlang. Bellatrix weet niet waarom. Als ze haar mama naar de reden vraagt, glimlacht die alleen maar geheimzinnig. Ze streelt over Bellatrix’ haren en ze zegt: ‘Een wonderlijke naam voor een wonderlijk meisje.’ En verder niets meer.
Elke avond, als alle anderen in huis naar dromenland zijn, kruipt Bellatrix uit haar bed en sluipt ze de ladder op naar de zolder. Samen met Bettelgeuze kijkt ze door de raampjes in het dak naar de sterren. Eerst zoekt ze de Grote Beer. Als ze die gevonden heeft (hij lijkt trouwens meer op een steelpan - je weet wel, zo eentje om eitjes in te koken, dan op een beer), telt ze verder omhoog tot aan de Poolster. Dat is de piepkleine ster waarrond alle andere sterren heen lijken te draaien. Soms kijkt ze nog even naar Cassiopeia. Die sterren vormen samen de letter W. En ze hebben ook al zo'n bijzondere naam. Cassiopeia. Prachtig, toch? Maar haar aller-aller-aller favorietste sterrenbeeld is Orion. De Jager. Naar hem kijkt ze in de winter elke avond net zo lang tot haar eigen adem de raampjes doet benevelen en de sterren verdwijnen. Ze kan zich nooit herinneren hoe ze van de zolder weer naar beneden is geraakt, maar elke ochtend wordt ze wakker in haar eigen bedje.
Op een avond sluipt ze net als steeds naar de zolder. Het is putje winter en het heeft zwaar gestormd. Dikke wolken in ontelbare tinten paars, wit en blauw zijn eerder die dag vanuit de zee over de duinen het land ingerold. Onder het licht van de zon kregen de groene duingrassen een gouden schijn. Tientallen blauwe bollen, groot en klein, speelden verstoppertje in het gele zand. De kleuren en de vormen waren heel anders dan in eender welke andere storm die Bellatrix al heeft meegemaakt. En dat zijn er heel wat. Ondanks de hevige wind en de dikke wolken heeft het bovendien niet geregend. De hele dag niet. Geen druppel. Heel erg vreemd allemaal.
Bellatrix kijkt door het eerste raampje. Alles is donker. Geen ster te zien. De wolken zijn te dik. Het zou kunnen dat ze die avond met haar ogen dicht naar de sterren zal moeten kijken. Ze draait zich om naar het andere raampje. Door een gat in de wolken komt Orion tevoorschijn. Gerustgesteld glimlacht Bellatrix naar Bettelgeuze. Opgetogen kijkt ze weer naar buiten. Maar… ziet ze dat nu goed? Er klopt iets niet. De linkerschouder van Orion lijkt wel verdwenen. Is ze misschien al aan het dromen? Ze knijpt stevig in haar eigen wang. Au. Neen, ze is wakker. Ze kijkt nog een keer. En ja hoor, ze heeft het goed gezien. Orion is stuk. De ster uit zijn schouder is weg. Bellatrix opent het raam en steekt haar hoofd naar buiten. Met haar ogen tot spleetjes geknepen speurt ze de hemel af op zoek naar de verdwenen ster. Plots hoort ze iets achter zich. In een flits ziet ze een blauwe schijn achter de schouw van het huisje verdwijnen. ‘Is daar iemand?’ fluistert ze. Eerst blijft alles donker en stil. Tot plots een klein blauw handje en een klein blauw voetje vanachter de schouw komen piepen. En al snel de rest van een klein blauw wezentje volgt.
‘Euh… Dag mevrouw. Ik ben Bellatrix.’ zegt het vreemde blauwe schepseltje een beetje aarzelend. ‘Hé, heet jij Bellatrix? Ik heet ook Bellatrix. Zo grappig. En ik ben helemaal geen mevrouw, hoor.’ antwoordt Bellatrix. ‘Waar kom jij vandaan?’ Het wezentje wijst naar boven, precies naar het zwarte gat in de schouder van Orion. Bellatrix kijkt van het blauwe wezen naar het zwarte gat en terug. ‘Je bent een ster? Een echte ster?’ Bellatrix de ster knikt. Gerustgesteld door de vriendelijke reactie van Bellatrix het meisje, begint de ster te vertellen. ‘Vanuit mijn plek aan de sterrenhemel kijk ik elke avond naar hier. Ook al ben ik hier – voor vandaag dan – nog nooit geweest, ik ken de Aarde goed. Van de verhalen van mijn mama. Heel lang geleden heeft zij - zij is ook een ster - hier op Aarde een klein meisje gered dat aan het verdrinken was. Uit dankbaarheid heeft de mama van dat meisje - ze was de dochter van een beroemde kapitein - hun schip geschonken aan mijn mama. Een echt schip! En ik zou er zo graag eens mee varen. Al duizenden jaren droom ik daarvan. Maar bij ons is er geen water. Daarom ben ik naar hier gekomen. Wil jij me misschien helpen?’
De ster wijst naar beneden, naar de zee. Aan de waterlijn ligt een houten zeilschip. Er zijn allerlei wonderlijke wezens op afgebeeld en de twee grote masten steken hoog de hemel in. Bellatrix de ster kijkt Bellatrix het meisje hoopvol aan. ‘Wat denk je, Bellatrix? Wil jij met me meevaren?’ vraagt de ster. Varen met een ster van Orion? Daar moet Bellatrix niet lang over nadenken. Ze propt Bettelgeuze onder de bloes van haar pyjama en wenkt de ster om haar te volgen. Langs de regenpijp glijden ze naar beneden. Zo snel als ze kunnen rennen ze over het strand tot aan de zee. Daar klimmen ze aan boord van het schip. De zeilen plooien vanzelf open. Al gauw zijn ze op open zee. De kabbelende golfjes van de net nog woeste maar nu weer kalme zee klotsen zachtjes tegen de buik van het schip. De wolken breken open en ontelbaar veel fonkelende sterren verschijnen aan de hemel. Vooraan doet de maan het water oplichten van aan de boeg tot aan de horizon.
Dolfijnen springen op uit het water. Ze spelen verstoppertje met het flikkerende licht van de maan op de golven van de zee. De bodem van het schip is doorzichtig. Een donkere schaduw glijdt onder het schip. Bellatrix de ster kijkt met open mond toe. Wanneer de walvis bovenkomt, spuit hij een fontein van water over hen heen. Bellatrix de ster danst door de waterval. Ze giert het uit. Na de dolfijnen en de walvis volgen nog vele andere dieren. Duizenden glinsterende vissen, kwallen en zeesterren zwemmen onder en om hen heen. Bellatrix de ster en Bellatrix het meisje kijken samen toe tot hun adem de glazen bodem doet benevelen en de dieren verdwijnen. Als Bellatrix de volgende ochtend wakker wordt, ligt ze niet in haar bed. Ze ligt nog steeds op zolder, in haar deken gewikkeld, netjes tussen de twee raampjes in.
Heeft ze dan toch alles gedroomd?
Ze kijkt naar buiten, op zoek naar een sprankeltje blauw of de masten van het schip, maar ze ziet geen spoor meer van het avontuur dat ze die nacht beleefde. Het schip is weg en de zon staat al hoog aan de hemel. Versuft loopt ze naar beneden. Haar mama is aan het schilderen in de keuken en haar papa leest de krant. ‘Goedemorgen Bellatrix. Je bent zo laat. Heb je weer naar de sterren liggen staren deze nacht?’ vraagt hij. ‘Weet je trouwens dat er een ster is die net zo heet als jij? Bellatrix. In Orion. Kijk, ik lees het hier net in de krant.’ Bellatrix leest de eerste zinnen van het hoofdartikel op pagina één. ‘Bellatrix, de blauwe ster uit het sterrenbeeld Orion was vannacht enkele uren onzichtbaar. Wetenschappers staan voor een raadsel.’ ‘Een verdwenen ster. Waar halen ze het toch?’ zegt haar papa lachend. Bellatrix’ ogen worden groot. Plots voelt ze de hand van haar mama op haar arm.
‘Bellatrix, een wonderlijke naam, voor een wonderlijk meisje.’ Haar mama knipoogt.
Bellatrix, een wonderlijke naam voor een wonderlijk meisje. Ja, ze begrijpt het nu. Die avond kijkt ze samen met haar mama naar de sterren. En terwijl ze naar de machtige Orion kijken, is ze er bijna zeker van dat ze de kleine blauwe ster in de schouder van de Jager heel even kan zien knipogen.
Kijk zelf ook maar eens vanavond. Misschien, als je heel goed kijkt, zie jij het ook.