liefdestrachten

8 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Ik volg het kuiltje in haar wang tot het kuiltje in haar t-shirt, dan duik ik eronder en probeer te denken aan het zilverpapiertje van een reep chocola. Mag ik je uitpakken en proeven?

We zitten op een terras onder de platanen, vlekjes op hun bast, vlekjes zon op de jouwe en vlekjes opgewondenheid in mijn hals. Op wie wacht je? Je bestelt espresso, dus ik ook. Het is zwoel vandaag, een dag waar de straten zinderen als een warme adem, een dag waarop je je huid niet voelt, de lucht smelt samen met je lijf. Ik droomde van een verkoelend meer waar we naakt als zeemeerminnen onder elkaar zouden zwemmen en luchtbellen tegen onze lenden blazen. De rekening. Wat nu. Het is nog net geen middag. Ze wandelt vastberaden de straat op. Ik reken snel af en volg haar. Een boekenwinkel. Ze stopt. Ze leest, ze legt haar voorhoofd tegen het raam en leunt haar bekken naar voren. Ze twijfelt. Ze droomt. Bijt op haar lip. Draait met een vinger in haar lang donker haar. Ik wacht tussen twee geparkeerde auto’s en zoek zogezegd sleutels in mijn zak. Ze stapt de boekenwinkel binnen. Ik kijk door het troebele laagje talg van haar voorhoofd naar de boeken. Ijl in mijn hoofd. Weiger te leven naar realiteit, alles is mogelijk, ook zij aan mijn zij.  

 

Alsof de wereld in een versnelde timelaps zit, alles ontluikt, bloeit, rijpt en valt gistend op mijn gedachten, ik wordt niet verliefd op vrouwen maar beeld me graag eens in hoe een man denkt.

En dan schrijf ik.

 

Waarom schrijven. Nu. Omdat ik het voel. De drang. Omdat mijn gevoel tegen de binnenkant van mijn tanden zit en mijn maag dat gewicht wilt naar boven stuwen. Tsunami door mijn cellen. Dat zijt gij. Ik ga u niet benoemen. Ik word makkelijk verliefd. Op wat ooit was. Op wat nooit was.

Ik kijk vanuit een lamlendig bureautje in een grauwe kelder naar twee ratelpopulieren; hun bladeren schudden als twee overgeëxiteerde cheerleaders. Ze lijken me meer te willen vertellen dan dat maar ik zit hier en zij wortelen daar. De kleur van de muren rondom mij zijn in het kleur van de stopverf tussen de ramen. Het blik zei: “couleur champagne”, en zelf met een glas champagne in de hand zou het nog blijven deprimeren.

Ik ben gekomen om mijn uren uit te zitten. Het oude toetsenbord, een plastieken wandklok en een tweedehands koelkast zoemen en tikken de tijd weg. Gij; gij zit in een proces van beweging, van deadlines en grootse projecten, gij hebt soms even tijd. En dan werpt ge even uw hengel uit en ik ben zo gepakt door die kleine sjnabbel die je me toewerpt. Ik wil opgegeten worden, snap je? Je mag me niet terugwerpen dat is hel.

 

Ze verhuisde van de “Elle” naar “Het rijk der vrouw”. Van de stad naar het platteland dat is het cliché. Ze had haar wagen volgeladen met goede voornemens. Dat is zo als je naar de veertig gaat en toch nog hebt gekozen voor een paar kinderen als midlife crisismanagement. Je komt vanuit zo’n postmodern stadsnihilisme waar je wanhoop en frustratie verpersoonlijkt ziet in je vrienden die zijn blijven zuipen; de ene het grootste betoog aan de toog houdend, de andere op zoek naar vossen voor één nacht. Het enige verschil met die nachtbrakers: je lijdt aan eenzelfde slapeloosheid maar dan sober met een wenend kind op de arm, vragen stellend over een gerecycleerde wcpapiergrijze toekomst, want veel heb je nooit vooruit gepland daarvoor.

Chemie, chemie, chemie; heel haar plantsoen vol hormonen feromonen werd in een tuin geplant op schone rijtjes ontdaan van onkruid en slakken. Wat ik hiermee bedoel is; ze nam een zware pil, nette zaadjes die ze dagelijks in een rijtje slikte en daarnaast,om haar gedachtentrein te laten rusten, woelde ze in perkjes waar ze de vruchten van at wat later op de lente. Dit was wat anders dan wroeten in een kleerkast om als de mooiste bloem de stad te versieren. De competitie in een stad is één van jonge tieners, twintigers en dertigers die strijden om een berucht of beroemd imago. Virtuoze virtualiteit, weet je hoeveel er zich profileren met de prachtigste profielen?

 

Swat, de werkelijkheid dan maar weer

Opgekleed alsof ze dertig was, een vrouw van rond de zeventig

 

Ik zat daar op den tram met een krimpend hart vol empathie

opdat gij vertelde waarom ge zo geworden zijt

eigenlijk wou ik het zelf niet te weten

en vanaf dat ik mijn drang losliet  

begon je te spreken:

Kind, zorg dat ge nooit iemand nodig hebt

voorzie u eigen van liefde, geluk en trekt u geen klote van de wereld aan

doe vooral waar gij goesting in hebt

denkt ge dat de wereld naar u omkijkt

dat de mens gemaakt is van medeleven en liefde

kijk ziet ge daar die gast staan?

dat is nog schoon, elastisch, vol blos, vol vos

ooit zei er een oude geliefde tegen mij

gij waart zo warm als we vreëen

uw kaken stonden vol rood gelijk een hete stoof

ge waart zo vol gloed

in u kon ik thuiskomen

ik zie dat niet meer in u

ge zijt gelijk perkament geworden

dof en geel en taai

en ik voelde mij diep gekwetst

want ik kleurde mijn wangen met rouge

de illusie dat ik mijn jeugd nog kon inhalen

en ik zag onze lichamen niet meer oplichten

ik zag twee rammelende skeletten

waar nog hier en daar wat verschrompeld fruit aanhing

en daarmee deden we het

met de illusie van de hitte

en weet ge

hoe ouder dat ge wordt

het wordt alleen maar erger

die drang

ik kijk graag naar jongens

met lust

ik zit graag op de tram

waar ik met trots op het pikuur

-ja u hoorde het goed ik zei

het uur van de pik-

nog tegen een jong lijf kan staan

ik heb ooit zo’n oude mannen gezien

ik herkende situaties van vroeger als puber

en ik weet het is een beetje pervers

maar ik heb geen stijve

en dat maakt het verschil

en zo erg zit ik mijn kut niet aan te schuren aan dat jong geweld

sommige houden van die oude gretigheid

oud droog hout brandt goed

en ik brand toch sneller als een ander

‘k heb mijn leven weggesmeten

omdat niemand het toch iets waard vond

het beetje leven dat hier nog bijeenstaat

profiteert

en ik zeg u

après nous le déluge

feest en geniet

als ge die efficiëntie van een machien niet haalt

zijt dan zelf een naaimachien

al wat ge kunt bij elkaar naaien

doe dat

want daar hebt ge later

nog wat connectie mee

omdat het u even terugbrengt

naar de gloed

de vloed

de zonde

de stonde

meiske

ik heb u als een biechtvader gebruikt

maar weet dat ik ook net als gij op zoek was

naar dat stukske hetzelfde in een ander

en dat hebben ze naar de kloten gedaan

ik verwijt niemand nog iets

misschien wel een stukske mijzelf

daarom zie

nen helen boterham op de tram

maar nu ga ik afstappen

de brouckère

ik drink hier mijne koffie

tot het pikuur komt

en dan ge weet wel

naar huis

met de vochtige muis

 

Denkt ge nu echt dat ze mij zo aansprak en dat allemaal aan mij oh gieren oh got vertelde?!

Zeg, gij gelooft ook teveel in de mens zeker.

 

Nee ze was beleefd en koud en afstandelijk correct.

Ik kroop gewoon in haar gereutel, in haar geremde pezige lijf en voelde tot in haar rimpelige vingertoppen. Ik stopte nadien met roken. Ik zou nooit of te nooit dezelfde weg inslaan.

Dacht ik. Ik zit nu weer te doempen als een turk. Stress stress stress.

Wordt ik week van dat wat verloren ging? Niet echt.


All I want is you


dit gaat over mijn verleden the moon and the star

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket