Je hebt een streepje voor, voor de plek waar ik werkte en ik dingen zag gebeuren van op afstand en dat ik daardoor weer wou vluchten, het was een tekst waar een stukje inzit van Mark en een stukje van mensen op het werk waarover ik dan fantaseerde
Magda typt, stopt, houdt haar adem in op het volst van haar longen en laat ze dan leeglopen alsof alles op dat moment uit haar ontsnapt.
Magda voelt zich leeg. De leegte verlamt haar. Ze staart naar de boekhouding van het instituut. Ze drinkt een kop oploskoffie en roert traag met zo’n wit plastic staafje dat ze half in de cijfers verzonken normaal steeds kapot knabbelt. Nu niet. Ze zuigt er een beetje op.
Magda kent de getallen door en door. Vroeger geraakten ze nog opgesmukt, werden op tijd putjes geplamuurd. Vandaag kan dat niet meer. Ze ligt al nachten wakker van cijfertjes die ze draait en keert en op hoopjes gooit maar de put is een krater zonder einde die diep meandert onder haar. Ze weet dat de krater het einde betekent voor de vzw. Het einde van haar job, het einde van haar minnaarschap, haar geheime relatie met Herwig de personeelsdirecteur.
Waarom wijkt ze nu plots af van wat ze dagdagelijks doet, wat praktisch half Europa doet. Haar vertrouwde paden bewandelen in de ambtenarij, goede huismoeder spelen voor het werk, voor anderen, voor haar familie, haar dochter, voor haar man Derreck, voor haar minnaar, dat is Magda. Toch doet ze vandaag iets op haar pc naast haar routines, naast haar dwangneurotische ritueeltjes en het reuze onheil dat op haar afkomt.
Ze opent haar persoonlijke mailbox, staart wezenloos voor zich uit , bijna zoals onder hypnose, alsof de leegte zich manifesteert en zwelt. Ze heft haar loden handen op, en laat ze rusten op het toetsenbord, automatisch begint ze te schrijven. Ze schrijft naar u Markus. Niet naar haar man, niet naar haar minnaar, maar naar u Markus. Je weet wel waarom ze je schrijft, maar waarom dat schrijven nu plots? Niet enkel omdat ze het onheil voelt. De machteloosheid, de druk, de drang. Maar omdat alles van gevoel inert tegen de binnenkant van haar tanden zit en haar maag dat gewicht wilt naar boven stuwen. Tsunami door haar cellen. Dat zijt gij. Een loutering, een vlucht. Magda wordt makkelijk verliefd. Op wat ooit was. Op wat nooit was. Ze hunkert, ze droomt en zucht.
Ze kijkt vanuit een lamlendig bureau in een grauwe kelder naar twee ratelpopulieren; hun bladeren schudden als twee overgeëxiteerde cheerleaders. Ze lijken veel meer te willen vertellen dan dat maar Magda zit hier en zij wortelen daar. Markus wortelt daarbuiten.
Magda staart naar de muren. De kleur van de muren rondom haar zijn in de kleur van de stopverf tussen de ramen. Het blik zei: “couleur champagne”, en zelf met een glas champagne in de hand zou het nog blijven deprimeren.
Ja, Magda is gekomen om haar uren uit te zitten. Het oude toetsenbord, een plastieken wandklok en een tweedehands koelkast zoemen en tikken de tijd weg. En gij, Markus; gij zit in een proces van beweging, van deadlines en projecten, gij hebt soms een fractie tijd. En dan werpt ge even uw hengel uit en is Magda zo gepakt door die kleine sjnabbel die ge haar toewerpt. Magda wilt opgegeten worden, snapt ge? Ge moogt haar niet terugwerpen dat is hel. Ze is in uw slipstroom geraakt, in uw draaikolk, ze is in de ban van uw ding, alle dingen die ge doet, de uitdagingen die ge aangaat, ze zoekt u op in beeld, in geluid, in gedefragmenteerde stukjes data. De hele wereld zwart-wit, behalve dat plekje waar gij nu zit, alles gekleurd, gestipt en gestreept.
Als ge naar de vijftig gaat en dan toch koos voor de standvastigheid als midlife crisismanagement dan slaat de fantasie op hol. Als ge weet dat uw plekske stillekes aan vervaagt en ge weet dat alles wat stabiliteit en vertrouwen gaf nu op hellen staat, van hemel naar hel dan worden verhalen herschreven.
Magda kende dat, ze was al vanuit zo’n postmodern stadsnihilisme verhuist waar ge wanhoop en frustratie verpersoonlijkt zag in vrienden die zijn blijven zuipen; de ene het grootste betoog aan de toog houdend, de andere op zoek naar vossen voor één nacht. Ze voelde zich altijd beter dan hen, of laat ons zeggen wat anders.
Het enige verschil wat ze kon bedenken toen om zich te bevrijden van de nachtbrakers was te gaan voor het huwelijk.
En nu lijdt Magda aan dezelfde slapeloosheid enkel dan sober en zonder kater met een zwetend geweten, vragen stellend over een gerecycleerde wcpapiergrijze toekomst, want veel heeft ze nooit vooruit gepland daarvoor.
Herwig kon haar ziel niet sussen, enkel haar lichaam. Daarvoor was hij ideaal geschapen. En Derreck, Derreck was er om te voldoen aan die mooie kleinburgerlijke droom, om er bij te horen, de schijn op te houden en omdat er ooit wel chemie was geweest waaruit een dochter ontstond. Zoals Magda gaatjes plamuurde op het werk en de dingen graag mooier voorstelde dan ze waren, deed ze dat vooral ook thuis. Ze stelde zich een veilige wereld voor, voor haar en haar dochter en zelfs voor Derreck, die had ze becijferd en zonder er echt zeer tactisch bij stil te staan koos ze meer in functie van Derreck en Nina. Derreck die haar minder en minder aanraakte tot het ophield en plots Herwig haar middel greep op een receptie buiten het instituut. Bedampte autoruiten, plakkende leren zetels, direct de douche in en de routines, de routines werden uitgebreider. Extra kleren, extra parfum, middaghotelkamers, dossierkelders.
Vroeger volgde Magda het kuiltje in de wang van Markus tot het kuiltje in zijn t-shirt, dan dook ze eronder en probeerde ze te denken aan het zilverpapiertje van een reep chocola. Kon ze u uitpakken en proeven? Dat was toen ze Derreck en Herwig nog niet kende. Toen waren hormonen nog geen smeekbedes van trachten maar zaten ze vol hiphop en huppels. Toen was denken nog beladen van kleine onbenullige dingen die het leven waardevol en energetisch maakten. Magda en Markus zaten op een terras onder de platanen, vlekjes op hun bast, vlekjes zon op hem en op zijn streepjestrui, vlekjes opgewondenheid in haar hals. Op wie wachtte je toen, Markus? Je bestelde espresso, dus Magda ook. Het was zwoel, een dag waar de straten zinderden als een warme adem, een dag waarop je je huid niet voelde, de lucht smolt samen met je lijf. Je lijf en je lenden.
Ze droomde van een verkoelend meer waar ze naakt als zeemeermin en man onder elkaar zouden zwemmen en luchtbellen tegen hun liezen blazen, tegen je lijf en je lenden.
De rekening. Wat nu. Het was nog net geen middag. Je wandelde vastberaden de straat op. Ze rekende snel af en volgde je. Een boekenwinkel. Je stopte. Je las en legde je voorhoofd tegen het raam en leunde je bekken naar voren. Je twijfelde. Je droomde. Beet op je lip. Draaide met een vinger in dat lang donker betoverende haar waar de zon in schommelde. Markus mijn farao, mijn indische god, mijn perzische prins. Ik Magda, je sfinx
Magda wachtte tussen twee geparkeerde auto’s en zocht zogezegd een sleutel in haar zak.
Je stapte de boekenwinkel binnen. Magda keek door het troebele laagje talg van je voorhoofd naar de boeken. Verzonken in een verhaal dat ze nog niet kende.
Ijl in haar hoofd. Ze stapte binnen, het stonk er naar stof maar ze rook zichzelf heftiger, groentensoep geurend zweet. Dat was zo als Magda op het punt stond iets te ondernemen. Al was het een examen of een sollicitatie of het dichtst bij je object staan van verlangen. Vandaag had ze deodorant gespoten en haarzelf in white musk en patchoeli verstopt en de geur blendde met de bijna koudgeworden koffie dus verweg van de groentesoepgeur waar ze vervelend zelfbewust van wordt. Markus ...
Alsof de wereld in een versnelde timelaps zat, alles ontlook, bloeide, rijpte en viel gistend op de grond. Magda nodigde Markus uit voor een ijsje, ze smolten en verdampten, je nam haar mee naar je rovershol waar ze zich ontblootte en jij haar bijna nam. Ham.
All I want is you, ik wil je spreken, waarom jaag je me niet na? Waarom stop je maar niet met roken? Met jezelf na te jagen? Jagen of achterna gejaagd worden, het blijft bij bewegen en het gaat te snel allemaal.
Magda is begonnen met een detox kuur. Ja het gaat snel. Als ze Markus gezond wil zien dan moet ze dat best zelf eerst bevestigen. Daarnet dronk ze nog koffie, nu is het thee, ze vergat even dat koffie geen deel uitmaakte van haar kuur maar haar routines.
Verdorie waarom nu weer, die ingetogenheid, die verplichte gezondheid, dat klote-idee van “jung schön und elastisch zu bleiben”. Voor de liefde? Ach...Er zit al rek op haar huid, waarom dan geen patine van sigarettegeel? In de blauwe walm verstoppertje spelen, galopperen in het blauw. Ze wou dat ze zich blauw kon blowen. Blowblauwblow. Wow.
Magda loopt zo blauw voor jou Markus.
Dat blauw vult haar longen wanneer de nacht de morgen kust, “entre chien et loup”. ouuuouu
Het gutst uit haar mond in kleine wolkjes. Kleine kolkende wolkjes...
De wolkjes lossen op als melk uit een brikje plastic dat zo lastig open te maken valt, waar ze haar half gebit op afvijlt om dat rot aluminiumfolietje er van te knauwen. Als dat rotding eindelijk open is en het druppelt dan in een thee, liefst de grauwbruine lavis van een simpele lipton, dan krijg je zo’n vertragende verdwijning van een wolkkolkje wit. Wel datzelfde maar dan blauw. Zo hunkert Magda naar je, Markus.
Het is geen blauw van korenbloemen, van een bic of inkt op de stapel post its dat hier nog hangen te schreeuwen, nee, het is een blauw zo flauw dat je het bijna groen zou noemen, maar voor haar is het triomfantelijk blauw omdat de nacht haar nog streelt en afscheid neemt en omdat het lichter wordt, zo lichtblauw dat ze van alles houdt. Zelf van jou, dan heeft Magda het lef tenminste, lef dat ze voelt in haar te ver afgekloven rode nagelrandtippen van haar vingers. Zenuwen, groentensoepzweet.
Ze wou je aanraken, ze raakte je en ze zag plots, als je de schaal breekt is het ei kapot en dan weet je wat er inzit. Magda stond op punt om de schaal te breken, om het toe te laten want het moment was er en alles was broos en gevoelig.
Magda kon niet. Ze lag daar toen in je rovershol in je bed gestenigd door blow en blauw en weet je, she was a woman of all senses, haar zintuigen werden te puntig, te kandinsky, te abstract, te funky en ze hield meer van jazz en blues.
En zo was het, Magda wezelde er vantussen. Ze vertrok stiekem met je streepjestrui en het lintje van het kadootje dat ze niet openmaakte. Een rood lintje. Ze wou je. Ze ging door het lint. Ze wou je niet, te versmachtend en daarom opende ze je niet. Ze wou je bewaren, je verzamelen. Eeuwig spannend. Geen versheidsdatum op de verpakking die kon verlopen, het moment was bevroren.
“Mag ik je nu uitpakken? Ja, nu mag het, Magda. Misschien wil je me nu wel niet meer Markus. Ik ben nu dan dat broze ei. Je hebt me. Ik hunker. Ik smelt. Ik schrijf. Ik droom. Ik vlucht.
Er zijn veel vormen van liefde. Ik wou je altijd. Alles wat ik op papier schrijf voor je, eet ik telkens op, samen met een reepje streepjestrui, zo ben je tenminste ook eens in en uit me gegaan.”
Magda staat op en sluit de email die ze nooit zal verzenden.
Ze weet dat hunkeren naar een verleden Markus niet van zijn witte paard doet stappen om haar uit de zware zuigende leem te halen. Ze weet dat ze wilt gered worden maar dat de liefde die ze beschreef in haar email een gestolde datum heeft en dit gevoel nu voor Markus niet overeenkomt. Ze delete delen van de boekhouding wat haar hart en geweten lichter maakt maar haar aansprakelijkheid verzwaard. Ze neemt haar gsm en schrijft, Derreck we moeten praten.
Dan sluit ze haar pc af, neemt ze haar sleutel en stapt ze binnen in het bureautje van haar collega Herwig en zegt ze Herwig we moeten praten.
“Ge droomt Magda. Ik breek geen potten. Ik heb een goed huwelijk, alleen geen goede sex. Dit was veilig voor ons, ik kan niet mee in uw vlucht. Dit hebt ge nooit daarvoren gewild, wat is er dan nu ineens veranderd?”
“Dezelfde kaarten Herwig, dezelfde kaarten, ik heb enkel zeer slecht voor mezelf gedeeld en vals spelen helpt niet meer.”
“Magda toch, Magda, beseft gij niet dat ge gewoon een ander spel hebt gekozen? Laat de kaarten gewoon op de tafel achter meiske en leer je nieuw spel kennen. Zoals ge zegt vals spelen hoeft niet meer, some times you win, sometimes you lose, bolleke.
Ge kunt er blijven op staren en blijven van dromen, Magda, maar verandert uw perspectief, schuif het een beke op en ge zult zien dat uw oude kaarten verbranden, verpulveren, opstijgen door de warmte van uw vuur en neerdalen als kleine zwarte vlinders van asse en de grond aan uw voeten vruchtbaar maakt terwijl ge nieuwe kaarten krijgt bedeeld. Ga nu Magda, en ik ga niet mee, en ge laat me achter met niets dan goed.
Niets dan goed Magda, niets is goed, Magda en ge weet hoe ik dat bedoel, niets dan goed.
Ze stapt met loden achillespezen en groentesoepzwetend het bureautje uit, ze stapt weg uit de hunker, de leegte in.
En die leegte, die leegte wordt goed.