jazeker de wind
die wuift de regen nogal woest,
de bolsters aan flarden en wij
die kruipen in kragen, nestelen de blikken
in verholen
ogen alsof het moest, alsof het zo
moest zijn, want weet je, water bij de wijn, regen
na zonneschijn, het is de stand
der dingen, de wetenschap
zelve, de ratio, leve
de ratio die straks de winter-
poorten open en dicht weer
waait, jazeker maar
de wind die wuift woest, nogal
van slag het blad in rouw omdat het lang
nee omdat het lang
nog niet lossen wou