Lezen

Lambiorix (2)

17+ Tante Hannelore was een globetrotter. Nu woont zij in een eigen wereld waar zij gewoonweg een raadsel gebleven is. Wanneer de thermometer het een beetje warm krijgt, kleedt zij zich meestal uit, maar ik vind dat niet erg, vroeger niet en later zal dat ook zo zijn. Wij kweken samen veel in haar tuin en fruitgaard. Meloenen. Limoenen. Pompoenen. Op een dag zei ze tegen mij: Omdat je zo'n schattige oen bent, wil ik mij omringen met natuur die op -oen eindigt. Zo is dat dus gekomen, die passie voor oen. Zij heeft inmiddels ook al parelhoenen die uit eitjes kwamen. Er leven eveneens schorpioenen in een soort van couveuze. Ze perst altijd zeer graag citroenen uit en ik heb ook eens een kleine harpoen gemaakt. Wat wil je daarmee vangen?, vroeg zij mij. Onderwaterdromen? Bellen uit een dolle bron? Ze kust bovendien zeer graag Zoetjesweg. Het groen achter mijn oren. Echt. Alles wat een beetje oen in zich draagt, maakt ons werkelijk blij. Toen werd ook gelukkig, wanneer ik achttien werd en zij sprak: Nu mag dat ook, maar bevrucht mij niet. Dat is niet toegestaan. Coïtus interruptus. Ze zag het telkens in mijn ogen. De timing werd zelfs wondergoed. Ik mocht ejaculeren op haar buik. Het mocht in haar navelputje eindigen of haar borsten bekladden. Daarna dronken we samen Lambiorix. Ze bladerde echter zelden in het Maandblad van de geremde Pittemse Krulbolvrienden, die haar onverschilllig lieten en zomaar het alledaagse toelaten tot een hart, dat gaat ook niet! Zij hield immers immens veel van mij, van mijn levendige ballen, die ze wel eens zoenen wilde in die groenselhof op momenten dat ik het niet verwachtte.     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'

Bernd Vanderbilt
0 0

In elke priester leeft een stier

  Lima ligt op de Kaaimaneilanden, Breda op Bermuda, Bazel in Brazilië, Oslo is een deelgemeente van Moorslede enRome is een preuts gehucht van Moerkerke. De Nijl zou volgens hem door Ijsland stromen, de Seine door Mesopotamië en de Demer heel gewoon door Denemarken. Met zo'n lullige weet-je-datjes houdt Ignace mij soms bezig! Wat een oen, die debiel, wat voor een onnozelaar die zijn eigen zoon opat. Deinze is dan verzekers de hoofdstad Indonezië? En dan heb je in Gibraltar een gitaar gekocht om daarna naar een liedje van Abba te luisteren in een bar op Barbados? Mijn god, kwan Godot maar langs om mij te verlossen van zulke geesten die mij ziel zo naarstig kwellen. Ja, en doe maar voort. Over die ezel die bezoedeld werd, de koe en de aap van Panamarenko, het eekhoorntje dat een koe baarde en de tijger die zowel de geit als de gier had opgegeten. Ik bestel bij Alfred een portie bitterballen die al bier gedronken hebben. Echt, het houdt nooit op en ik vraag het telkens weer aan Ignace. Laat mij alstublieft gerust! Schrijf dat op de achterkant van weggegooide kasticketjes van de Colruyt, die een trol niet ging gebruiken als wc-papier. Maar val mij daar toch niet mee lastig op een zondagmiddag die een zaag zoekt om een mond ergens te voeden met de stukken van een woord! Eindelijk. Ignace zegt dat hij weg moet. Dat hij ons en dit frietkot verlaten zal. Richting Nice, simpele duif! Dat wist ik al.     uit de reeks 'Ignace Somers'

Bernd Vanderbilt
0 0
Tip

Lambiorix (1)

  Het mocht niet zijn voor Carine Van Keirsbilck. Vorige week is haar poedel platgereden en tot overmaat van ramp zal er niets veranderen aan het clublogo van de Pittemse Krulbolvrienden. Het voorstel van Carine om voortaan een leeuw te laten figureren die zich aan een bolworp met waagt, werd algemeen weggelachen, unaniem verworpen. Carine stemde vóór. Als enige. Gij zijt zo zot gelijk een achterdeur, had Etienne zonder enige gêne geroepen en het moge gezegd zijn. Het is haast niet te geloven hoe die flaminganten domweg denken dat zo'n beest, dat hier nergens leeft, symbool zou kunnen staan voor eigenheid. Iedereen is zo uniek als hij of zij zelf is! Soms moet men eens op tafel kloppen, ook al zit men ergens moederziel alleen, in de uithoek van een zieke natie, aan de rand van een loom loofwoud, dicht bij de oever van een kreek vol dikkoppen, slechts wat brood van gisteren te eten. Ik, Roeland Wittebolle, ik maak een fietstocht. Zo dacht ik bij het krieken van de ochtend. Ik rijd naar zo'n landschap dat om eenvoud bedelt, eet daar een boterham aan een openbare picnictafel en stop op de terugweg bij die onvermijdbare Hannelore. Wij zij echt zot van elkaar, tante Hannelore en ik. Je mag dat gerust weten. Daarnaast en van ondergeschikt belang, maar ik vermeld het toch graag. Lambiorix is een eigen brouwsel van de Pittemse Krulbollers! Aimé is de secretaris van dat gezelschap. Het is Aimé die de clubblaadjes verstuurt en aangezien Hannelore steunend lid is, krijgt zij ook een exemplaar toegestuurd. Lambiorix dus. En Hannelore koopt dat bier ook echt voor mij. Het houdt de geest één nacht dapper en daarna mag de ziel drie etmalenlang van al zijn nietigheid genieten. Mijn allerliefste Hannelore weet dat ik zoiets gebruiken kan. Zij voelt dat altijd zo verduiveld goed aan wat ik echt nodig heb en zij kan mij beestig goed verwennen.     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'  

Bernd Vanderbilt
44 0

Waanlicht

  natuurlijk heb ik ze gestreeld en gekust die vleermuizen ze hangen al zo lang  hier binnenin aan deze ribben ik heb een borstbeen dat een overval door treurnis ooit weerstond mijn neus werd kromgeslagen door twee dagen die stomdronken voor verloren dromen toch een weg dachten te vinden naar mijn hoofd schat, ik heb altijd beloofd in ongesproken woorden dat het mos wordt klaargelegd voor het weke vogelkind dat uit zijn nestje valt gisteren, in die onnozele winkel met zijn donker atelier, ze zaten daar melancholie en somberheid, ze waanden zich zelfs lief en vlochten mandjes voor het blinde kuiken heb vertrouwen in de chaos die zich bij dit maanlicht graag beminnen laat door een gevoel dat bijna kotsen moet genade en die halve regenwormen, zie ze weer gevechten voeren tegen leven dat zich liever eindig waant wat rest, mijn liefste, is dit vel, het zijn mijn vingers die de onrust vingen en haar aan een wasdraad wilden hangen ik heb geluk, de dageraad zoog al mijn huiveringen leeg en hovelingen van een droeve burcht, zij hebben mij zo hartelijk ontvangen nog éên nacht en dan, mijn schat, zal ik proberen braaf terug te keren naar het strand waar rebellie en opstand in de branding stierven bederf het dan niet meer, probeer met één bedreven hand mijn ziel te aaien alle vleermuizen zullen je zeggen dat ik zacht gebleven ben  dat ik je met mijn huid omarmen kan wees maar gerust natuurlijk wil ik jou en alle mist in duisternis beleven     uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'  

Bernd Vanderbilt
3 0

Hoofdstuk 1 Krrrr puwiefff twie-ie-ie-iep

Tik-tik-tik taa-ak_ tik-tik-tik_ tik-taa-ak…. Het klonk als het onregelmatige ritme van een Bulgaarse volksmelodie. Tussendoor stopte de man even en luisterde aandachtig, soms flitsten enkele lampjes aan en uit, telkens een kort moment… Geduldig herhaalde hij de boodschap enkele keren meer, maar waarschijnlijk zonder respons, want zijn aandacht bleef maar gespannen en aandachtig. Zoals wanneer je luistert of iets probeert te horen in een donkere ruimte : je beweegt niet en houd je adem in om meer te kunnen horen zodat je verder kunt. In volle ademloze afwachting dus. Dit speelde zich af in een kleine kamer op een warme zolder van een huis in Rozemenstraat 56. Een kamer met een houten schommelbank, daartegenover een bureau. Van het behang zag je bijna niets omdat alle muren bedekt waren met kasten of landkaarten en foto’s. Aan oude spijkers hingen kabels en plugs als zwarte spagetti aan de muur. Op de schommelbank bij de verwarming lag een grote gevlekte kat in diepe slaap, alleen aan het lichtjes op en neer bewegen van de buik zag je dat die nog leefde. Af en toe werd de schaars verlichte ruimte opgelicht door de lampjes van de toestellen die bediend werden door een oude man. Zijn naam? Georgeos. Hij droeg op zijn hoofd een koptelefoon die verbonden was met een grote radio met overal knopjes en lampjes. De afwisselend rode en gele kleuren weerspiegelden warme kleuren op zijn aandachtige gezicht. Zijn focus lag bij zijn rechterhand, bij de knoppen en daarboven de lampjes die alsmaar aan en uit gingen op het ritme van de geluiden. Zijn linkerhand aan een tikmachine die geduldig een code intikte die telkens na een korte pauze meermaals werd herhaald. De langverwachte respons, die kwam van een andere bron. Met luid gestommel beklom het neefje van Georgeos de trap naar boven, in zijn linkerhand een kop hete thee, aan zijn andere schouder een slaphangende schooltas. “Hello uncle George, are you standing by?!” zei de jongen luid, terwijl hij de mok thee vlak naast de radio op het randje van het bureau zette, het water klotste heen en weer, bijna tot over de rand. “Hela hela!” riep Georgeos ”Pas-op-héét, moest ik zeggen van Marja,” zei de jeugdige stem. “Dank je wel.” Georgeos verplaatste de kop naar een veiliger plaats. “Hallo Felix,” vervolgde hij en keek glimlachend naar zijn neefje. “Fijn dat je er weer bent en hoe was het op school?” zei hij. Zijn gezicht keek belangstellend en serieus, maar hij zag er tegelijk een beetje zot uit met de koptelefoon die hij nog niet had afgenomen. Felix zuchtte, het eerste wat volwassenen altijd vroegen was altijd over school. Hij had geen zin om te antwoorden, maar als gebaar wees hij naar de hoek van de kamer waar hij zijn boekentas had gesmeten en hij zei: “Eindelijk kerstvakantie” Toen zag hij de kat in zijn mand bij de verwarming, hij was nog onverstoord aan het slapen. Hij sprong er naar toe om hem te strelen. “Hallo Tango, wat kun jij heerlijk slapen!” De kat lag in zijn eigen vacht als een wollen deken volledig plat in zijn mand, hij liet Felix begaan. Maar die volledige rust en overgave daagde Felix uit! Hij pakte de kat voorzichtig onder de poten, tilde hem op en liet zijn achterlijf naar beneden hangen. Het lijf van de kat leek wel elastisch en de poten reikten tot bijna aan de grond. “Kijk eens! Wat een enorm beest!” “Jij bent een beest! Laat Tango toch met rust” maar zijn oom was niet echt boos, die kat kon dat best hebben. “Wij mensen kunnen dat niet, he” zei zijn neefje eigenwijs. De kat nam nauwelijks de moeite om wakker te worden en liet het allemaal geduldig toe. Felix nam de kat op schoot in de grote schommelbank. Tango was blij dat hij zich weer kon opkrullen. Felix voelde de lichte ademhaling van het beest en begon luidop te spinnen. Prrrr prrrrrrrr prrrrrrrrrrrrrrrr. “Waar ben je nu?” vroeg hij zijn oom. Een ander zou zeggen ‘wat ben je aan het doen’, maar Felix was al zo vaak komen meekijken en luisteren dat hij helemaal mee was in deze schijnbare wereld van de radio-amateurs. “Wel, ik probeer contact te maken in Tbilisi, maar ik heb nu nog even geen antwoord, ik zal nog eens een oproep doen, maar zoeven was er een duidelijk signaal..” “CQ GEOR7IOS calling CQ and standing by”, zei hij ervaren in de microfoon. Hij wachtte even, draaide een aantal knoppen, en herhaalde zijn boodschap. Plots lichtte zijn gezicht op, contact!! “Luister!” Hij zette onverwacht de koptelefoon van zijn hoofd, trok de stekker uit en beiden hoorden ze nu : “Wioe wioe wioei….five five seven here five five seven…woooehieprrrrrrr” “We hebben een match, in Tbilisi!” klonk het verheugd. “Tbilisi? Waar ligt dat?” “In Georgie, het is de hoofdstad” Felix had nog nooit van deze stad of dit land gehoord. Toch nog eens nakijken in de Atlas. Had de meester niet laatst verteld over dit verre land? “Hoe ver is Tbilisi van hier?” “Wel, dat is zeker meer dan 4000 kilometer” “Oh, aan de andere kant van de aarde?” zei hij hoopvol. Georgeos moest een beetje lachen. “Nee, zeker niet zo ver, naar de andere kant van de aarde is het nog veel en veel verder, je kunt deze afstand vergelijken met één keer van hier heen en weer naar Zuid-Frankrijk.” Dat begreep Felix wel, ze waren vorige zomer met het gezin naar Zuid-Frankrijk gereden: uren en urenlang achterin in de auto. Snakkend naar verkoeling en eten in de schaduw. Georgie, zo ver weg! “En..hoor je iets?”vroeg hij nieuwsgierig, zijn oom had de koptelefoon alweer op en was te aandachtig om direct te kunnen antwoorden. Sebas liet het maar zo, hij had nog alle tijd om er naar te vragen. Hij had kerstvakantie! In de vakantie kon hij nog vaker langsgaan dan anders. Hij dronk van zijn cola, at zijn Mars en streelde de dikke vacht van de kat. “Ja, ja, jij hebt altijd vakantie, daarom kun je slapen wanneer je maar wilt.., en wij maar werken!” en dan leunde hij gemakkelijk achterover. ‘Vakantie, school, Tango de kat, vakantie, radio, school, de atlas, Georgie, Tbilisi morse, oom Georgeos…’ allerlei gedachten en beelden flitsen aan hem voorbij. Hij werd er ook soezerig van. Het was alsof hij met bed en al werd opgetild en zag zichzelf met de kat en de hele kamer van bovenaf en het kale hoofd van zijn oom met daarlangs de brede zwarte band van de koptelefoon. Net het hoofd van Mickey Mouse. Daar moest hij even om lachen. Maar al gauw knipperden zijn ogen van slaperigheid en sloot hij zijn ogen. Voor heel even, dacht hij. “!! krrrr pwieff krak pieeeept tuut tuuuii !!” klonk het alarmerend. Met een schok kwam hij overeind, nu werd de kat wel wakker. Hij zag de radiolampjes flikkeren als nooit eerder, zijn oom draaide hevig aan alle knoppen en keek telkens zijn richting uit. Wat was er, waarom schrok hij zo? Wat is er oom, wilde hij vragen, maar het was alsof zijn tong zo groot en dik in zijn mond was dat hij niks meer kon uitbrengen. Hij voelde dat zijn bed wiebelde en bewoog, van voor naar achter van achter naar voor, alweer voelde hij zich opgetild, met bank en al, zijn oren suisden, de wind door zijn haren, ze vlogen door de ether, door zijn straat, hij zag het het huis van zijn moeder, de winkel, de grote kerk, alles zag hij aan zich voorbijgaan om weg te duiken in een onmetelijke ruimte. Waar ging dit heen? De kat en hij klampten zich vast aan elkaar en ze hielden hun ogen strak dicht. Hoe lang gaat dit duren? Na een tijdje kwam de bank tot rust en zweefden ze boven een zonnig en heuvelig landschap met een grote stad. Het was redelijk warm, ook al was het avond in plaats van de late namiddag. Felix durfde weer even te kijken. Maar het schommelen en hevige suizen begon weer, de ogen weer toe, tot plotseling ze weer stilstonden in een totaal vreemde ruimte. “Vin khar shen?” vroeg een krakende stem verbaasd. (wordt vervolgd)

Marie Jos
0 0

Het vet van mager zijn

  Narcissen zij moeten altijd lijden, wachten op een zot die met de scharen van een kreeft hen eindelijk bevrijden komt. Alle bollen in de grond zitten bovendien te vol met wrede drang om kleuren vast te leggen in een bloem. Behalve kluizenaars die dolgraag eenzaamheid verkrachten, weet echt iedereen hoe het fijn is een vriend te hebben die een vreemde geest kan lezen, voelen laat dat zelfs in duisternis twee vuurvliegjes alles samen kunnen zien. En toch, zegt Ignace, is alles slechts verzonnen. Tweelingen. Vissen. Zij kunnen niet eens vrijuit zwemmen door dat eindeloos heelal. Ik knik en wij drinken opnieuw, urenlang en zonder zonde, glazen vol met Mort Subite. Wij zijn redelijk gerust. Onze binnenkandse vluchten zullen nimmer crashen met een zwarte Black Hawk helikopter. Bovendien, vriend Bernd, zo zegt Ignace, de winter hoeft niet zomaar vrezen dat een lente hem weer komt vermoorden. Twijfel met frieten en Andalosersaus. Twee porties zijn besteld en ik hoef dat ook niet te bevestigen aan Ignace dat zekerheid mij echt niet kwelt. Ja, en geloof mij maar wanneer ik zeg dat zelfs Descartes een paranoïde geest had die best lelijk ijlde.  Net zoals volwassen die hier komen en aanvankelijk nog twijfelen of Alfred Frietkabouter deze frituur werkelijk al jaren openhoudt, zo moest ook Descartes eerst aarzelen en aannemen dat hij misschien niet eens bestond. Het is enkel een gek die deze vraag dan met de ogen dicht beantwoordt en gelooft dat wat hij denkt niet slechts gedroomd wordt door een zeemeermin diep in de oceaan. Zout. Maar niet veel. Frieten willen droge lippen niet ontmoeten omdat tranen omgeleid zijn naar de Dode Zee. Wij hebben echt geluk. Ignace en ik. Dat wij toch gewoon bestaan. Dat wij ware vrienden zijn die symbiose helemaal begrijpen. Samen houden van. Wij kunnen dat. Een kabouterfrietkot bezoeken bijna elke dag. Wij doen dat. Trouwens. Hier is het papier enorm groot. Groot genoeg voor olifantenporties. Het is papier dat balpennen over het bestaan vertelt. Hier geloven wij. In aardappelen. In aarde. Hier kunnen wij voelen. Hoe het is. Om tijdelijk gedompeld te worden. In het vet van mager zijn.     uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
5 0

Varkensbaai

  Het is uitermate moeilijk. Om eenvoudig te zijn. Kijk maar naar het zwijn dat zijn tattoo laat zien met zeugenspreuken. Gisteren nam ik onze haan nog bij de nek en met een schaar heb ik die kam toen afgeknipt. Het is gelijk een punker die plots skinhead wordt, een zot die al zijn fratsen snel verbrandt. Kijk ook naar dit zwijn dat in zijn staart een knoopje heeft gelegd. Noem dan zoiets simpelweg origineel. Zoveel is er nodig om oud brood nieuw leven in te blazen. Hitte van een broodrooster, de angst voor harde korsten op een zachte ziel. Ik weet het nochtans goed. Groots zijn rampspoed en de moed die daarna nodig is. Een Duitse vriend van mij, hij lacht altijd domweg. Zijn grap vertelt dat zonder Traum een Trauma niet bestaat  Echt. Ik spaar dat allemaal. Vlinderlijken, uitspraken die het vergaten weg te vliegen. Mijn geest is zo bedrogen als een hoerenhart kan zijn. Neem nog wat hesp, zegt een witte boterham die uit een zak gekropen komt. De korsten, geesteling, die kan je sparen voor de varkens, dat mag ook. Straks smeer ik hem. Wees maar gerust. De vlucht, het brood en zwarte piet met zijn te zoete chocokop ligt lamlendig te wachten op december. Durf. Dat heb ik nog. De morgen kent mijn ochtendritueel, die wederopstanding. Elke supermarkt, iedere tegelvloer, enkel broodsnijmachine moet vandaag op zijn hoede zijn. Ja. Ik heb zoveel ellende verzameld dat het toestel met die vele messen alles mogen kelen. Camera's die normaal dieven vangen, zullen alles filmen, zien hoe alles schoon wordt verbrijzeld. Varkens zullen lopen door de gangen. Winkelkarren zullen huilen omdat niemand echt  eentonighheid begrijpt. Daarom, gij beest, gij zwijn, blijft in uw kot op deze dag waarop de hoer van al dat welzijn een dag vrijaf genomen heeft. Het strand wil immers op zo'n onverlegen dag haar blote kont, die witte billen voelen. Onschuld komt straks met de vloed en Blankenberge zal een Baai voorzien voor al dat aangespoeld verlangen. Vissersmeisjes zullen aan de graten likken, hechtingen bevrijdn van de spanning en die roze modderwroeters mogen al mijn littekens verslinden.     uit de reeks 'Over eelt en zurkeltttelt'      

Bernd Vanderbilt
2 0

De boktor is een beest

  In het vuur van een wezen daar brandt het vaak.  De maan die bij nacht hun lusten eindeloos aanschouwen moet, zij kijkt nooit weg omdat men met haar fijne licht het spel bekijken wil. Toch sluit het beest in de man zeer vaak de ogen als het denkt zich weer te hebben voortgeplant. De vrouw die op haar knieën zat om zich als een mals konijn opnieuw te laten pakken, slaapt nu op haar zijde. Met een blik die zoet leek als een wespennest dat zich verborg, had zij hem de ogen ingekeken. Zijn berusting in de zinloosheid werd nog een keertje omgebogen in verlangen.  Ze zouden het liefde kunnen noemen. Dat hadden ze ooit op een donderdag besproken om dan een vrijdag zijn genot te geven. Was de lakens proper op een zaterdag om zondag al zijn witte onschuld schoon terug te geven. Zo leven zij. Ze neuken op maandag, als dat hemellichaam weer wat licht wil geven, doen het dan opnieuw op vrijdag. Hoe zielig. Hij lijkt een luie boktor die niet elke dag het hout doorboren mag. Zij is dan weer een spons die tijdens dat gedoe zijn klein verdriet met lust vermengen mag. Intussen braakt een baby in zijn wieg en liegt het leven schaamteloos over oprecht geluk. Sprokkel dan wat hout, gij koudelingen, om de haard op kille dagen langzaam met wat tintelingen op te warmen. Het is, ocharme, lang geleden dat de schoonheid nog haar heupen echt mocht aaien. Het is gelijk een zon die nooit echt zeer dicht mag komen om de bloemen en hun pracht niet zomaar te verschroeien. Misschien bloeit in de lente nog een keer de kerselaar en valt die witte bloesem op het lichaam van een zuiver kutje dat alleen maar naar een tong verlangt.     uit de reeks 'Hormonoloog'

Bernd Vanderbilt
0 0