Lezen

Reflecties

Wat een prachtig wezen! Die vacht, nog nooit zag ik zoiets zacht. Die norse blik en sierlijke snorharen… Pupusa was op verkenning in haar nieuwe huis. De viervoeter keek haar recht in de ogen, het leek magnetisch, en terwijl Pupusa dichterbij kwam, deed het dier exact hetzelfde! Vanuit een hoekje van de kamer observeerde Gummi aandachtig. Dit had hij nog nooit meegemaakt, een kat die hem niet eens had gezien of geroken!  Pupusa was intussen recht voor de spiegel komen te staan. Pas toen ze met haar pootje het ietwat stoffige oppervlak aanraakte, besefte ze dat ze naar zichzelf keek. Ze wist wel dat ze mooi was, ze had het haar mensen vaak horen zeggen, maar ze dacht dat ze er uitzag zoals de meeste katten in haar omgeving, die ze het best als eentonig kon omschrijven. Belachelijk ordinair eigenlijk, in vergelijking met wat ze nu zag! Natuurlijk werd ze door haar mensen gekoesterd, ze was een schat! Gummi had zich ondertussen neergelegd. Opeens besefte hij hoe moe hij was, en zijn kleine muizenlichaampje liet een luide geeuw los. Oh nee! Maar toen hij terug op zijn pootjes stond, alert voor de dreiging, bleek dat Pupusa nog steeds op dezelfde plek stond. Hier kon hij wel aan wennen, eindelijk een beetje rust in huis. “Jazeker, ik ben de mooiste, er is niemand mooier dan mij, ik ben de meest aaibare kat van het hele Universum!”. Pupusa wist wel dat er niemand luisterde, maar haar mens had ook altijd tegen zichzelf gepraat, toch? Gummi twijfelde. Misschien was de kat wel leuk gezelschap, ze leek niet echt het jagende type. Hij schraapte zijn keel en begon “Ehh, excuseer…” Ze proestte het uit. Oh, hoe hilarisch als ze met haar ogen knipperde, zo snel ze maar kon. Dan proberen om zo lang mogelijk de ogen open te houden, wat een tof spel! Gummi rolde met zijn ogen. Jeezes, moet dit nu echt? Ook toen vanuit de keuken het geluid klonk van brokjes die de etenskom raakten, bleef Pupusa verdergaan met haar nieuwe spelletje.  Misschien moet ik dan maar gaan eten, ik heb ook honger! Het muisje sloop langs de kat, die zich bleef concentreren op haar spiegelbeeld, alsof ze aan het scrollen was op Instagram en elk tijdsbesef verloor. Dagen en nachten liepen in elkaar door, Gummi was gestopt met tellen. Hij had een comfortabel huis gebouwd met alle mogelijke materialen die hij rustig had verzameld, daar waar hij op de eerste dag nog zijn uiterste best had gedaan om volledig onzichtbaar te zijn. Dat was nergens voor nodig geweest. Terwijl Pupusa’s ribben zichtbaar werden en haar overschot aan vacht begon te hangen, had Gummi zijn best gedaan om alle kattenbrokjes vakkundig te verstoppen. Hij was net aan een stukje brood begonnen dat in de keuken rondslingerde, toen hij beweging hoorde. De kat keek naar beneden, en waar anders haar pootjes de grond raakten, zag ze nu alleen maar zwarte vlekken. “Waarom voel ik me toch zo misselijk?” prevelde ze. “Misschien omdat je van schoonheid alleen niet kan leven? Je weet toch dat je ook moet eten en drinken?” Gummi schrok van zijn eigen baldadigheid. “Wat? Hoe durf jij, lelijke muis, mij de les te spellen. Ik zal je wel…” De kat probeerde haar poot op te heffen, maar viel neer op de grond. De muis liep naar het dichtsbijzijnde verstopplekje en legde de brokjes één voor één aan Pupusa’s zijde. Na de tiende keer plofte hij uitgeput langs de kat neer. “Alsjeblieft, eet iets. Schoonheid is belangrijk, maar je hebt de wereld om je heen nog wel nodig. Wat voor nut heeft het, mooi zijn, als je jezelf niet in leven houdt?” Dankbaar maar verward likte Pupusa de brokjes van de grond. “En waarom doe jij al die moeite om mij te helpen? We zijn toch elkaars vijand?” Gummi grinnikte. “Mijn leven is ook niet echt verbeterd sinds ik alles kan eten wanneer ik wil, en helemaal geen beweging meer heb. Misschien worden we er allebei wel gelukkiger van als we onze natuurlijke instincten weer volgen?” Van zodra Pupusa weer wat op krachten was gekomen, duwde ze de spiegel de hoek in, net voor Gummi’s - veel kleiner geworden - holletje. Vanaf nu zou ze nog slechts af en toe gaan kijken. Of Gummi laten schrikken, hem eens verrassen met een brokje.  

Sietske
3 1

dagboek fragment

Waarom vraag je me waarom? Onder mijn ogen lopen sporen van de afgelopen nachten. Als je bij me bent kan ik niet slapen maar dat zal ik je nooit vertellen.  "Alles is heel snel gegaan en ik wil je niet teleurstellen" hangt als de voorste kapstok in mijn kleerkast. Wanneer ik de deuren 's ochtends opentrek om te beslissen met welke stukken stof ik vandaag mezelf tot uiting zal brengen denk ik aan je woorden. En ik weet dat ik best kan geloven dat je nog graag bij me bent. Dat je het me zal vertellen als alles voorbij is. Maar ik denkt dat het nooit op tijd zal komen. dat een einde nooit geschikt zal zijn.   "we denken teveel na". "Spreek voor jezelf". "Zal ik doen lieverd".   Als ik spreek voor mezelf kan ik alleen maar zeggen dat ik mezelf voel vervagen. Dat mijn huid dunner lijkt te worden, en nog witter dan gewoonlijk. Dat ik mijn spaarrekening plunder om te pieken en het volwassen zijn te verdragen. Maar zelfs dat is niet genoeg om het gewicht van de routine van het menszijn te dragen. Die laqué laarzen  veranderen niets aan het feit dat de gesprekken met collega's me ontnemen van mijn laatste energie. En dat ik niet uit bed geraak, nooit, en toch altijd op tijd kom. Mijn hart slaat in mijn linker heup, om me eraan te herinneren dat de wegen glad zijn, dat het winter is, altijd donker is, dat remmen niet helpt. Ik vraag me af wanneer ik mijn binnenste ooit zal kunnen tonen. Al die uren aan gesprekken, alle moeite om mezelf te begrijpen. Het geld, de verloren moeite. Hoe meer ik van mezelf zie, hoe meer ik mezelf wil verstoppen. Zo groot is die eeuwige optimist, die ik regelmatig ook echt ben. Maar meestal wil ik hem zijn zodat mijn instortingsgevaar geheim blijft. Toen er een stuk plaaster uit het plafond viel begreep ik dat. Lieverd het gaat altijd zo blijven. De vragen stoppen nooit. Ik wil weer in iets geloven, maar alle goden hebben me tot nu te verraden. Ach, als ik dit lees besef ik dat ik me vergis. Alle mensen hebben me verraden. Toen ik in god geloofde, maakte ik mijn gebeden werkelijkheid. Abraxas deed me mijn menselijke complexiteit in zijn volledigheid aanvaarden. Kali deed me vernietigen wat allang weg had moeten zijn. En nu, nu ben ik Sisyphus. Heb ik mijn goden verraden? Heb ik mezelf verraden?  

Chloe synkineses
1 0

De Standaard

  Opletten moet je blazen, zei Bob. Zullen we het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand? Wij zitten aan ons tafeltje. Dit klinkt als het Laatste Avondmaal, maar dan echt. Bescheiden. Dicht bij mekaar. Gewoon rondom, zoals dat de norm is. Niet op één rij, allen in het niets starend. Ignace is een smeerlap. Hij kan mijn gedachten lezen en Alfred zoekt een verse pot. Ingewijden weten dat het andalosersaus betreft. Zijn wij dan drie apostelen? Roeland is er immers ook. Helemaal. In levende lijve. Schoon stil vanbuiten. Dat lijkt bij hem de norm. Alfred is geen apostel. Hij is immers een dwerg. Kabouters kunnen onmogelijk boven een menigte uittornen en dan beweren dat ze waarheid te verkondigen hebben. Dat is absurd. Dat is in se voorbij het realisme. Alvast vijf doden door vuur op de heuvels van Hollywood. Biden heeft de streek uitgeroepen tot rampgebied. Oude mannen weten of vergeten. Het is altijd een rampgebied geweest. Hollywood is een ware onheilplaats voor de cinematografie. Het is eerder een oord voor mainstream entertainment. Ignace vindt mij een ijdele uil wanneer ik Engelse termen gebruik. Amerikaanse, is mijn repliek. Oké dan. Hoofdstroom ontspanning die mijn hoofd nooit ontspant en mijn ziel nooit onder stroom zet. Wij weten dat. Hollywood is eerder een modeoord, anders te formuleren als een plaats waar een wisselende, door malloten opgelegde standaard gedwee te volgen is. Nog een geluk dat David Lynch daar nooit gelyncht werd. Zullen we het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand? Ignace is een smeerlap. Hij steelt die krant uit de brievenbus van zijn imaginaire buurman. Hij woont immers nergens en die buurman is een freak, bezeten door de standaard. Hij heeft tegelijk een online abonnement op De Standaard als ook een abonnement op de papieren versie. Frieten mogen niet in krantenpapier verpakt worden. Roeland kan daadwerkelijk spreken. Dit was het bewijs. Ignace is extreem. Hij weigert pertinent de norm, gewoontes te volgen. Andalosersaus zonder frieten en een rietje graag. Alfred doet nooit moeilijk. Hier is immers ons paradijs. Wij zitten aan ons tafeltje zonder dat er straks iemand gekruisigd moet worden. Alfred brengt hetgeen Ignace bestelde. Hij zegt dat hij sowieso geluk heeft. Kabouters worden nooit gekruisigd. Nagels te groot, handjes, voetjes miniscuul. Kleine kruisjes zijn enkel de standaard tussen twee mooie borsten. Bovendien. Wanneer men kleine kruisjes in de grond zou steken om kabouters te verheffen tot een martelaar, dan zou dat laag bij de grond zijn. Katten en ratten zouden de dwerg verslinden. Wij zullen het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand. Intussen kwam zij opdagen, naast ons zitten. Zij is een woordenreeks:  modeoord  droomode moordode  rood+moed rodeo+dom  roem+dood Roeland neemt het blad en vouwt alvast een eerste vliegtuig. Soms wil hij gewoon weg.     bron: De Standaard uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
9 0