Lezen

Het is weer kapot

Moeder had een heilige schrik van techniek. Vooral op knopjes was ze niet gesteld. Huishoudelijke apparaten zoals het fornuis, de stofzuiger of het koffiezetapparaat waren geen probleem, maar de liftknop was iets anders. Of de videofoon aan haar appartement. Je moest meteen tegen de deur duwen als de zoemer ging, want ze drukte nooit lang genoeg. "Het is weer kapot", zei ze telkens. Wat ook schattig was. Ze zijn immers van een generatie waarbij je zelf alles in de hand had. Het was vaak een kwestie van duwen of draaien om iets in beweging te zetten. Zoals de raamslinger in de auto. Tegenwoordig zijn dat knopjes en de techniek doet de rest.  Zo reden we onlangs een parkeergarage binnen. Ik stopte aan het ticketapparaat. Trouwens, bij het buitenrijden moet je het ticket niet meer in de automaat steken, want de slagboom gaat automatisch omhoog. Nummerplaatherkenning. “Ze vinden toch wat uit”, zou ons ma zeggen. Maar die slagboom gaat nooit onmiddellijk omhoog, waardoor ik begin te twijfelen en dan wil ik het kaartje toch in de gleuf steken. Afijn, toestanden. Maar terug naar het ticketapparaat. Ik drukte blindelings op het knopje om het raam te openen en daarna wilde ik mijn hand naar buiten steken. Maar blindelings is nooit goed. Ik drukte per abuis op het knopje van het autoraam achter me, hoorde een raam opengaan, maar had niet door dat het een ander was. Met als gevolg dat mijn wijsvinger dolkomisch tegen het gesloten raam stootte. Het leek wel een scene uit een Laurel en Hardy film. Mijn vrouw naast me probeerde nog, maar ze kon haar lach niet onderdrukken. Onze oudste op de achterbank had zijn hoofd al gierend door het geopende achterraam gestoken. De chauffeur achter me wist niet wat er gaande was. “Het is weer kapot”, zei ik.

Rudi Lavreysen
18 1

De Brug van Vergeving

Vergeving groeit niet uit het niets,het is een zaad dat stilte zoekt.In de schaduw van oud verdrietontkiemt de kracht die harten boekt. Een beek begint, troebel en klein,kronkelt door velden, langs scherpe stenen.Het water klaart, zacht en fijn,het leegt zijn pijn, het vult de venen. Hoe vergeef je onrecht dat blijft,de kogelregen, de stem die zwijgt?De aarde scheurt onder strijd en macht,mensen ontheemd, hun dromen verkracht. In Oekraïne weergalmt een schreeuw,in Palestina snijdt een oude pijn.In China en Taiwan dreigt een eeuw,van broederstrijd onder een valse lijn. Zuid-Amerika zoekt hoop voorbij de muur,een land waar honger dromen voedt.En elders verdrinkt een boot vol toekomst,waar niemand helpt, waar niets meer goed. Myanmar, Noord-Korea, stemmen stil,vluchtelingen trekken, gedragen door wil.Geen keuze, geen thuis, een grens zonder hart,en toch een verlangen naar een nieuwe start. Eerst het aanvaarden, de wonde zien,zonder te vluchten, zonder te vlijen.Een spiegel die eerlijk en scherp ontleent,waar emoties kolken en woorden rijen. Dan het loslaten, als bladeren in de wind,geen ketens meer, geen muren van spijt.Wie vergeeft, vindt zichzelf bemind,een zucht van vrede, een stap naar tijd. Niet zwak is hij die vergeeft,maar moedig, een bouwer van bruggen.Hij tilt de last die fouten geeften kiest voor hoop, kiest voor ruggen. Vergeving stroomt als een heldere stroom,spoelt het verleden, maakt ruimte vrij.De toekomst wacht, de liefde droomt:Hier is vrede, wees eindelijk blij.  

Guy Van Damme
40 1

Atlas, of hoe wanneer hij vertelde wat er gebeurd was mensen letterlijk uit de lucht vielen

Ik peins dat het immers beleefd is uit de lucht te vallen wanneer iemand iets verschrikkelijks met u deelt. Wat zou het anders betekenen als iemand dit niet zou doen? “U had het zien aankomen?”, “U had het kunnen raden?”. Waaraan had u het gezien? Had u oog voor mijn blauwe plekken of spotte u eerder een mentaal kapitaal dat niet behoort in de publieke ruimte? U had ook niets kunnen zeggen. Of kunnen fluisteren: “Oh, wat erg.” Om vervolgens gedurende je kleinkindbezoek, je nageslacht stevig vast te pakken, een aantal seconden langer te omhelzen en hen in de ogen te kijken, zoekend. Maar nooit had ik kunnen bedenken hoe mensen letterlijk uit de lucht zouden vallen. Het startte aan de koffietafel, 6u15. Twee sneden geroosterd brood later, waar ik voor het eerste een verklaring gaf voor een uitgelopen ruzie diezelfde nacht. Mijn partner liet zijn verbrande brood vallen en waar kruimels tot nu toe verspreid lagen overheen het keukenblad vormden ze één front. Onze ogen kruisten, een duur tekort om op te maken hoe mijn partner werkelijk dacht. In minder dan een aantal seconden verdween zijn lichaam en vervolgens trof zijn vlees en bot de koude ondergrond van mijn achtertuin. Ik heb vernomen dat deze ongelukkigheid enkel mezelf treft en dat het niet uitmaakt of ik de mensen waarmee ik het deel al dan niet ken. Waar ik me oorspronkelijk schuldig voelde om de dood van naasten, weerhoud ik mezelf nu in oordeel. Mijn therapeut benadrukt dat de dood niet mijn verantwoordelijkheid is om te dragen, maar dat ik waakzaam moet blijven. Sommige dingen deel je beter niet. Ook mijn therapeut heb ik bedolven onder omgespitte aarde. Ondertussen heeft het gemeentebestuur me gedwongen te verhuizen. “Het aantal doden per vierkante meter overstijgt beter het aantal inwoners van een stad niet.” Ik neem het hen niet kwalijk, vertel ik terwijl ik langzaam knik. En nu? Ik vraag me af waar de uitspraak ‘uit de lucht vallen’ vandaan komt en of ik het al dan niet meer gepast vindt met de voeten op de grond te blijven wanneer iemand iets vertelt wat te zwaar is om alleen te dragen. Ik denk dat ik dat maar ga uitzoeken. Ik spreek u later nog.          

Flynn_ensor
26 0

Dipenda: Vlucht uit Matadi (waargebeurd - historische non-fictie)

Het verhaal dat hier volgt kan worden geclassificeerd als historische non-fictie. Het behandelt een belangrijke gebeurtenis uit de geschiedenis, namelijk de onafhankelijkheid van Congo in 1960, en biedt een perspectief vanuit een Belg die destijds in Congo werkte. ----------------------------------------------------------------------------------------- Een getuigenis uit de memoires van mijn vader Uit respect voor de geschiedenis en ter nagedachtenis van de ervaringen van mijn vader wil ik een fragment uit zijn memoires delen. Hij was architect en kaderlid met grote verantwoordelijkheid bij de bouwfirma Auxeltra-Béton (nu het huidige Besix). Zijn woorden brengen ons terug naar de turbulente tijd rond de onafhankelijkheid van Congo in 1960, de zogenaamde dipenda. Wat begon als een hoopvol moment voor de Congolese bevolking, veranderde al snel in een chaotische en soms gewelddadige periode, vooral voor de Europese kolonisten die tot dan toe hun leven in Congo hadden opgebouwd. Mijn vader bevond zich destijds in Matadi, een havenstad aan de Kongostroom, waar hij werkte aan het bouwproject voor de uitbreiding van de haven van Matadi. Hij bleef in Congo toen zijn vrouw, mijn moeder, en hun kinderen begin juni 1960 met de laatste paquebot naar België terugkeerden. Zijn verhaal beschrijft hoe de Force Publique, het Congolese leger, in opstand kwam en hoe dat een abrupt en gevaarlijk einde maakte aan zijn verblijf en werk in Congo. Hieronder volgt zijn getuigenis, overgenomen uit zijn memoires:  Dipenda: Vlucht uit Matadi "Jammer genoeg kwam er een abrupt en brutaal einde aan dit verblijf en de werkzaamheden in Matadi door de Indépendance (dipanda voor de lokale bevolking), die gepland stond voor 1 juli 1960. De blanke bevolking zag de storm aankomen, en velen stuurden hun echtgenotes en kinderen tijdig terug naar België. Ook ik deed dit voor mijn vrouw Emma en drie kinderen, begin juni, met de laatste paquebot of Kongoboot, de Baudouinville, terug naar Willebroek. Ik bleef alleen achter, hopend dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen, maar dit was ijdele hoop. Enkele dagen later, op 8 juni, liep het mis: het Kongolese leger, de Force Publique, kwam in opstand. In Matadi kwamen de soldaten uit hun kazernes en bezetten de straten. Op mijn bouwwerf hoorde ik schoten en wist dat het menens was. Ik sprong in mijn auto en reed door de stad om mijn huis te bereiken. Hoe ik het voor elkaar heb gekregen om zonder kleerscheuren thuis te komen, door al die wilde barrages van opstandige soldaten, begrijp ik nog steeds niet. Eens thuis pakte ik snel wat kleren en toiletspullen in een tas en vertrok met mijn buurman, die ook alleen was, in mijn auto (Opel) richting de Angolese grens, zo’n vijf kilometer van mijn huis. Maar enkele kilometers verder liep het al mis: er stond al een lange rij van andere blanken die ook de grens wilden oversteken. Ze werden echter tegengehouden door de opstandelingen en moesten terugkeren. Dat deden wij ook, mijn buurman, een Nederlander van een handelsmaatschappij, en ik. We wachtten af wat er zou komen. Vroeg in de namiddag kwam een jeep met opstandige soldaten mijn erf oprijden. Het ratelen van hun stemmen in het Lingala, een taal die ik gelukkig begreep, was echter niet geruststellend. Hun bevelen waren kort en hard: "Stap in je auto!" zei een soldaat, terwijl hij met zijn geweer naar mijn Opel wees. Mijn keel werd droog, maar ik wist dat tegenspraak geen optie was. Met mijn tas in de hand gehoorzaamde ik. Een van de soldaten nam zonder aarzelen plaats achter het stuur. Ik hoorde flarden van hun gesprekken, scherp en gespannen, terwijl de jeep ons op de voet volgde. Onze eerste stop was de gevangenis. Mijn maag kromp samen toen ik het gebouw zag, omringd door zwaargewapende soldaten. Binnen zaten tientallen blanken samengedreven, hun gezichten een mengeling van angst en wanhoop. Mijn Nederlandse buurman werd zonder pardon uit de auto gesleurd en tussen hen geplaatst. "Waarom brengen ze mij niet ook naar binnen?" vroeg ik me af, terwijl mijn adem stokte. De soldaten spraken snel met elkaar in Lingala. Ik ving woorden op als motoba (auto) en ndako ya mundele (huis van de blanke), maar het was niet meteen duidelijk wat ze van plan waren. Uiteindelijk reden we verder, door straten die leken verlaten maar waar chaos heerste. Gebroken ramen, plunderende groepen en achtergelaten eigendommen vormden het decor van deze dodelijke onrust. Bij het Hôtel Métropole werd ik uiteindelijk afgezet. Een menigte van naar schatting tweehonderd blanken – mannen, vrouwen en kinderen – was daar samengedreven. Angst hing als een zware deken over de groep. Toen ik uitstapte, hoorde ik fluisterend de gruwelijke verhalen die de ronde deden: Belgische vissersvrouwen, die waren gebleven terwijl hun mannen op zee waren, waren door opstandige soldaten verkracht. Ook nonnen die werkten in de zwarte cité zouden hetzelfde lot hebben ondergaan. Hoewel ik hun taal verstond, voelde het alsof woorden geen betekenis meer hadden in deze allesoverheersende chaos. Angst was universeel, en die nacht werd dat pijnlijk duidelijk. De tweede dag na de gevangenzetting van praktisch de gehele blanke bevolking van Matadi, kwam er bezoek in Hôtel Métropole van Lumumba, vergezeld door enkele 'generaals'. Zij probeerden de mensen om te praten en terug naar hun werk te laten gaan, maar dit was blijkbaar niet naar de zin van de opstandige soldaten, die de blanken liever kwijt waren zodat ze al hun bezittingen konden plunderen. Het plunderen was trouwens al begonnen toen ik van mijn huis naar het hotel werd gevoerd. Toen kregen de blanken twee uur de tijd om hun bezittingen bijeen te pakken en zich naar de twee Kongoboten te begeven, die toen nog aangemeerd lagen in de haven van Matadi. De ene was een Belgische vrachtboot en de andere de Thysville. Ik slaagde erin om aan boord te komen samen met enkele Belgen van mijn maatschappij. Toen zag ik hoe enkele Belgische officieren hun koffers en auto’s op de vrachtboot konden laden met hulp van de opstandige soldaten. Dit was echt schandalig. De Thysville mocht normaal gezien niet vertrekken van de opstandelingen en moest waarschijnlijk dienen om hen te beschermen tegen een aanval van de Belgische zeemacht, die over enkele kleine oorlogsbodems beschikte op de zeemachtbasis aan de monding van de Kongostroom. Om middernacht nam de kapitein een gewaagde beslissing. Ondanks strikte orders om in de haven te blijven, gaf hij bevel de trossen los te gooien. In volledige duisternis, zonder navigatielichten, gleed de Thysville haast geruisloos van de kade. De spanning aan boord was te snijden; iedereen hield zijn adem in, wetende dat opstandige soldaten met geladen wapens langs de oevers patrouilleerden. Plots klonken er schoten. Kogels floten door de lucht en sloegen in het water rondom de boot. Mensen aan dek doken in paniek weg, terwijl sommigen zich vastklampten aan relingen of elkaar, in een mengeling van angst en hoop. Toch bleef de bemanning onverstoorbaar. De kapitein, met stalen zenuwen, manoeuvreerde het schip de duisternis in, op weg naar een van de gevaarlijkste passages van de Kongostroom: de beruchte Chaudron d’Enfer, een verraderlijke draaikolk die zelfs bij daglicht al menig schip fataal was geworden. Met uiterste precisie navigeerde de bemanning het schip door de wilde stromingen. Het water kolkte en brulde onder de romp, alsof de rivier het schip zelf wilde verslinden. Elke fout, hoe klein ook, kon rampzalig zijn. Maar de ervaren kapitein en zijn bemanning hielden het hoofd koel. Toen de Thysville uiteindelijk door de draaikolk heen brak en de kalmere stroom bereikte, steeg er een zucht van verlichting op uit de verborgen menigte aan boord. Ze hadden het gehaald – tegen alle verwachtingen in. De boot zette koers naar de haven en hoofdstad Luanda, in de aangrenzende Portugese kolonie Angola. Alle vluchtelingen werden daar ontscheept, en de Belgische ambassade zorgde samen met de lokale bevolking voor onderdak, zij het in hotels of bij burgers, die zich zeer inspanden om al die mensen zo goed mogelijk op te vangen. Hoe hij het voor elkaar heeft gekregen, weet ik niet, maar een van mijn agenten (zoals men de Belgische bouwvakkers noemde) had zijn kleine Renault kunnen laten inladen en beschikte dus over vervoer in Luanda. Normaal werden de vluchtelingen opgehaald en via een luchtbrug van Sabena naar Melsbroek overgebracht. Ik vroeg per telegram aan mijn directie in Brussel toestemming om met de auto van die agent, tegen terugbetaling van de kosten, terug naar de grens met Congo te rijden (ongeveer 600 km zeer slechte aardewegen) en te proberen terug in Matadi te geraken om de werken te beveiligen en eventueel weer op gang te brengen. Na twee dagen van onderhandelen en palaveren mislukte dit totaal, en ik moest terugkeren naar Luanda om vervolgens met Sabena naar Brussel te vliegen. Toen de laatste vlucht vertrok, dacht ik bij mezelf: dit is echt het einde van mijn verblijf in Congo. Ondanks de vele beloftes over de terugkeer van de rust, was het voor mij definitief: er was geen toekomst meer. Toen ik eenmaal weer in Brussel was, was ik terug bij mijn gezin, en ik had het bedrijf tijdelijk moeten achterlaten in Zaire. Maar mijn verhaal was nog niet ten einde. Kort daarna kreeg ik een uitnodiging om terug te keren naar Zaire, het voormalige Belgisch Congo, voor nieuwe bouwprojecten van het bedrijf waarvoor ik werkte. Daar zou ik nog verschillende jaren actief blijven, projecten leiden en mijn werk in Zaire voortzetten. Uiteindelijk, na deze nieuwe ervaringen, kon ik het land weer achter me laten, met een gevoel van afsluiting. De tijd in Zaire markeerde voor mij een nieuw hoofdstuk, maar ook een definitief afscheid van de Congo die ik had gekend. Reflectie Dit verhaal is niet alleen een persoonlijke getuigenis van mijn vader, maar ook een herinnering aan de complexiteit van de geschiedenis en de onvoorziene veranderingen die persoonlijke levens kunnen raken. Het toont de harde realiteit van een overgangstijd, waarin beloftes van vrijheid vaak overschaduwd worden door chaos, verlies en onzekerheid. Het is een herinnering aan de veerkracht van de mensen die zich wisten te redden en de impact van de gebeurtenissen op de dagelijkse levens van duizenden mensen, zowel in België als in Congo. Door de ervaringen van mijn vader te delen, wil ik de persoonlijke kant van de Congolese onafhankelijkheid laten zien – hoe de grote politieke veranderingen het leven van gewone mensen door elkaar schudden, en hoe de lessen van die tijd, ondanks de jaren die zijn verstreken, nog steeds resoneren in de verhalen van de mensen die het meemaakten. .

Guy Van Damme
25 0