Lezen

Gaartijd (2)

De buur Ik wou die reporters afpoeieren en de deur al dichtdoen toen mijn vrouw de gang in kwam, zich excuseerde voor haar man en vroeg wat ze moesten weten. Ze had haar peignoir nog aan, haar krulspelden in. Ze zei dat ze toch niet in de kou op het trottoir moesten blijven staan en dat ze toch koffie zette. Ze konden evenwel binnenkomen en zich warmen. Terwijl die jongens met hun zware anoraks op onze rieten stoelen gingen zitten, en mijn vrouw in haar nachtkleed wat zjatten uit de kast nam, vertelde ze drie keer achtereen hoe verschoten ze was van die ontploffing in die fabriek, en dat ze direct naar het raam was gelopen. Daar had ze enorme lichtflitsen gezien, alles stond in brand, overal was vuur. Zo vif als ze tegen die reporters was, was ze in onze slaapkamer al lang niet meer. Ze zocht het avontuur in intriges en ongelukken. Nu begon ze over de stank van die brand, erger dan rotte eieren, zei ze, en ik moest lachen, omdat ze niet erger kende dan rotte eieren. Ik kan het zelf ook niet goed vergelijken, die reuk. Tien kuisproducten dooreen, white spirit, aangebrande eau de javel, en ook iets van dat zaagsel dat de nonnen vroeger over het braaksel van kleine kinderen gooiden. Van als het in uw neus zat, proefde ge het. De werkman die onze beerput kwam legen, zei eens dat stront naar parfum geurt in vergelijking met chemisch afval. Ik verstond niet dat die reporters in die stank zo smakelijk hun koffie naar binnen goten, terwijl mijn vrouw het hele verhaal nog een keer deed. Die mannen bleven het maar opschrijven. Ze moest op de foto. Ze poseerde als een president voor een staatsportret, met haar bigoudies als hoofddeksel.  Achteraf was ik blij dat we de eerste dag binnen moesten blijven, want iedereen in de straat was Madame Soleil: ‘Ik heb het gezegd dat dat ooit ging gebeuren. Mijn neef heeft daar nog gewerkt. Van veiligheid trokken ze zich niks aan. Elke dag was daar een werkongeval.’ ‘Daarom dat ze er liever van die bruine aanpakken die van de oorlog gevlucht zijn. Die vinden dat zo erg niet. Die zijn het gevaar gewoon.’, zei Eddy van de negenenveertig. ‘Het kan hen niet schelen wat er met ons gebeurt, dat we hier vergiftigd worden.’, riep Tanja van nummer twaalf, ‘dat mijn kleine nu autisme heeft terwijl er aan ons niks scheelt, dat is door die fabriek. Goed dat we er vanaf zijn.’ ‘Ze zeiden in het nieuws dat het een activiste is, een wereldverbeteraar die de boel in de fik stak. De mensen zijn zot geworden tegenwoordig.’, krijste Louise van den eenentwintig. De ergste was Frans van de pijpwinkel die ook dure biccen verkocht. Vulpennen van honderden Euro’s. Natuurlijk kocht niemand die nog, mensen roken stoom tegenwoordig, uit elektrische sigaretten. ‘Alles komt terug’, zei Frans vaak voor hij aan een uiteenzetting begon. Ik had het niet getroffen. Die ochtend ging ik kattenkorrels kopen om de telefoontjes niet te moeten horen van mijn vrouw aan haar familie, dat ze in de krant stond, dat ze haar een hele hoop vragen hadden gesteld, wel een uur had het interview geduurd. Naar haar gevoel toch, want naar mijn gevoel duurde het twee uur, en in de realiteit zullen het twintig minuten geweest zijn voor die journalisten rechtstonden en haar bedankten voor de koffie en met hun anoraks strepen langs de muur van onze gang schuurden. Maar bon, op mijn weg naar kattenkorrels was ik nog geen tien meter ver toen Frans me al in de mot had, en zijn litanie afstak. ‘Elke stroming van rechts tot links heeft zijn radicalen. Dogmatisme vindt ge overal. De meest verbeten leden knappen klusjes op waar die andere brave borsten soms van dromen, zonder dat ze ooit tot de actie over gaan. En als die kwetsbaren echt over de schreef gaan, distantiëren die andere activisten zich van hun voormalige kameraden.’ Ik knikte en Frans was tevreden dat ik akkoord ging, want hij had er waarschijnlijk weer lang over nagedacht terwijl hij geen pijpen had verkocht. Ik zei dat ik dringend om kattenkorrels moest voor Gustaaf, onze kartuizer, die in werkelijkheid een mollige straatkat is, maar kartuizer klinkt sjieker. Maar de aard van de mens is geheimzinnig en ineens krijgt ge een gedacht en moet ge dat uitvoeren, en dus liep ik naar die fabriek. De muren van de fabriek waren pikzwart met witte spikkels, zeker van het blussen. Juist een rottende paddenstoel. Ik raakte de muur aan, mijn vingertoppen werden roetzwart. Ooit was het nieuw geverfd en marcheerde het. Nu is het om zeep. Gelijk ik. En daarmee vergat ik korrels te kopen voor onze Gustaaf, en miauwde hij klaaglijk toen ik thuis kwam en mijn vrouw vroeg wat ik eigenlijk gedaan had. Een paar jaar terug schreef ik dit manuscript over een activiste die beticht wordt van een aanslag op een chemische fabriek. De geruchtenmolen draait volop, want activiste Lena is een mysterieuze verschijning. Journaliste Lin tracht haar te doorgronden. Via een reeks monologen van bevooroordeelde vertellers ontvouwt het verhaal zich. Een buur van de fabriek, een collega van Lin, de vader van Lena, de moeder van Lin, een voedselmot,... Allemaal denken ze er het hunne van. 

Pons
0 0

Gaartijd (1)

Lin Het nieuws over de aanslag bereikte me om vier uur ’s nachts, via mijn hardnekkig rinkelende telefoon. Of om preciezer te zijn: het bereikte me niet. Omdat ik na weken etentjes en vluchtige vrijpartijtjes voor het eerst een hele nacht met Paul doorbracht, had ik allerminst zin in berichten van de buitenwereld. Ik hoopte dat de beller vanzelf zou afhaken. Met zijn knieën opgetrokken en zijn rug gebogen sliep Paul als een warme huls om me heen. Zijn borstkas straalde de warmte uit van die dagen waarop hij een korte broek en frambozenhemdje droeg, als was hij er geen veertig maar twintig. Op restaurant fonkelde hij van blijdschap omdat de Osso bucco heerlijk was en de wijn onwaarschijnlijk lekker rook. Waarop hij zijn glas onder mijn neus stak: ‘Dat boeket, Lin!’. En ik sloot mijn ogen en rook het ook, hoewel ik al een kwartier dezelfde wijn dronk.  Nu mijn vaste telefoon overging in het holst van de nacht, legde ik mijn hand op zijn oor en bleef roerloos liggen. Ik vervloekte de oplichter van ‘Microsoft’ die mij vanuit een land met een andere tijdszone van een cyberaanval wou redden, als ik hem mijn computergegevens maar doorspeelde. Als je even niet op je hoede was, kon je zomaar alles verliezen. Daar had ik ooit een artikel voor de krant over geschreven, met berooide slachtoffers die hun geloof in de goedheid van de mens voor altijd waren kwijtgespeeld. Paul sliep vol vertrouwen, zijn adem wervelde over mijn hoofd. Ik kreeg er gelukskippenvel van en ook een beetje harde tepels. Zou ik hem toch wakker maken? Nee, niet te gretig zijn. Voor we indommelden, hadden we verstrengeld ons leven aan elkaar verteld. Hoe fantastisch hij zijn zoontje Felix vond, de fijne collega’s van zijn nieuwe werk bij het museum, mijn appartement dat ik een jaar geleden had gekocht, hoe trots ik was dat ik voor de krant schreef. We vergaten zijn ex-vrouw en hoe de ouders van een vermoord kind me voor lijkenpikker uitscholden toen ik naar hun emoties peilde. Ik sloot mijn ogen en streek met mijn lippen langs Pauls borst, maar de telefoon schreeuwde opnieuw door mijn verlangen heen als een dreinerige kleuter. Oplichters waren niet zo verbeten, ze gingen aan de slag met de eerste persoon die de telefoon beantwoordde. Wie had me op dit uur zo dringend nodig? Zo geruisloos mogelijk tastte ik de vloer naast het bed af. Ik trok het koordje van de oplader naar me toe tot ik mijn gsm voelde, hield mijn hand op het scherm en drukte de vliegtuigstand uit. Eenmaal geland stroomden de whatsappjes van de redactie binnen. Ik vloekte binnensmonds omdat het geluid nog een beetje aanstond. Ik las de berichtjes in omgekeerde volgorde en moest hoog scrollen voor ik ze aan elkaar kon breien. ‘Jij mag gaan snuiven, rol maar uit je pyjama.’ ‘Zintuiglijk doet het goed in artikels’ ‘Is dat je grootste zorg, typisch jij.’ ‘Moet enorm stinken ook’ ‘Zeker gewonden.’ ‘Zijn er doden?’ ‘Wat een vlam!’ ‘Ze zijn er met tien brandweerwagens.’ ‘Je meent het niet, alles voor dieren.’ ‘Ze is dierenarts.’ ‘ Hoe ecologisch is het om een chemiefabriek in de fik te steken.’ ‘Hoe snel is jouw lijn met de politie!’ ‘Er is videomateriaal van de veiligheidscamera’s van de fabriek.’ ‘Hoe weet je dat het een ecologiste is?’ ‘Achterland, wat mooi. Stadsmens, zeker?’ ‘Bij dat industrieterrein wat meer in het achterland’ ‘Waar?’ ‘Eerste terreurdaad van een ecologiste.’ ‘Eerste, beste, oudste’. Een superlatief mocht je niet laten schieten. Ongetwijfeld waren er al eerder terroristische acties geweest voor klimaat, milieu en dierenwelzijn?  Een brand in Mcdonalds door een dierenbevrijdingsfront, wat uitgerukte genetisch gemodificeerde groente, een gebroken raam van een grootbank, een ontplofte pijpleiding in verweggistan? In mijn hoofd doemden wat halve feitjes op, maar ik was te moe om ze te googelen. Haast op automatische piloot klikte ik het filmpje open dat een buurtbewoner van de aanslag naar mijn collega Jan had gestuurd: een fel witte wolk lichtte op in het donker. Ze verschraalde eerst tot oranjegeel, werd dan steeds grijzer tot ze uitgroeide tot een duistere kolom. Zelfs op een minischerm was het indrukwekkend. Nu ik begreep waar mijn collega’s zo’n poespas rond maakten, zinderde de adrenaline door mijn lijf. Dit was het enige wat de komende dagen over de tongen zou gaan. Wij stonden er middenin, hadden toegang tot getuigen en politie, konden snel de waarheid achterhalen. Dat moesten we vertellen, zodat onze lezers niet zouden verdrinken in de vaagheid. Na tien jaar bij de krant had ik nog altijd ontzag voor de snelheid waarmee we het nieuws bij de mensen brachten. Hoe we met wat losse stenen snel een bouwwerk deden oprijzen, een verhaal uit de grond trokken.  Ik kom eraan, whatsappte ik naar mijn collega’s, maar bel alsjeblieft niet meer op mijn vaste lijn. Ik legde mijn gsm met het scherm naar beneden op de vloer en rolde terug op mijn  kussen, mijn hoofd naast dat van Paul. Ik luisterde nog even naar zijn lichte gesnurk, schuurde mijn rug behaaglijk langs zijn buik. Dan hief ik zijn arm op en kroop eronderdoor, het bed uit. Ik zou hem achterlaten met een briefje op de keukentafel. ‘Moet weg voor eerste aanslag door ecologiste’. Het werd me zwaar te moede toen ik hem zo onschuldig zag slapen. Ik nam mijn Garfield van de vloer en legde hem naast Pauls hoofd. Toen ging ik naar de badkamer en maakte me klaar. Een paar jaar terug schreef ik dit manuscript over een activiste die beticht wordt van een aanslag op een chemische fabriek. De geruchtenmolen draait volop, want activiste Lena is een mysterieuze verschijning. Journaliste Lin tracht haar te doorgronden. Via een reeks monologen van bevooroordeelde vertellers ontvouwt het verhaal zich. Een buur van de fabriek, een collega van Lin, de vader van Lena, de moeder van Lin, een voedselmot,... Allemaal denken ze er het hunne van.

Pons
0 0

Boodschap voor de vlaamse minister president JAMBON de nieuwe slaven handelaar.

Ik heb door op 14 jaar te gaan werken en door  belastingen te betalen er voor gezorgd dat met dat  belasting geld u jaren lang heeft kunnen studeren. Zelfs als de eeuwige student tot uw 35 jaar. Ik laaggeschoold laag loon dus het allerlaagste pensioen. AL hoewel dat ik al kon lezen voordat ik als kind leerde lezen in school, mocht ik niet lezen, mijn lieve moeder heeft zelfs ooit een boek verbrand die ik stiekem aan het lezen was. Ik de zoon van een arbeider moest arbeiten. U weet wel uit den bijbel “IN HET ZWEET UWER AANSCHIJN ZULT GE UW BROOD VERDIENEN.” Mijn groot trauma tijdens mijn kindertijd. Dat probleem hadden de nazaten van de nazie lovers niet. Hun broodje was gebaken. Ik mocht zelfs niet gaan studeren want alleen de kinderen van vlaams nationalisten werden, in die tijd, richting de kristelijke coleges gestuurd. Hoogst waarschijnlijk een vergoeding toen uw voorgangers hun geld schonken, na de Tweede Wereldoorlog, aan de kerken en kloosters, tijdens de operatie gutt.   En dan zegt uw vlaams nationalisten dat ze weigert belastingen te betalen aan België . Belastingontwijking noemt u dat. U noemt dat "geen geld voor het smerige België." Daarbij kijkt u likkebaardend naar Nederland de hoofdstad van de belastingontduikers door de rijken in arme landen. Een docu THE SPIDERS WEB op NETFLIX verklaart er het een en ander waar het geld van de belasting ontduikende Vlaamse slagers voor gebruikt wordt. Of moet ik begrijpen geen geld van het katholieke noorden voor het seculiere ongelovige zuiden. Zodanig dat ik na jarenlang gezweet in vuile fabrieken meer belastingen moet betalen en er minder voor terugkrijg. Terwijl u in belastingparadijzen in uw luie reet ligt word ik, door mijn laag pensioentje, opgesloten in mijn huis die ik maar 7 dagen mag verlaten en waneer ik meer dan een maand naar het buitenland wil ik een kafkiaanse administratie moet ondergaan.  Door een nieuwe trukendoos die u vlaams nationalist verzonen hebt  om de nieuwe slavernij in te voeren de   I.G.O.    Het verschrikkelijke van de IGO  regeling . Het heeft totaal geen effect op degenen voor wie het bedoeld is. Want wie buiten Europa zijn pensioen ontvangt, waar I.G.O. voor bedoeld is. Heb ik in een email van  Georges-Louis Bouchez begrepen. Heeft I.G.O. niet nodig. De prijzen zijn daar zo laag 1 euro voor een middagmaal 40 eurocent voor een brood.Maar heeft  een enorm effect op de laaggeschoold, arme hard gewerkte belg, die het allerlaatste pensioen van west Europa krijgen, gepensioneerden die dagelijks met angst de klop op de deur van de postbode afwachten. Want voor velen van hen is de tocht naar het postkantoor, bij de controle die iedere dag kan plaatsvinden, bijna onmogelijk. Ze zijn ook totaal onkundig, meestal eenzaam. Het kan niemand iets schelen.  Dan vragen sommigen zich af waarom er zoveel voor een protest stem wordt gekozen. Waarom? Laten we niet vergeten dat verstandige slaven meesters het best met gezonde slaven gebeurde ze brachten het meeste op. Daarom werden ze goed gevoed was hun onderdak zo hygiënisch mogelijk en kregen ze nu en dan een extraatje.  Slaven die zich bezig hielden met ongezonde gebruiken of niet erkende drugs gebruiken, drugs die hen rustig maakten, werden gestraft. Drugs die hen opgepept, hardwerkend maakten werden kwistig uitgedeeld.Zoals tegenwoordig. Volgens een OESO rapport krijgen de gepensioneerde laaggeschoolden in België het allerlaagste pensioen van West-Europa.  De ambtenaren, 18% die rechtstreeks of onrechtstreeks voor de overheid werken, krijgen het allerhoogste pensioen van West-Europa. De meeste hooggeschoolden hebben zeer goed voor zichzelf gezorgd.  Diegenen in de steek latende die met veel zweet en bloed al dat geld verdiend hebben.   En dan is er Bartjens het wevertje die niet wil dansen, die zoals Jacques Chirac in Parijs wou doen, alleen de rijken in het centrum van Antwerpen en de armen in de bidonvilles. +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
55 0

P O E P E N

Zatte Religieuzen en zatte nationalistenpoepende wereld DOOD. P.S. Alcohol, het bloed van christus, mag geen drugs genoemd worden. Stel u voor al die pastoors aan de drugs.   ++++++++++++++++++ FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/   https://www.2dehands.be/seller/view/m2154965550 +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
146 0

Maanmeisje HOOFDSTUK 1

Als haar stad niet bedreigd werd door natuurdemonen, kon Merliah misschien genieten van de gezellige drukte rond de tempel, de uitbundige muziek en aanlokkelijke geuren van vers gebakken brood en bramensaus. Nu wachtte ze vol spanning de ceremonie af, die hun lot zou bepalen. Haar lot.               Het groepje vrienden baande zich een weg door de menigte aan de rand van het plein. Een nieuwe stroom uitgelaten feestvierders duwde hen aan de kant, drong hen terug naar het zandpad dat de marmeren tegels van het donkere bos scheidde. Instinctief reikte Merliah naar haar opgestoken haar, om te controleren of de dolk nog op zijn plek zat. Niets aan de hand. Maar Merliahs hart bonkte in haar borst. Achter de kleurrijke lampionnen en bloemenslingers loerde de wildernis van Guran. Rododendrons en heesters ritselden in het avondbriesje. Klimop kronkelde ongebreideld over de lantaarns die het domein omzoomden.              Het Huis van de Maan lag midden in de wilde natuur. Het gebroken wit van de statige tempelmuren stak af tegen het donkere groen van de omgeving. Een oord van rust in een gevaarlijke, onberekenbare wereld.               Dit was de eerste keer dat Merliah het Feest van de Maangodin op het platteland bijwoonde. De eerste keer dat ze de prominente Tempel van Niyati met eigen ogen zag. Een sober gebouw in vergelijking met het Paleis van de Zon, maar minstens even indrukwekkend. De vele vleugels en paviljoenen die met zuilengalerijen en luchtbogen aan de Grote Hal waren verbonden, maakten het een organisch geheel. Hoge bogen en eenvoudig lijstwerk sierden de vaalwitte muren. Een grote zilveren koepel die uitliep in een spitse punt torende boven het gebouw uit. Onderaan het koepeldak waren op een brede doorlopende strook de fases van de maan afgebeeld. De spiraalvormige torens aan weerszijden van de gigantische ingang waren bezet met edelstenen die glinsterden in het rode avondlicht.              Maar het meest was Merliah onder de indruk van de weelderige natuur die het tempelcomplex omringde. Die was van een verraderlijke schoonheid. Zoiets had ze nog nooit gezien – in haar stad zou heerser Arasan dit nooit toelaten. Zóveel groen, zo dicht bij de mensen! Het zijn maar bomen en planten, probeerde ze zichzelf voor te houden. Maar één vleugje magura in hun wortels en dat vredige groen ontpopte zich tot de geniepigste moordenaars.               Merliah rukte haar blik los van de struiken met hun veel te donkere plekken en schaduwen. Ze haastte zich naar haar vrienden, die van een vlierbloesemdrankje nipten. Daarbij moest ze overhangende takken ontwijken en lette ze erop dat haar chique muiltjes niet vuil werden, tenminste niet voor het feest was begonnen. Een kelner bood haar een schaal vol lekkernijen aan. Merliah pakte twee honingkoekjes met glazuur in de vorm van een halvemaan en stak ze in één keer in haar mond.               Ze haakte haar armen door die van Nisa en Cem. Vanavond zouden ze plezier maken. Stiekem was ze opgelucht toen ze zich weer onder het volk mengden. De warmte en gezelligheid van de feestvierders voelde als een cocon, waarin ze veilig was.               Elk najaar zakten honderden bezoekers af naar het platteland van Guran om bij de Tempel van de Maan een van hun belangrijkste goden te vereren: Niyati de Lichte, de Maangodin die de mensen tegen onheil beschermde en hen de Ware Weg toonde.               Het plein liep over van het volk. Kleurrijke zijden stoffen mengden zich met sobere witte gewaden. Die laatsten waren de leden van de Tempel, dienaars van maanheerseres Silva. Zij onderhielden de connectie met de Maangodin door hun religieuze praktijken, ze vingen zieken en gekwetsten op en verrichtten wonderen door hun kennis van magura.              Weldra zou June daar tussen lopen. Merliahs hartsvriendin maakte zich op dit moment klaar voor de ceremonie waarbij ze ingewijd zou worden tot de Tempelkring. Merliah wilde de plechtige ceremonie voor geen haar missen. Ze frunnikte aan de paarse magnolia in haar gevlochten armband, die ze bij het slotritueel voor June in het water zou leggen. Ze probeerde er niet aan te denken dat hun beide levens vanaf nu voorgoed zouden veranderen.               Muziek steeg op uit alle hoeken van de tuin. Hoewel het dansfeest pas na de ceremonie en het plechtige avondmaal zou losbarsten, klonk er al volop trompetgeschal en getrommel. Mensen zwaaiden met zijden sjaals en dansten in kringetjes op de tonen van fluiten, violen en kithara’s. De lieflijke melodieën vulden Merliahs hoofd en hart. Haar benen begonnen spontaan mee te bewegen met de maat, haar saffierblauwe jurk deinde op en neer bij elke stap.               Terwijl Merliah met haar vrienden het uitgestrekte voorplein overstak, voelde ze zich plotseling naakt zonder haar mandoline over haar schouder. Al een jaar keken ze ernaar uit om op de Feestdag van Niyati met hun gezelschap op te treden bij de Tempel. Een unieke kans, die wel eens veel voor hun carrière als muzikant kon betekenen. Nu zouden alleen Nisa, Cem en Arvid muziek spelen op het feest. Enkele weken geleden viel een natuurdemon hun repetitieruimte binnen en verwoestte Merliahs kostbare mandoline. Verbrijzelde het tot op de splinter. Pijn borrelde als vloeibare lava op in haar borstkas. Ze drukte het weg, probeerde te genieten van de sfeer om haar heen. Dit was een buitenkans. Niyati’s feest kunnen vieren op het platteland, voor het eerst de wereld buiten haar stad Juro verkennen… Het gezelschap had een volledige dag gereisd vanuit Juro om het traditionele feest bij de Tempel bij te wonen, nu zou ze haar avond niet laten verpesten door een stelletje herrie schoppende natuurmonsters.               ‘Ben je er klaar voor?’ Nisa draaide zich naar haar om.Merliah voelde de spanning in haar buik. Ze forceerde een glimlach. ‘Tuurlijk.’ Ze knikte naar de brede marmeren treden die naar de Grote Hal leidden, waar de schaal met het heilige maanwater op de tempelleden wachtte. ‘De vraag is of June er klaar voor is’, grijnsde ze.

Hanne G
22 1