Een stoere Madame en 'Lisbeth' is overal
Verslag van een driedaagse op 5,6 en 7 September 2014 in de Vogezen
Een stoere Madame op de Col Amic en Lisbeth is overal
Ook deze keer zijn we genoodzaakt met ons twee de trip te maken op deze vrijdag 5 September, want Luc heeft net een knie-operatie achter de rug maar hopen hem volgend jaar zeker te recupereren. Ik ben laat vertrokken in LIER want Fred heeft een druk beroepsleven als crisismanager, maar om twintig voor twee is het zover, mijn Renault Scénic zet koers richting Soultzmatt, gelegen in het Zuiden van de Elzas. Maar het geluk is niet aan onze zijde, want wij dachten s ’avonds nog een lekkere maaltijd te kunnen verorberen in het restaurant van het hotel waar we verblijven maar een file op de E411 doet de deur helemaal dicht. We verwittigen meteen Isabelle van de hotelreceptie dat ze het pasje van de kamer klaar legt want negen uur s ‘avonds blijft wel ons doel, maar de realiteit is meestal anders met zulke verplaatsingen. We nemen toch maar de beslissing via Straatsburg te rijden en aldus vlak voor Metz de bekende Franse “péage” te nemen. We kunnen dus wat sneller vorderen, maar na enige tijd krijgen we honger en eten een boterham op een rustige plek, waar we ook met onze tankaart van het Franse TOTAL de dieseltank terug vol doen. Fred neemt nu het stuur van ondergetekende over, want tenslotte zal hij op zondag zich weer door het Vogezenmassief worstelen. Het wordt nu stilaan donker en we rijden nu op de A35 richting Colmar en Mulhouse en terwijl Fred zijn gedachten op de weg houdt probeer ik via mijn Blackberry een mailtje te versturen naar een bestuurslid van Tata Steel in Nederland, waar ondergetekende al bijna 37 jaar actief is, inclusief een reeks voorgangers, waaronder het vroegere SIDAL in Duffel. Het kost me meer moeite dan voorzien en moet nu opletten dat Fred ook de laatste kilometers veilig volmaakt want onze GPS loodst ons richting Rouffach, om daarna af te zwenken naar Westhalten, wat je bijna ongezien kan voorbijrijden want Soultzmatt ligt nu op grijpafstand. We passeren eerst het bekende kasteel, daarna de kleine maar gezellige dorpskom, die mooi verlicht is en dan de waterfabriek van Lisbeth, het zalige water uit de gelijknamige bron, dat zowat tien jaar geleden tot beste plat water uit flessen in Frankrijk werd verkozen. Daarna volgt het donker, maar enkele honderden meter verder zien we licht en Fred draait links af. Het is nu steil omhoog richting hotel “LA VALLE NOBLE”, waar een immense parking voor ons opduikt, die helemaal volstaat, te beginnen met twee autobussen en naar schatting een vijftigtal wagens; wij kunnen nog net aan het eind parkeren en stappen meteen uit richting receptie. De verbinding tussen de parking en de glazen inkomdeur wordt gemaakt door een brede loopbrug van een twintigtal meter. Als we op de brug staan zien we een enveloppe aan de deur geplakt met daarin onze toegangspasjes. Als we ons omdraaien zien we ook Isabelle beneden uit een zijdeur komen en ze loopt ons vriendelijk tegemoet. Wij voelen ons meteen in ons sas na deze lange rit en gaan op zoek naar onze kamer. Het blijkt dat we in kamer 312 slapen, waar ikzelf nog met Monique sliep een tijdje terug tijdens een vierdaagse trip begin juni. We besluiten de avond aan de bar, die vlakbij het restaurant ligt. Fred drinkt een wijntje maar ik hou het bij een glas bier en spoel daarmee niet alleen de lange tocht maar ook de hele week op het werk door.
In overleg hebben we beslist een toeristische dag in te plannen op zaterdag. Op verzoek van Fred rijden onder een stralende ochtendzon richting Colmar. Daar parkeren we in parking Rapp, genoemd naar de Franse generaal Rapp, die leefde eind 18de en begin 19de eeuw. We wandelen door de straten en maken zelfs een huwelijk mee, dat op deze zaterdag wordt gesloten in het stadhuis van Colmar, dat in feite midden in de winkelstraten gelegen is. Mijn vrouw Monique heeft er al een paar keer kinderkleding gekocht, maar dat is niet aan mijn kunde en die van Fred besteed, dus beperk ik mijn tot artisanale koekjes. Op verzoek van Fred vragen we ook een Française om een foto te nemen van ons beiden tussen de vele bloemen, die de stad sieren. Finaal besluiten we na een rondgang door de stad als rasechte Belgen ons land alle eer aan te doen en iets te drinken in café JUPILER, op de place de la Cathédrale. Ik bestel alvast een halve liter “Lisbethwater” want het is warm op deze zaterdagochtend en zeker een atleet op leeftijd heeft behoefte aan voldoende vocht. Plots krijgt ondergetekende een ingeving : ik stel Fred voor naar Ribeauvillé te rijden, gewoon omdat het nog te vroeg is om iets te eten. Het is niet veel verder dan een dertigtal kilometer daar vandaan. Richting dit fabelachtig mooie plaatsje stoppen we langs de ROUTE DU VIN om even te proeven van de druiven. Fred zal als avonturier deze taak op zich nemen en “ze smaken zoet” was zijn besluit, zonder te weten om welke (witte) druif het hier ging. Aangekomen op de parking van Ribeauvillé parkeren we met behulp van een ouder Frans koppel onze auto op hun plek; we krijgen zelfs hun parkeerticket. Als we uitstappen begrijpen we waarom het hier zo druk is, want s’anderendaags , op 7 September als wij afzien in de cols hebben hier grote feesten plaats, genaamd “Fête des ménétriers”; dit feest gaat terug tot in de middeleeuwen en heeft steeds de eerste zondag van september plaats. Er is ook een park ingericht als Romeinse pleisterplaats en de dorpelingen zijn dan ook mooi verkleed en presenteren waren, die in die tijd ook aan de man hadden kunnen gebracht worden; zo koop ikzelf twee potjes honig; die duidelijk onder het oog van de imker werden geproduceerd. Na een “tarte flambée”, een typisch Elzasgerecht besluiten we rechtsomkeer te maken richting ons hotel in Soultzmatt; de fietsveteraan wil na een onderbroken voorbereiding (zware val tijdens een training midden Augustus)testen hoe het gesteld is met de klimmersbenen, want dat zal morgen hard nodig zijn op dit meedogenloze terrein. Ik kleed mij dus om in een bijna volledig witte outfit met FDJ-truitje en wil de benen testen richting “Le Markstein”, dezelfde route dan de Tourrenners hebben afgelegd tijdens de 9de rit op zondag 13 juli van dit jaar. Vooraf heb ik met Fred afgesproken het oefenritje te beperken tot 15 kilometer. Ik vertrek dus met volle moed en bereik als snel het dorpje Lautenbach, waar we morgen tijdens de afdaling voorbijkomen en rij verder omhoog richting top, en de benen doen het beste verhopen voor morgen want ik slaag erin een redelijk klimmerstempo te onderhouden. Als Fred mij opwacht na 15 kilometer waag ik het toch wat verder en dus steiler bergop te rijden; Fred duwt mij af en weg ben ik, maar de benen krijgen het moeilijk op deze kuitenbijter met meer dan 8% stijgingsgraad en omdat de ene veteraan de andere aanvoelt (Fred was destijds mijn ploegmaat in de triatlon) had hij zich in een haarspeldbocht enkele kilometer verder opgesteld. Daar hebben we de fiets terug in de auto opgeborgen en onze tocht per automobiel verder gezet. We rijden nu in omgekeerde richting precies het parcours af wat morgen gevolgd wordt. Als we op circa 1000 m aangekomen zijn in de afdaling van de Col Le Markstein stopt Fred spontaan op een kleine parking links van de weg; deze is blijkbaar aangelegd om toeristen of sportliefhebbers toe te laten te genieten van het landschap en in het bijzonder van het “paragliden” . Op deze zonnige dag zijn er tientallen avonturiers die een sprong wagen in de diepte. Ze springen boven vanop Le Markstein de open lucht in en eens de weg over waar wij geparkeerd staan gaan ze honderden meters de diepte in, want het dal ligt op nauwelijks 200 à 300 meter hoogte. Zo zien we haast een peloton sporters met een valscherm de diepte ingaan in dit weergaloze landschap, waar de natuur duelleert met haar eigen ongereptheid. De zon straalt nu op het dal en dat geeft een extra dimensie aan dit unieke beeld. Hier kunnen wij ontzettend van genieten, meer dan morgen ooit het geval zal zijn. We zetten onze tocht nu verder en komen omstreeks om tien voor zes aan op het marktplein in Thann, waar de kraampjes met fietsen stilaan hun spreekwoordelijke matten oprollen, maar aan het gebouw aan de overkant schuiven onze collega-amateurs aan. Ik zeg mijn naam en bijna onmiddellijk komt het woord “mille cent soixante huit” eruit, want dat is mijn rugnummer voor zondag. Ik ontvang ook nog een veel te grote plastic zak met wat gadgets inclusief de altijd aanwezige drinkbus. Fred heeft de auto reeds in de goede richting gezet en we zijn weer weg, want we hebben nog een (ongeschreven) afspraak met Madame van het CHATEAU en de trouwe lezers van deze reeks weten dan waar onze GPS ons naartoe voert. Het zal bijna halfzeven zijn als we SOULTZMATT terug binnenrijden, maar het is bang afwachten of de poort van het kasteel nog open is. En ja we rijden door de ijzeren poort en parkeren onze auto naast een BMW van een fransman, die niet meer beseft hoe belangrijk de auto-industrie voor zijn land is. We wachten beiden een vijftal minuten buiten, want we horen een ontzettende hoeveelheid stemmen in de gelagzaal, maar ons geduld raakt snel op en lopen een sterke vrouw tegemoet, die het gepresteerd heeft een nazaat van de familie Klein aan de spreekwoordelijke huwelijkshaak te slaan. De nazaten van deze familie, domineren in de streek rondom Soultzmatt nu eenmaal de wijnbouw, wat niet abnormaal is omdat hun geslacht teruggaat tot het jaar 1610. We nemen een voorproefje op de dag van morgen en drinken een glas CREMANT D’ALSACE, de door mijn neef Luc zo gesmaakte bubbeldrank. Mijn collega voegt eraan toe dat de temperatuur en smaak van deze drank, die samengesteld is uit zowel de Chardonany als de Pinot Blanc-druif perfect is. Ik plaats een bescheiden bestelling en druip af want het grote gezelschap heeft al meerdere flessen gedegusteerd en zit nog volop in de bekende drankflow. Vooraleer we in de auto stappen drukt Mevrouw ons nog stevig de hand en reikt een extra fles Pinot Blanc aan, die we maar al te graag meenemen. We sturen nu richting hotel want we willen nog graag een stevige maaltijd achter de kiezen slaan voor we zondagochtend het Vogezenmassief induiken, ikzelf met mijn CUBE, een blauw exemplaar van het Duitse fietsenmerk en Fred met mijn bedrijfswagen. We begeven ons naar het restaurant waar vlees aan het spit maar dan wel “à volonté” geserveerd wordt. Voor een zacht prijsje van 26 EUR kunnen we de hele avond smullen van allerlei soorten vlees inclusief zowel de klassieke biefstuk als de lokale worsten uit de Elzaskeuken. Ik beperk mij tot een stuk rosbief; een stukje van het varken en een worst, maar mijn collega doet zich te goed aan bijna alle aangeboden smaken, maar dat is normaal want ik kan niet gaan slapen met een zware maag en het zal wachten zijn tot zondag na de wedstrijd voor ons beiden om nog warm te eten.
Terwijl Fred nog knabbelt aan het vlees en geniet van een Pinot Noir neem ik nog een ijsje en een kop thee om alles door te spoelen. We praten de hele avond nog vol op onze grote kamer en slapen pas rond de klok van twaalf. De wekker had ik gezet om vijf na halfzeven en dan spring ik er ook uit, spijtig genoeg maar eens per jaar dat we fysiek nog eens alles uit de kast halen, maar wel met plezier. Om enkele minuten voor zeven begeef ik mij in rennerstenue naar het restaurant, de beentjes reeds ingewreven met de klassieke Kneipp-massageolie. Ik beperk mij tot twee boterhammetjes met confituur en een stukje cake met uiteraard de gebruikelijke zwarte thee. Omstreeks kwart voor acht zet mijn collega de auto in beweging richting Thann; het is zo’n dertig kilometer over meestal grote wegen waar je 110 mag rijden. Een kilometer voor de start draait Fred een straatje in, waar we de fiets kunnen uitpakken. Het is misschien een risico, maar heb mijn CUBE-fiets met aluminiumframe en SHIMANO TIAGRA als afmontage meegebracht en dat is een zware fiets in vergelijking met het lichte carbonexemplaar wat nog in LIER staat. Deze keer heb ik de clubshirt onze wielerclub aangetrokken, waarvan Luc de Voorzittershamer hanteert, kwestie van respect te tonen voor mijn boezemvriend. Ik sluit mij nu aan bij de achterste rij terwijl de omroeper met dienst “dix minutes encore” door de micro schreeuwt. Ik besluit toch mijn fiets tegen een boom te zetten en een andere boom wat verder weg op te zoeken want we vatten aan met 22 km vals plat en wil het peloton niet uit het oog verliezen. “Encore trois minutes” galmt er uit de luidsprekers nu en hij somt alle nationaliteiten die deelnemen nog eens op. De start volgt nu gauw maar vanwege de meer dan zevenhonderd deelnemers duurt het zowat vijf minuten vooraleer ik echt kan vertrekken. Onmiddellijk na de start draaien we de bekende N66 op, die ons ook naar de naar de klim van de overbekende Ballon d’Alsace voert, maar na 12 km zullen we hier afdraaien richting Kruth. Ik rij nu in de voorlaatste groep met ook een aantal dames daarin. We rijden snelheden tussen 20 en 30 km per uur en het parcours is wisselend licht oplopend en licht aflopend, maar globaal gezien is het stijgend want THANN ligt helemaal in het dal en de klim richting LE MARKSTEIN vangt aan op een hoogte van 562 meter, als we tenminste het opdraaien vanuit KRUTH als basis nemen. Als we in het dorpje ODEREN aankomen horen we plots een oorverdovend lawaai waarvan iedereen schrikt in het peloton, maar het blijkt gelukkig de voorbode van een straatorkest dat met pauken en trommels en ander zwaar muzikaal geschut de renners aanmoedigt. Een hart onder de riem ook want terwijl het in Thann nog relatief koud was begint de zon nu wat warmte uit te stralen. We hebben nu 19 kilometer op de teller en het eerste “beest” van de dag nadert. Het tempo wordt zoals in het echte peloton ook wat opgedreven, ondanks het feit dat de drie laatste kilometers gemiddeld bijna 2% omhoog lopen, wat pijn doet aan mijn oude spieren. En ja plots een horde aan veiligheidsmensen en ook supporters van collega’s langs de weg, die hun boezemvrienden aanmoedigen net voor we de bijna 15 km lange klim aanvatten. Filosofisch had Fred mij gezegd bij de start ‘ je rijdt van Mechelen naar Lier bergop op de eerste col’ en dat blijkt ook wel, want de eerste kilometer is loodzwaar met liefst een stijgingspercentage van 8,6% en deze veteraan geraakt maar niet in het klimritme, terwijl dat gisteren op training zo vlotjes ging. Het is werkelijk harken om in het ritme te komen en ik kijk nu op mijn nieuwe fietscomputer wanneer die verdomde eerste kilometer teneinde komt, want ik verlies nu terrein op de concurrentie, maar ook de tweede klimkilomter aan ‘slechts’ 6,6% is nog lastig voor mij, maar stillaan kom ik toch in mijn ritme richting derde kilometer op deze lange col. Het wordt nu stilaan wat kouder omdat we nu éénmaal hoogte nemen en het is vroeg in de ochtend. Iedere kilometer staat de hoogte trouwens aangegeven en dat is steeds een ijkpunt. Door de koude en ondanks mijn nieuwe koersbroek van professionele kwaliteit voelt mijn zitvlak niet goed aan. Ik moet nu ook van de fiets om een plas te maken en probeer dat zo snel mogelijk te doen, maar het is moeilijk om het menselijk waterpistool te vinden bij deze temperatuur. Ik kruip terug op de fiets en kom nu stilaan beter in het ritme, vermoedelijk ook omdat de helft van de klim nu in zicht is. Vanaf de zevende klimkilometer komen er nu stukken van 2 en 3% aan en dat geeft mij de kans om op mijn 39 vooraan te schakelen en achteraan zelfs 21 en 24. Ik maak nu meer snelheid en haal soms bijna twintig per uur. Ik probeer nu ook mijn mobieltje uit mijn achterzak te halen en aldus Fred te bellen, afwisselend op de autotelefoon en zijn eigen nummer, maar dat lukt niet. Niet te verwonderen want in deze omgeving woont echt niemand, waarom zou hier dan mobiel telefoonbereik zijn. Maar na 10 kilometer klimmen, op een hoogte van 1032 m wordt het terug steiler, maar het ritme is nu helemaal terug en het is nu nog 3,5 km doortrappen tot een hoogte van 1200 meter. Dat is dan ook de top voor vandaag want daarna gaat het zeer licht bergaf tot de immense vlakte die LE MARKSTEIN is. Ook de eerste bevoorrading is daar voorzien maar ik had met Fred afgesproken dat ik een klein colaatje en een koekje van het merk GRANNY zou eten, teneinde wat voortgang te maken, maar eerst neem ik nog een banaan en wat koekjes voor mijn collega, die achteraf gezien zelfs een pannenkoek had gegeten op Le Markstein. Fred verwittigt mij dat de ziekenwagen net nog een slachtoffer van een zware valpartij net voor de afzink had meegenomen en vertrek dus voorzichtig na cola en koek te hebben verorberd. Ik doe echter eerst mijn nieuwe gele regenjasje aan, want het is nog redelijk koud daarboven en de afdaling is bijna dertig kilometer lang. Ik trap mij langzaam de afdaling in, het geel jasje helemaal toegesnoerd en dat blijkt nodig want de wind blaast mij letterlijk op de borst in deze steile afdaling, waar Tony Martin, de Duitse hardrijder uit het Quickstepteam in omgekeerde richting nog furore maakte tijdens de laatste Tour richting Mulhouse. Vooral de eerste kilometers zijn gevaarlijk want zonder te trappen moet ik beide remmen gelijktijdig in de greep houden wil ik niet uit de bochten vliegen. Het wegdek is overigens nat hier, niet enkel vanwege de dauw maar ook vanwege het naburige meer. Ik durf dan ook niet naar mijn kilometerteller kijken en hou mijn aandacht op de weg, het valt ook op dat niemand mij voorbij steekt; tenslotte sleep ik een zware fiets met 82 kilogram erop naar beneden en dat laat sporen na in de fysica. Plots stopt de afdaling en komt er een klein klimmetje vooraleer verder af te dalen richting LAC DE LA LAUCH, een artificieel meer dat op 923 m hoogte ligt en aan het einde van de negentiende eeuw door de toenmalige Duitse regering werd gebouwd en nu dienst doet als waterreservoir voor de streek. Het gaat nu verder gierend naar beneden maar we blijven tussen de bossen doorrijden, waar het wegdek soms nat is en het redelijk koud aanvoelt. Pas als we in Lautenbach aankomen voelen mijn benen de warmte aan en wat verderop, na bijna 25 km dalen , zijnde op een hoogte van circa 400 m stop ik even om het gele vestje uit te trekken, dat helemaal nat geworden is. We rijden nu in de open ruimte en de temperatuur voelt nu steeds warmer aan, ik heb intussen gezelschap gekregen van twee struise bonken en trek hard door op een licht dalend stuk. Een mens beseft niet wat een colaatje van 15 centiliter kan doen want ik heb de kracht weergevonden om tegen 35 km per uur richting cols te fietsen. Ik lees nu op mijn fietscomputer dat de grens van de 60 km nu overschreden is, vervolgens bel ik Fred dat de klim zo dadelijk begint. Nog een tweetal kilometer rijden we nu op een vlak stuk in de blakende zon, die nu echt warm aanvoelt; gelukkig zijn er veel seingevers op post, die ons veilig door het verkeer loodsen want hier zijn de banen breed en het verkeer drukker met de ene rotonde na de andere. Maar lang duurt het niet ; er staat 63 km op de teller en plots zie ik voor mij een smalle weg omgeven door bomen en een bord met daarop “11,5 km”, wat betekent dat dit de afstand is tot op de top van de col Amic, die op 825 m ligt. Mijn spieren staan nu opnieuw onder spanning en wetend dat de tweede bevoorrading volgt na 65 km trek ik door. Inderdaad midden in een zeer beboste omgeving, waar de zonnestralen nu fijntjes maar sterk doorkomen staat een heel kraam opgesteld met sportvoeding allerhande. Ik stap af, zet mij fiets tegen een ijzeren paal en ga richting kraam, waar ik een hele banaan neem, deze weliswaar niet helemaal opeet, maar dat heeft te maken met een combinatie van voedselveiligheid en verteerbaarheid. Ik vul mijn driekwartliter drinkbus nog bij met sportdrank, want er zit alleen maar water in en stap terug mijn fiets op. Het klimt nu licht omhoog maar plots heb ik een afdaling van ongeveer één kilometer voor de wielen. Ik zie links van mij een camping liggen in volle zon en ben in feite jaloers op de mensen , die hier nog met vakantie zijn, want met bijna 70km in benen is het geen lachertje om hier naar boven te rijden. Elke kilometer staat er wel een bord met de hoogte en het aantal km tot aan de top van de GRAND BALLON. Vooral de hoogte interesseert mij, want daar heb ik een beter gevoel bij naarmate de hoogte stijgt. Het eerste bord na de klim wat ik tegenkom wijst 414 m aan, oftewel nog 400 hoogtemeters. Ik heb nog 8 km klimwerk voor de wielen op deze geleidelijk oplopende col en zit nu in een vast tempo. De klim verloopt via een smalle asfaltweg, die door het bos heen loopt en dat geeft een gevoel, alsof je op de overwinning in een Tourrit afstevent, maar in werkelijkheid is het een overwinning op het meedogenloze verouderingsproces van de spiermassa. Ik zit op mijn fiets en tracht alleen de benen in eenzelfde trapfrequentie voort te bewegen en rij nu tussen 10 en 12 km per uur en steek zelfs een collega voorbij, die de helm aan het stuur hangen heeft en die nog nauwelijks vooruit komt. Hij blijkt nochtans dertig jaar jonger dan ondergetekende, maar heeft zich duidelijk slecht voorbereid. Dat geeft een mens moed en trek door om hopelijk ruim binnen de afgesproken tijd aan te komen. Plots zie ik een bord voor mij met de vermelding ‘1km’ erop en ja in de verte zie ik ook mensen staan. Ik nader nu stilaan de top van de col Amic, dat in feite op een kruispunt ligt, waar je rechts de slotklim richting GRAND BALLON kan aanvatten en links verder doorstomen richting Vieil Armand, waarvan de top op 956 m ligt en dat doen de amateurs van vandaag dus. Naarmate ik de bekende bocht nader zie ik meer mensen opdoemen en vooral een grote, stoere dame met een blauwe T-shirt, waarvan ik het gewicht op meer dan 130 kg schat. De dame, die zeker kan duelleren met onze Maggie de Block roept mij wat toe en dat inspireert mij om te versnellen want er komt een kasseistrook aan en de indruk wekken aan dat mooie volk dat je kapot zit is geen prioriteit. Plots zie ik ook Fred opdoemen, die naar nu naar mij komt toegelopen en vraagt hoe het gesteld is, maar de organisatie maant Fred aan afstand te nemen, want het is daar een drukte van jewelste. Ik draai nu linksaf richting eindklim en meer en meer Françaises moedigen mij nu aan, terwijl het verder steil bergop loopt. Ik rij nu door richting Vieil Armand, de laatste hindernis van de dag. Ik pers de laatste krachten uit mijn lijf om tegen een behoorlijk tempo de klim te voleindeigen. De spieren doen gewoon pijn en ik drink nu voortdurend van mijn drinkbus omdat de vermoeidheid alsmede de dorst nu toch volop is toegeslagen. Tot mijn verbazing heeft Fred ook post gevat in een bekende scherpe steil bocht, die naar de top loopt en waar de ingehuurde fotograaf met dienst kiekjes neemt van de zwalpende zwanen , zoals ondergetekende. Nu nog enkel honderden meters en de top van de Vieil Armand is in zicht, althans dat denk ik want er volgt nu een korte afdaling, maar daarna is het klimmen tot op de top, waarna een steile afdaling volgt. Ik zie Fred met mijn bruine Renault nu in de verte rijden en de teller draait nu rond het niveau van 60 km per uur; ik steek nu nog een collega voorbij en zit bijna in het spoor van mijn eigen auto. Fred heeft het moeilijk om zich los te weken van het peloton, want voorbij rijden zou ik wel kunnen, maar ik denk aan mijn eigen vege lijf en hou dus wat in. Ik snel nu het bord met “10 km” voorbij tegen een razende vaart, de teller loopt op tot 64, zonder dat ik één trap teveel geef. Wat verderop, waar het iets minder steil daalt neemt Fred afscheid en krijg ik nu de volle zon op mijn spieren, wat de temperatuur is nu duidelijk opgelopen richting 28 graden. De snelheid situeert zich rond dertig per uur en probeer dat zo lang mogelijk vol te houden. Ik kom nu voorbij het bord “5 km” en vat maar al te graag deze laatste meer vlakke weg aan. Ik probeer nu de laatste druppels uit mijn drinkbus te persen, want het vat is bijna af, maar samen met een vrouwelijke deelneemster snellen we richting eindmeet. Als ik de aankomststreep in de verte zie ben ik toch weer fier het gehaald te hebben ; ik knijp de remmen langzaam toe om langs de smalle corridor de tijdsmeting te kunnen passeren. Terwijl mijn naam met een tijd van 4 uur en 54 minuten op het grote scherm verschijnt roept de omroeper mijn naam door de microfoon; misschien de laatste keer ooit maar daar durf ik nu niet aan te denken. Fred komt naar mij toe en hij heeft weer eens zijn waarde bewezen, want hij heeft een parkeerplekje voorzien vlak bij het plein, waar het virtuele restaurant is gevestigd. Eerst de fiets in de auto gezet en daarna een lekkere sportmaaltijd afgehaald met bijbehorend flesje Lisbeth; ook Fred betaalt uit eigen zak een maaltijd en drinkt een cola van het gelijknamige huis Lisbeth. We keuvelen nog na tijdens de maaltijd en besluiten dat we weer veilig en wel aan de streep gekomen zijn; bovendien was de organisatie uitstekend inclusief de maaltijd die we aan het verorberen zijn. Ik haal tenslotte mijn diploma af bij een vriendelijke Française en dan tover ik de laatste truc van de dag tevoorschijn; ik dien mij om te kleden op straat want hotel of douches zijn niet in de buurt; ik was mij met behulp van een flesje rode SPA en veeg zo de olieresten en het vuil van mijn glad geschoren rennersbenen; vervolgens trek ik als een volleerde stripper mijn koerskleren uit en anderen weer aan. Fred neemt het stuur en zet zich op weg om via de N66 richting EPINAL de eindspurt richting thuisland in te zetten. Na de Col de Bussang gepasseerd te hebben rijden we door het gloeiende Vogezenmassief dat er mooi bijligt langs weerszijden van de weg nu de zon volop van de partij is en de bossen vooral groene aardkracht uitstralen. Het is een nostalgische gedachte dat het weer een jaar kan duren vooraleer we hier nog eens arriveren; of kom ik toch vroeger dan voorzien een trainingsritje maken met een sportvriend ? In ieder geval geven we rendez-vous voor LES BALLONS VOSGIENS van 30 augustus 2015, een jubileumeditie vanwege de twintigste keer.
Eduard Lambrechts
Lier, 14 September 2014
COPYRIGHT GCV LAMBRECHTS