En hop, we zijn weer terug van de Walen. Deze keer waren de Fêtes de Wallonie aan de beurt, in hoofdstad Namur. Naast een bevestiging van Namen als mijn favoriete Zuid-Belgische stad en een hernieuwde sympathie voor onze Waalse compatrioten, heb ik als enige souvenir dit mee: een lege, 2 kg verpakking van Fastgas. Naar het schijnt krijg je daar sinds kort statiegeld voor, al weet ik niet hoeveel. Ik zag de fles liggen toen ik doelloos de tijd verdreef aan Bruxelles Midi. Het was die zaterdag maar een lange overstap tussen mijn trein uit Gent en de vervolgtrein naar Namen. Eten kon ik niet doen, want dat had ik thuis nog maar net overdadig gefikst. Jammer eigenlijk, want aan de achterkant van het Zuidstation zitten een paar aantrekkelijke en zeer betaalbare eetgelegenheden. Het meest geïnteresseerd was ik in een keetje waar ze een Breakfast Buffet aanboden, elke dag tot twee uur ’s middags. Dat ontbijt kon evengoed als lunch dienen en viel nog net binnen het tijdsbestek, maar zoals gezegd, ik had niet genoeg honger om me aan een all-you-can-eat formule te wagen. In de plaats daarvan ging ik maar een straat verder en dronk wat pintjes in een Portugees café. Er waren best wat groezelige bars van verschillende nationaliteiten te vinden in het straatje en op de hoeken aan het kruispunt. Eén daarvan was heel inventief ‘Bar Corner’ genaamd. Andere vertegenwoordigers heetten ‘Real Madrid’, maar de poging om de glorie van de voetlbalploeg te doen afstralen op het inspiratieloze gokhol waren mislukt, ‘Café Douro’ en ‘Le Nkam’. Ik ging echter bij de grootste Portugees omdat de serveersters daar decolletés hadden die het dragen van kledij welhaast overbodig maakten en waar in bepaalde landen gevangenisstraf op staat. Het verklaarde alvast waarom het daar redelijk vol zat. Ik had drie kwartier te doden, maar teveel pinten ging ik nu ook niet hijsen, aangezien er nog vele zouden volgen op 't Waalse stadsfeest. Bij het buitengaan viel mijn oog opnieuw op de gasfles, zo een residu van het lachgas dat jongeren in deze barre tijden nodig hebben om ietwat tevreden te zijn met hun bestaan. Ik overwoog om ze mee te nemen voor het statiegeld, er was plek genoeg in mijn rugzak. Maar ja, dat onding drie dagen lang meesleuren op de Naamse Feesten, zoveel kon de compensatie niet waard zijn. Dat de Brusselaars maar zelf hun stad proper hielden! Ik trok opnieuw naar het station en bereikte na een enorme omweg via Leuven mijn hotel in Namen. Daar was het ultiem geestig, met als uitschieters zeker de absurde gezelligheid in Café du Centre en het zeer acceptabele La Colonne d’Or.
Op maandag keerde ik terug naar Brussel, deze keer zonder omleiding. Ik had me voorgenomen om de ontbijtformule nu wel een kans te geven en had speciaal een moordende honger meegebracht. Het zaakje, Time Off, was open maar blijkbaar verdomd populair. Het zat er stampvol, ’t was net zeven over twaalf en alleman die in de buurt werkte, kwam daar blijkbaar lunchen. Nou moest ik weer tijd doden, tot er een tafeltje vrij was. Ergens anders gaan eten was ook een optie, maar een beetje lullig als je speciaal voor die ene zaak bent gekomen. Ik sloeg opnieuw de straat in richting Portugees, en wat ligt er daar op mij te wachten? Jawel, drie dagen later en nog steeds had niemand die capsule lachgas opgeruimd. Het was overduidelijk een teken, weliswaar voor twee interpretaties vatbaar. Ofwel: neem mee, ’t is gratis geld en heeft hier heel het weekend op u liggen wachten, ofwel: niet aanraken, de reden dat niemand anders dit opruimt is omdat er meermaals op is gepist. Met twijfelen is nog nooit iets gewonnen, dus ik zette mijn rugzak neer, maakte hem open, sloeg de fles wat af tegen een boom en stak ‘m erin. Het ding bleek immens zwaar, duidelijk veel meer dan twee kilo. En toen ik wat verder wandelde kreeg ik bevestiging van optie twee. Mijn handen roken duidelijk naar urine, niet van een hond maar van minstens één mens. Wat had ik eigenlijk verwacht, in een straatje vol marginale cafés? Ik wandelde de eerste de beste koffiebar binnen en stak direct door naar het toilet in de kelder, waar ik mijn handen waste. Daarna een koffietje gedronken en dan terug naar de Time Off, waar een tafel vooraan bij het raam was vrijgekomen. Ik at niet teveel, maar had toch mijn plezier in het buffet. Mission accomplie! Omdat mijn trein er zat aan te komen, ging ik maar niet meer langs het toilet en repte me naar Station Zuid. In feite had ik beter in die koffiebar eens geplast, als ik dan toch helemaal de trap naar beneden had genomen om mijn handen te wassen. Het werd ietwat nijpend en toen bleek nog dat die trein vertraging had ook. Zou er in het station een vlot toegankelijk toilet zijn? Dat kon haast niet anders, met al die daklozen die er volgens het onheilsnieuws binnen en buiten rondhingen, waar zouden die hun gevoeg doen? Maar ik vond het niet en ging dan maar naar het perron. ’t Was gewoon een kwestie van niet stil te blijven staan. Daarom kuierde ik wat rond en viel mijn oog op een paar van die ouderwetse wachthokjes waarin reizigers konden schuilen tegen de wind. Ik liep er even binnen om de sfeer op te snuiven. ’t Was echter meer dan sfeer wat ik opsnoof en meteen had ik het antwoord op mijn vraag over de daklozen. De WC in die koffiebar rook minder naar urine dan dit treinhokje. Snel weg daar! Ik nam de trein. Ik nam de tram. Ik zette de gasfles voorzichtig en met twee vingers in een hoek in mijn garage.
Tijd om dit ietwat ontspoorde verhaal terug op de juiste rails te zetten. Waalse Feesten heel tof! Voor al wie ooit overweegt erheen te gaan, niet twijfelen maar doen.