Dit waargebeurde reisverhaal speelt zich af in de jaren '70, toen disco de dansvloeren overnam en wij nog geloofden dat het mogelijk was om alles zelf te repareren met een schroevendraaier en wat plakband, besloten mijn vrouw en ik met onze Ford Granada en onze trouwe Wawa-caravan richting het zonnige Zuiden van Frankrijk te trekken. De bestemming: de Provence. Het was dé zomer om die lavendelvelden en pittoreske dorpjes te ontdekken. En voor wat extra avontuur namen we onze goede vriend Chris mee. Chris was een man die altijd in was voor een spontane actie en dat zou ons die zomer zeker niet ontgaan.
We hadden besloten om de reis niet in één keer te maken, maar lekker in etappes. Dit hield ons flexibel en gaf ons de mogelijkheid om onderweg steeds op zoek te gaan naar een charmant plekje om de nacht door te brengen. Dat was tenminste het plan. Hoe moeilijk kan het zijn, dachten we nog, om ergens een rustige plek te vinden waar je de caravan kunt neerzetten, een paar uur slaap kunt pakken en de volgende ochtend vol energie verder te trekken?
Na een lange dag rijden, waarbij Chris achterin de auto voornamelijk bezig was met het geven van ongevraagde rij-instructies ("Je moet echt sneller die bocht ingaan, hoor!") en het lezen van een halve Michelingids, vonden we ergens laat in de avond een plek die er best goed uitzag. In het donker zag het er rustig uit en de vlakke ondergrond leek ideaal voor de caravan. Hier zouden we het wel redden voor de nacht, dachten we.
Chris gaf zijn goedkeuring: "Dit is perfect! Geen auto's, geen lawaai, en zelfs een mooi uitzicht als je daar kijkt." We keken. Niks te zien, want het was pikdonker. Maar ach, we waren moe en wilden gewoon slapen. De Ford Granada werd geparkeerd, de Wawa-caravan netjes op z’n plekje gezet en we installeerden ons voor de nacht. Terwijl de stilte ons omringde en de sterren langzaam aan de hemel verschenen, vielen we alledrie in een diepe slaap.
Die ochtend was het zonlicht onze wekker. Het was een van die ochtenden die je in de Provence verwacht: helderblauwe lucht, een zacht briesje, en... het oorverdovende geluid van zware machines?
We schoten wakker, compleet in de war. Wat was dat lawaai? Waarom voelde de grond alsof een kudde olifanten er overheen aan het denderen was? Chris was als eerste buiten. Hij opende de caravan deur, en wat hij toen zag, zal ik nooit vergeten. We stonden niet op een rustiek veldje zoals we hadden gehoopt, maar midden in een steengroeve! Om ons heen reden vrachtwagens af en aan. Grote kranen takelden enorme rotsblokken omhoog en mannen in fluorescerende werkkleding keken ons aan alsof we een attractie waren in hun werkschema van de dag.
Mijn vrouw stond inmiddels naast Chris en staarde ongelovig naar het tafereel. "We zijn in een steengroeve beland," zei ze, met een mengeling van ongeloof en ontzag. Alsof we per ongeluk op een filmset terecht waren gekomen, waar het scenario nu volledig uit de hand liep.
Chris, die normaal gesproken altijd wel een kwinkslag klaar had, stond daar met zijn mond open. "Hoe... hoe hebben we dit niet gezien?" vroeg hij uiteindelijk. Het antwoord was simpel: het was donker, we waren moe, en we hadden geen idee waar we naar keken.
We probeerden het nog even te relativeren. "Misschien denken ze dat we toeristen zijn, op zoek naar een industriële kampeervakantie," grapte ik halfslachtig, terwijl we snel begonnen met het inpakken van de caravan. Maar elke keer dat we naar boven keken, zagen we weer een nieuwe vrachtwagenchauffeur of bouwvakker hoofdschuddend naar ons kijken. Het was alsof we een natuurdocumentaire waren, maar dan met ons in de hoofdrol: "De onwetende toeristen in hun natuurlijke habitat, vastgelopen in een steengroeve."
Het ongemak nam snel toe toen een van de werklui ons vriendelijk doch dringend vroeg om "als de wiedeweerga" te vertrekken omdat ze "die grote rotsblokken écht nú moeten verplaatsen." Oh, en of we voortaan misschien "iets beter wilden kijken waar we ons neerzetten."
In een recordtijd pakten we de caravan in, verbonden hem aan de Granada en maakten dat we wegkwamen. Het was geen moment te vroeg, want net toen we de bocht omreden, zagen we dat de plek waar we net nog sliepen nu werd overspoeld door bulldozers en enorme trucks. Nog even en we waren zelf tot steengruis vermalen!
De rit naar de Provence verliep verder redelijk vlekkeloos, op een paar verloren landkaarten en onbedoelde omwegen na – waar Chris uiteraard zijn rij-instructies nog even verder aanscherpte. Maar die eerste ochtend in de steengroeve bleef het gespreksonderwerp van de reis. "Kun je je voorstellen wat die kerels dachten toen ze ons daar zagen?" lachte Chris telkens weer. "Die dachten vast dat we gek waren!"
Bij aankomst in de Provence, waar de lavendelvelden inderdaad net zo prachtig waren als beloofd, hadden we het steengroeve-incident nog steeds niet helemaal verwerkt. Elke keer dat we een vrachtwagen zagen, moesten we weer gniffelen. Chris, die het altijd wel goed zag in situaties, besloot zelfs dat we onze volgende vakantie “industriële toeristen” moesten spelen en doelbewust op zoek moesten gaan naar bouwterreinen om te overnachten. Maar dat idee werd door ons snel afgeschoten.
Het bleef niet bij die ene vakantie, en jaren later, zelfs vandaag de dag, lachen we nog steeds om dat ene moment. We hebben talloze vakanties gehad, prachtige plekken gezien, en de wereld ontdekt op onze eigen manier, maar die ene ochtend midden in een steengroeve is de herinnering die ons steeds weer weet te verrassen.
Als we tegenwoordig langs een steengroeve rijden, halen we altijd even diep adem en kijken we elkaar aan. "Niet hier stoppen, hè," zegt mijn vrouw dan met een knipoog. En ik weet dat ze gelijk heeft. Eén keer een bezienswaardigheid tussen vrachtwagens en bulldozers is meer dan genoeg voor een heel leven.
En Chris? Die heeft het er nog steeds over op verjaardagen. Hij heeft het verhaal inmiddels zo vaak verteld dat het bijna een legende is geworden in onze vriendenkring. "Wist je dat ze een keer in een steengroeve sliepen?" hoor ik hem dan zeggen, terwijl hij zijn ogen groot opzet en de toehoorders vol spanning naar hem luisteren.
Ja, dat was de zomer waarin we onszelf per ongeluk midden in een Franse steengroeve terugvonden. Maar het was ook de zomer waarin we leerden dat zelfs de meest gênante momenten vaak de mooiste herinneringen opleveren – al duurt het soms even voordat je erom kunt lachen.
Dus als je ooit op zoek bent naar een plek om te overnachten tijdens een roadtrip door Frankrijk: kijk alsjeblieft goed waar je neerstrijkt. En als het eruitziet als een stille, verlaten plek... controleer dan even of er niet ergens een bord staat dat waarschuwt voor "zwaar materieel in gebruik."
Je weet maar nooit waar je de volgende ochtend wakker wordt.