Lezen

haar noch pluim

Beste,  ik heb dat altijd vreemd gevonden, beste. Het zal wel zo zijn dat wij brieven schrijven in de hoop de beste versie van de ontvanger te bereiken, dat wij begrijpen dat er een kans bestaat dat onze woorden verkeerd begrepen worden, dat, in kort, wij, brievenschrijver en brievenlezer, niet de beste versie van onszelf zijn.    Dat is ook in mijn geval zo, de versie van mezelf die dit schrijven tot u richt is niet de beste versie van mezelf, en dan kan je, met een licht schouderophalen, zeggen: wie is ooit de beste versie van zichzelf. Sommigen zullen  ongetwijfeld willen opmerken dat de beste versie van onszelf opstaat in de moeilijkste van omstandigheden, dat we daarin die versie van onszelf leren kennen. Dat zou zomaar eens goed mogelijk kunnen zijn, en toch blijf ik het vreemd vinden.     Met alle respect.     U bent dood, zoals mijn vader dat is.  De beste versie van mijn vader duikt overal op. In de gedachten van de buurtbewoners duikt hij op als de man die op zijn bankje voor zijn huis zit aan het einde van een lange dag klussen. Er is geen huis in de wijde omtrek waar hij niet eens het gras afreed, of de haag snoeide, of een elektriciteitspanne verhielp, of een muurtje metselde, klinkers legde, als hij kon helpen, zeggen de mensen, was hij gelukkig. Mijn vader was niet gelukkig, gelukkig was één van die woorden die volgens hem aan een andere wereld toebehoorden, niet deze in elk geval.    In de gedachten van zijn vrouw duikt hij op als de man die al die jaren aan haar zij staat, de man die ervoor zorgt dat ze zich geen zorgen moet maken, over weinig tot niets, al doet ze dat wel. Er is geen rekening die hij niet voor zijn rekening neemt, geen probleem dat hij niet oplossen kan, geen kracht die hem ontbreekt om eender wat te doorstaan, hij is een rots, een toeverlaat. Mijn vader was geen rots, geen toeverlaat, dat zijn concepten die hij opgedrongen kreeg door een gebrek aan keuzes, keuzes die volgens hem ook aan een andere wereld toebehoorden, wederom niet deze, in elk geval niet deze.    Over mijn broer zwijg ik. Mijn broer zwijgt over alles. Hij lijkt op zijn vader, meer dan hij ooit zal toegeven. Confrontatie, ziet u, mijn vader kon geen confrontatie aangaan, dat zou betekenen dat hij moest toegeven dat er maar één wereld is. Deze. Dus, als mijn broer, zweeg hij, zelfs wanneer hij schreeuwde en met dingen smeet, eigenlijk was het niets dan verzwijgen. Omdat iemand hem ooit had verteld dat hij het allemaal maar moest verdragen, dragen, de hele wereld, de hele wereld waartoe hij behoorde. Het was die wereld die op hem woog, die hem zei: er is een andere wereld, maar die is niet voor jou.    Ik weet niet goed waarom ik me tegen die beste versies van mijn vader afzet. Het is een troost, dat merk ik wel, voor mijn broer, mijn moeder, de mensen in de buurt, hij kon echt alles, zeggen ze. En hij was de slechtste nog niet, zeg ik. Dat is vreemd, dat merk ik aan hun reacties, hun blikken laten me weten dat ik beter meedoe, dat ik beter meebouw aan de beste versie van mijn vader, maar, en dat is de conclusie waar ik misschien niet mee kan leven, dat zou betekenen dat de beste versie van mijn vader de dode versie van mijn vader is. Dood kunnen wij toch niet de beste versie van onszelf zijn?     Ik heb het gevoel dat ik de slechtste versie van mezelf tegenkom. Telkens ik zijn daden minimaliseer, zijn woorden tegenspreek, zijn goedheid in twijfel trek, telkens ik  hem mens wil laten zijn, krijg ik te horen dat ik me van taak vergis. Ja maar, je vader kon als geen ander werken, ja maar, je vader kon als geen ander. Alsof ik hem veroordeel tot maar een mens, tot maar iemand als iedereen anders. Alsof daar geen lofzang van te maken valt. Alsof hij uniek móét zijn, waarom eigenlijk?    Is het vreemd dat ik een beroep wil doen, niet op zijn beste versie, maar op zijn slechtste versie? Op uw slechtste versie?     Denkt u dat ik alleen maar mijn slechtste versie een beter gevoel wil bezorgen door uw slechtste versie aan te schrijven?     Wil ik mezelf troosten wanneer ik het maar moeilijk meer aankan te luisteren naar al die beste versies, van mijn vader, van u, van de mensen, of wil ik alleen maar horen dat ik ook, ook ik ben maar een mens? Kan iemand dat bevestigen? En waarom heb ik dat gevoel zo vaak, de laatste tijd? Heeft dat iets te maken met de god die de hele maatschappij wanhopig probeert in leven te roepen?    En dan, moet u weten, word ik kwaad op mezelf. Dan hoor ik mezelf jammeren en klagen en de zielenpoot uithangen. En in de confrontatie met mezelf bouw ik muren om me heen, met een venster erin, en gordijnen ervoor, en die dichtgetrokken, sluit ik me op en af van de wereld, en schrijf een brief naar een dode die ik van haar noch pluim ken, een dode wiens werk ik amper ken, een dode waarvan ik geen idee heb of ik op hem lijk, anders dan dat hij een mens was, zoals ik een mens ben, en waarom denk ik dat een dode eerder dan een levende me dat bevestigen kan?    Waarom niet deze brief gericht aan die andere dode, die man die mijn vader was, die ik van zodra ik de kans maar kreeg pa noemde, pa die me doet denken zoals hij dat deed, alleen maar zoals hij dat deed, alleen, ik sta er alleen voor. En er zijn twee werelden, één voor mij en één niet voor mij.     En dan word ik kwader, want het is me wel duidelijk dat ik maar één leven heb, en dat het niemand anders wat uitmaakt of ik de wereld in twee splijt. Ze lijken er allemaal mee te kunnen leven, dat die split bestaat, dat die oefening moet gemaakt, absurd als het is strekken we onze benen uit, onze tenen krampachtig aan de randen van een ravijn, ons lijf erboven bengelend, en daaronder een vaag vuur waarvan geen warmte opstijgt, alleen maar rook. Een dichte mist die de wereld voor ons verbergt. We nemen niet eens deel aan die ene wereld. Dat lijkt alleen maar zo.     Ik lijk op je, pa. Maar ik wil je vragen, ga eens na, als wij zijn als iedereen, hoeveel mensen, denk je, zijn er, hoeveel mensen die denken als wij, in totaal verschillende kamers, bij totaal verschillende vensters, dat ze er alleen voorstaan? Dat er een wereld is, daar, ergens, niet om hen bekommerd, hoeveel, pa, denk je, dat er zijn die de confrontatie aangaan?    Misschien deed u dat ook wel. Misschien niet. Misschien hangt dat af van de versie die ik zal aantreffen in uw antwoordbrief. Ik koester de stille hoop dat uw aanhef als volgt leest: ‘Slechtste, al weet ik dat dat vreemd klinkt, maar ik vrees dat ik u bij leven tref.' En ja zal ik dan denken, en voelen zal ik het ook.     

Bas Tuurder
32 1

De duivenbende

Het is maandag. De lucht is grijs en voelt kil aan. Het is buitengewoon stil wanneer de roltrap me op het plein Zwarte Vijvers in Molenbeek duwt. Er komt me geen geur van warme broodjes of look tegemoet zoals op andere dagen. En ook de helblauwe lucht en de snijdende winterwind waar ik zo van hou zijn afwezig. Er zit dus niets anders op dan zo snel mogelijk te stappen in plaats van slenterend te genieten. Net als ik wil oversteken valt mijn oog op de stoeprand. Of beter in het keelgat van een duif.Keelgat mag je hier zeer letterlijk nemen. Er liggen drie duiven op de stoeprand met elk een gat in hun keel ter grootte van een klein ei. Vol afschuw draai ik me om en loop door, maar ik krijg het beeld niet van mijn netvlies geveegd. Het doet me denken aan die ochtend dat de buurvrouw me kwam zeggen dat Kurt rost Pietje had dood geschoten. Ik was toen 14 jaar en smoorverliefd op Kurt. De buurvrouw wist dat en toch vertelde ze het zonder veel details en liet me dan achter. De buurvrouw was een opgetutte dame uit Brussel die zo deftig en beheersd was dat ze de jonge liefjes van haar man met een zure glimlach verdroeg. Daar stond ik dan, een verdwaalde tiener, met honderden vragen in mijn hoofd, maar ik kreeg geen geluid meer uit mijn mond. Ik had een hekel aan rost Pietje. Als kind vond hij niets leuker dan mij en mijn vriendinnetje te pesten. Zes jaar lang hebben we dat moeten dulden. Tot hij groot genoeg was om zich met andere dingen bezig te houden. Wapens blijkbaar. Ik kreeg direct een schuldgevoel voor alle vloeken die ik als kind over hem had uitgesproken. Misschien was ik echt een heks en was Pietje door mijn schuld dood? Pas uren later heb ik vernomen dat het niet mijn Kurt was die had geschoten en dat het eigenlijk allemaal een ongeluk was. Ze hadden met oude wapens zitten spelen en een kogel die had vastgezeten was los gekomen en recht door het achterhoofd van Pietje gegaan. Misschien waren de duiven ook zo aan hun einde gekomen, door een ongeluk, of door rebelstienergedrag? Hadden de jongens hier op het pleintje al spelend naar elkaar geschoten en waren de duiven ertussen beland? Of was er een burenruzie uit de hand gelopen? Of zouden de bewoners hier dagelijks een aantal duiven schieten om dan lekker gaar te stoven? Dan waren hun ogen groter dan hun buik geweest en dat klopt niet met het beeld dat ik de voorbije jaren ontwikkelde over de bewoners hier. Voedsel wordt hier niet verspild, maar met de buren gedeeld. Nee, de duiven lijken brutaler aan hun einde gekomen te zijn, alsof er een gepantserd voertuig met grote pinnen op de bumper gepasseerd is waarop de drie duiven tegelijk vastgepind werden. Dat moet dan wel zelfmoord geweest zijn, of waaghalserij van een paar jonge duiven die elkaar uitdaagden. De man achter het stuur moet van totale schrik de duiven op de stoep gegooid hebben. Het zou ook geen zicht zijn om in een zwarte geblindeerde wagen met drie duiven als trofeeën vooraan je bumper door Molenbeek te rijden. Dan denkt de plaatselijke politie helemaal dat ze in één of andere maffiafilm terecht gekomen zijn en gewoon in het wild mogen schieten. In gedachten verzonken voel ik de kilte niet meer. Aan het groentewinkeltje ruik ik het verse fruit. Een vlucht lichtgrijze duiven maakt een sierlijke beweging over mijn hoofd. Dat waren de mooie duiven die steeds de aandacht trokken door één of andere kunstzinnige dans. Nooit zag je ze bedelen om eten of zenuwachtig rondpikkelen. Ze leken wel uit prinselijke oorden te komen, enkel om wat schoonheid in de stad te brengen, nooit om onze rust te verstoren. Misschien behoorden de drie dode duiven wel tot een onruststokende gangsterbende en werden ze door de duivenpolitie neergekogeld met de lechees van het groentewinkeltje op de hoek? Ze leken wel gangsters nu ik eraan denk. Het waren niet de verzorgde duiven die respectvol uit de weg gingen en hun behoeften aan de muurkant achterlieten. Nee, de duiven op de stoeprand waren van de vuile bende, die hun groenwitte slijmerige behoeften over het hele plein lieten vallen, zodat je bij regenweer gegarandeerd op je bek ging als je de metro uitkwam. En dan weet ik het plots... De drie duiven stonden wellicht heel hard te lachen wanneer er weer een oudje tegen de grond ging. En deze keer was het oudje in totale woede met zijn wandelstok de duiven te lijf gegaan. Zo is het vast gegaan. En niemand durft de duiven nu weghalen uit respect voor dat oudje. Ik ril nog even en dan verdwijnt de dode duivenbende samen met wijlen rost Pietje voor altijd ergens in mijn achterhoofd.

Fien SB
77 1

Coronacommunicatie

Beste dagboek, Maar vooral beste meneer Ben Weyts, Als directeur van een basisschool met 535 leerlingen heb ik de voorbije periode samen met mijn team mijn uiterste best gedaan om met uw verwachtingen en die van de onderwijspartners om te gaan. Dankzij een wendbaar en flexibel team schakelden we in no time om naar afstandsonderwijs. We combineerden dit met het organiseren van noodopvang en zorgden dat ouders uit de cruciale sectoren konden blijven werken terwijl wij hun kinderen in de watten legden op school. We motiveerden ouders en leerlingen om het afstandsonderwijs te laten werken. Als directeur werkte ik de weekends door en was het mij nooit teveel om tot 's avonds laat kaders te ontwikkelen, nieuwe planning uit te schrijven, filmpjes te maken en personeel en ouders te voorzien van correcte communicatie. Na de paasvakantie ontwikkelde u samen met de onderwijspartners preteaching en opnieuw werd het schakelen, bijsturen en ontwikkelen. U maakte het ons niet gemakkelijk door steeds eerst de media in te lichten en nadien pas het werkveld in te lichten over de wijzigingen. Dat zorgde er nogmaals voor dat ik vaak 's avonds laat nog kon werken om ouders en personeelsleden te voorzien van een correcte communicatie want zowel u als diezelfde onderwijspartners geven in de media niet altijd de correcte informatie mee.Maar geen probleem we blijven gemotiveerd en nemen onze taak als motivator op en doen dit hoofdzakelijk voor onze leerlingen. Bovendien zoeken we zelf nog naar laptops en tablets om zo iedere leerling te kunnen laten genieten van afstandsonderwijs. Van uw project heb ik geen laptop gezien in mijn school. Maar geen probleem we doen dit met plezier voor onze leerlingen. Iets later bereidt u samen met de onderwijspartners het exitscenario voor het onderwijs voor. Voor de zoveelste keer wordt weer eerst de media ingelicht en moet ik als directeur van een school net zoals iedereen de nieuwe richtlijnen vernemen via de pers. Samen met het wendbare team beginnen we aan het voorbereiden van de heropstart van onze school: klassen verhuizen want de GEES wil social distancing in de klas en op de speelplaats, signalisatie aanbrengen, éénrichtingsverkeer in de gebouwen organiseren, handgel-desinfecterende gel-mondmaskers-koortsthermometer-faceshields...aankopen, leerkrachten van klas laten veranderen, essentiële doelen bepalen voor het eerste, tweede en zesde leerjaar tot het einde van het schooljaar, noodopvang organiseren, afstandsonderwijs blijven organiseren, een nieuwe procedure ontwikkelen voor brengen en komen halen van de kinderen, een poetsschema uitschrijven dat zorgt dat twee maal per dag alle contactpunten gereinigd worden en ieder lokaal dagelijks nat gepoetst wordt.... en dit alles met een team waarvan ook collega's zich in een risicogroep bevinden en dus enkel van thuis uit kunnen werken. Maar geen enkel probleem. We werken weer eens een weekend door, offeren onze avonden op en gaan met volle moed en energie er tegen aan want we zijn wendbare en zelfsturende teams. Amper 3,5 lesdagen later maakt u een evaluatie. U verkondigt dat het onderwijsveld aangeeft dat we meer klassen kunnen openen. U vergeet er wel bij te vermelden dat we ook aangaven dat dit enkel kon als de veiligheidseisen soepeler werden (lees: social distancing in de klas). Samen met die onderwijspartners beslist u om plots alle leerlingen naar school te halen. Bij vele ouders/kiezers bent u de held maar in het onderwijsveld bent u echter zeer ONGELOOFWAARDIG. Voor wie neemt u ons eigenlijk? Zonder schroom verkondigt u samen met de onderwijspartners dat er nu 20 leerlingen in een klas kunnen in de lagere school. Waar zijn die scholen met klaslokalen van meer dan 80 vierkante meter? Bent u samen met die onderwijspartners al eens in een school geweest de laatste tijd? Had u en de GEES dit een week eerder niet kunnen bedenken? En ook nu weer komt u met uw nieuwe plan eerst in de media en daarna naar het onderwijsveld. Of zullen de regels nog eens tien keer wijzigen voor dat het 2 juni is? U doet dat ook nog eens in een verlengd weekend want dan hebben de directeurs tijd om alles aan te passen. Ja, ook wij in het onderwijsveld zijn heel blij dat alle kinderen terug naar school kunnen komen. Dit scenario hadden wij al bedacht in de paasvakantie maar wie luistert er naar ons? Beste minister, ging u ons beroep niet opwaarderen? Hebt u er al eens aan gedacht om de directeurs basisonderwijs beter te ondersteunen?Was er geen masterplan in Vlaanderen voor het basisonderwijs? Al jaren moeten we horen dat we in het onderwijs staan voor de vele vakantiedagen. Premier Wilmès bezocht onlangs een ziekenhuis in Brussel en het verzorgend personeel keerde haar de rug toe. Ik vrees dat het onderwijzend personeel niet eens naar buiten zal komen als u op bezoek komt. Maar weet u wat ik zo dadelijk ga doen? Ik kruip opnieuw met volle moed en met 150% enthousiasme achter mijn laptop om het beste plan heropstart 2.0 uit te schrijven. Om zo mijn leerlingen maximaal op school te krijgen. Ik zal opnieuw mijn wendbaar team enthousiasmeren om hier nog maar eens hun schouders onder te zetten want wij doen deze job toch enkel voor de vele vakantiedagen. En dat doen we niet voor u en niet voor de onderwijspartners maar wel voor onze 535 leerlingen en hun ouders! Tim Stiers, directeur uit Landen

Dagboek van een leerkracht
16 0

Applaus!

Applaus, dagboek! Of toch niet… De krantenkoppen schreeuwen het! De minister is fier! De scholen gaan terug open….Of toch niet… Want er is iets mis met dit compromis. Mijn afgelopen maanden kan je vergelijken met een kleine rollercoaster: constante reorganisatie, ongeruste ouders, enthousiaste en vermoeide collega’s en vooral veel WIFI-problemen. Ik had, samen met 16 000 artsen https://bit.ly/36lTtaR, gehoopt dat het basisonderwijs zijn deuren ging openzetten met als motto “Het nieuwe normaal: kinderen mogen meer dan volwassenen”. Weg met de bubbels en de anderhalve meter! Voor kinderen althans. Maar de logica van 16 000 artsen werd niet gevolgd door de minister en de onderwijspartners. Ik hoor minister Weyts graag zeggen: “Die drie leerjaren komen de ene dag en die drie de andere dag.” of “Er mogen nu tot 20 lagereschoolkinderen in een lokaal zitten (als ze wel elk hun 4 vierkante meter hebben).” 🦠Het feit is, meneer de minister, dat het nu al zeer krap was om al uw bubbels een momentje speeltijd te geven in een van de verschillende vakjes op de speelplaats. Wat als 12 kleuterbubbels nu ook nog eens speeltijd moeten hebben?🦠Het feit is, meneer de minister, dat niet al mijn lokalen groot genoeg zijn om volgens de normen een klas van 25 leerlingen te ontdubbelen. Als ik ze in drie moet splitsen, kan ik nog minder kinderen naar school laten komen en heb ik nog meer leerkrachten nodig. Welke school heeft trouwens lokalen van 88 vierkante meter om een leerkracht en 20 kinderen in onder te brengen?🦠Het feit is, meneer de minister, dat als de helft in de voormiddag komt en de helft in de namiddag, mijn leerkrachten en mijn onderhoudspersoneel ’s middags alles moeten poetsen. Gaat het niet heel druk zijn aan de schoolpoort als alle ouders ’s middags hun kinderen brengen én komen halen? Ik hoop dat de Veiligheidsraad wél naar die 16 000 artsen gaat luisteren en komaf maakt met dit kladwerk, want ik krijg er een een punthoofd van. O ja, lieve ouders, wij willen heeeeeeeeeeeeel graag dat jullie kind morgen weer naar school komt. De mooie woorden van de minister hebben jullie zeker al doen dromen. Sorry dat vele scholen deze droom zullen moeten doorprikken, want alle kleuters (voltijds) en alle lagere schoolkinderen (halftijds) naar school laten komen én daarnaast opvang voorzien is een utopie. Daarvoor hebben we te weinig plaats, tijd en personeel.Dàt, meneer de minister, had u mogen vertellen in het journaal. Want nu ben ik de pineut die vanaf maandag iedereen mag wakkerschudden! Gegroet! Veva, directeur uit Vlaams-Brabant

Dagboek van een leerkracht
13 0

Een nieuw leven in corona

lieve Marie, ik schrijf je omdat ik even iets van me wilde laten horen, het spijt me heel erg van Elias. Hij was een schatje. Ik kan niet meepraten over het verlies en de droefheid die je moet voelen wanneer je een kind verliest door zo'n vreselijke ziekte als corona. Ik kan je niet beloven dat ik je laat lachen, maar ik kan je wel beloven dat ik met je mee zal huilen. Ik kan helaas door deze crisis niet naar jullie huis komen om je persoonlijk te troosten maar ik hoop dat je je een klein beetje opgefleurd voelt door mijn brief. Ik weet dat het moeilijk kan zijn om weer vertrouwen te hebben in onze wereld en de goedheid van het leven maar beloof me dat je het zult proberen. Je bent een wijze en goede vrouw Marie, laat dat niet van je afgepakt worden.  Heel veel liefs en sterkte geweldige vriendin, Rose   Rose veegde haar tranen uit haar ogen:' Arme Marie, eerst verlaten door haar man en daarna haar kleine jongen die overlijdt, ik hoop dat ze het hieruit maakt.' mompelde ze triest tegen zichzelf. Ze stond op uit haar stoel. Niemand had een jaar geleden verwacht dat Jonas Marie zou laten stikken, ze leken zo gelukkig met elkaar, het leek alsof er nooit iemand tussen zou kunnen komen tot hij haar drie maanden geleden verliet. Marie was toen voor de eerste keer gebroken, maar na een maand leek ze erbovenop te zijn gekomen, ze zei altijd dat haar vier jarige zoontje Elias haar redding was geweest, als het niet voor hem was, had ze vast en zeker uit een raam gesprongen. Rose voelde een kille angst zich bezit nemen van haar hart,wat als ze echt zelfmoord pleegt? Ik kan er niet bij zijn om haar te beschermen tegen haarzelf! Als ik mijn kinderen wil beschermen moet ik thuisblijven, maar dat betekend dat ik er niet kan zijn voor haar, en..., 'Wat moet ik nu doen?' kreunde ze 'Ik kan ze niet allemaal beschermen, en ik kan haar niet bereiken op haar telefoon, want die heeft ze blijkbaar uitgeschakeld, en..' . Ineens stapte Felix, haar man, binnen:'Rose?' vroeg hij 'ben je in orde?' Rose keek op:' Ja..nee..misschien...' begon ze. Felix trok één wenkbrauw op:' Rose, je bent duidelijk overstuur, wat is er aan de hand?' hij wierp even een blik op haar bureau en keek toen vol medeleven naar zijn vrouw:'Je maakt je zorgen om Marie, heb ik het juist?' Rose keek hem met een gepijnigde blik in haar ogen aan:'Het is nog maar drie maanden geleden dat Jonas haar verliet en Elias was haar hele wereld. Ik zie geen enkele manier om haar  persoonlijk te troosten, ze heeft haar gsm uitgezet en ik kan niet bij haar op bezoek gaan zonder jullie allemaal in gevaar te brengen, onze oudste is vijf Felix!' Felix sloeg zijn armen om haar heen: 'Ik vind het heel erg goed dat je een brief naar haar stuurt, liefste, maar de enige die Marie kan helpen is Marie, wij kunnen haar aleen maar aanmoedigen om dat te doen. Als ze niet geholpen wilt worden ben jij niet de schuldige, okè?' Rose vlijde zich tegen zijn borst: 'okè, ik heb zoveel geluk met jou, Felix, dank je wel' Felix glimlachte:'En ik heb geluk met jouw Rose'   Marie lag in haar grote zetel wanneer ze vier maanden later Rose' brief las. De tranen sprongen in haar ogen:'Al die tijd dat ik mijn bed niet uit ben geweest en niets van me heb laten horen heeft Rose zoveel aan me gedacht, zelfs Felix en de kinderen hebben kaarten en tekeningen opgestuurd.' Al die tijd had ik gedacht dat ik dit zonder hulp moest doen, maar er zijn zoveel mensen die me willen helpen. De woorden in Felix laatste brief deden het: het is niet zwak om om hulp te vragen, er zijn zoveel mensen die er voor je zijn, zoals Rose. 'Ik heb hulp nodig,' zei ze emotioneel 'Ik heb echt hulp nodig.' ze besloot Rose te bellen, Marie zette haar gsm, die de afgelopen maanden had af had gestaan weer op en belde haar vriendin:'Hallo?' klonk het aan de andere kant van de lijn: 'Hey Rose, ik heb besloten om iets van me te laten horen, Marie hier' Marie! Wat geweldig om iets van je te horen, lieverd, gaat het al een beetje beter? Marie knikte maar besefte toen dat Rose dat niet kon zien en zei:'Een beetje, ja' dat is fantastisch nieuws , lieverd, kan ik je ergens mee helpen? Marie aarzelde even, maar dacht toen aan Felix' wijze woorden:'Ja, weet je het email adres van die therapeut nog, die je heeft geholpen met over je trauma van je miskraam over te komen? ik denk dat ik eindelijk om hulp ga vragen.' 3 jaar later Marie en Rose wandelden door het park terug naar huis:'Wat zei de therapeut?' Rose keek haar vriendin aan. Marie lachte: 'Ik hoef niet meer te komen! ik ben over mijn trauma heen!' Rose keek haar vriendin ongelovig aan:'Echt? Ik ben zo trots op je, lieverd!' 'En ik heb nog een verrasing voor je', zei Marie. 'Ja, gaat het over Chris? Hoe was jullie date gisteren?' Rose keek  verwachtingsvol naar Marie. 'Hij heeft me een aanzoek gedaan en ik heb ja gezegd!' Er verscheen een brede glimlach op Rose' gezicht:'Ik wist het! Oh, ik ben zo blij voor je, lieverd, je verdiend het om gelukkig te zijn!' Al lachend en sprekend over de komende bruiloft wandelden de twee vrouwen naar huis.  deze tijd kost zo veel levens, en veel families hebben een dierbare verloren, mijn boodschap is dat je niet bang hoeft te zijn om om hulp te vragen zoals Marie. en als een naaste vriendin zoiets meemaakt dat je ze alleen maar kunt helpen als ze het toelaten zoals Felix tegen Rose zei. Samen komen we er wel door deze coronatijd, als we er voor elkaar zijn.

Louisa Autrix
0 1
Tip

Brief aan de buitenkomers

Als je mij twee maand geleden had gezegd dat er een moment zou komen waarop de mensheid mijn bloeddruk nog harder de hoogte in zou jagen dan reeds het geval was, had ik je verteld dat dat onmogelijk was. Het begon nochtans allemaal zo schoon. Toen de eerste paar longen het begaven in ziekenhuizen waarvan we ons de binnenkant voor de geest konden halen zonder camerabeelden, sijpelde het stilaan door tot in de meeste huiskamers, of er nu glazen wijn, blikken bier of flesjes River-cola op de salontafel stonden. Niemand zou onveranderd blijven door deze dreiging. Hoe contradictorisch ook, dit ding zou ons, door mensen weg te rukken, harder dan ooit verbinden met elkaar. Dus we hingen vlaggen uit voor de zorgverleners, die we hiervoor misschien nooit voldoende naar waarde geschat hadden. En we zetten beertjes voor ons raam om de kinderen, én – geef maar toe – volwassenen, toch even aan iets anders te laten denken. En een tijdje voelde het aan alsof het EK al begonnen was en we met 11 miljoen allemaal voor hetzelfde team supporterden. Ik weet dat ik niet de makkelijkste mens ben om je rond te bewegen. Ik maak me druk om dingen die anderen niet opmerken. Ik erger mij kapot aan mensen die hun gsm niet op stil zetten, waardoor ik elke toetsaanslag, elke Instagramstory en elk binnenkomend bericht mee moet ondergaan. Ik stoor me mateloos aan mensen die de pijlen in de Colruyt niet volgen, maar doen alsof jíj́ hen de weg verspert. En ik wil mijn haar uittrekken elke avond wanneer dat nerveuze ventje op de trein de twee vrije stoelen voor me negeert en naast mij komt zitten – hij wordt misselijk van tegen de richting in te rijden – om dan z'n krant op het tafeltje vlak voor mij – míj́n tafeltje, waar míj́n iPad staat! – te leggen, vervolgens z'n dagelijkse stuk fruit – een overrijpe banaan – begint weg te smakken, tussendoor z'n zenuwtrekjes kucht, in zichzelf praat en mij minstens vijf keer per rit met z'n knie of elleboog aanraakt, ook nadat hij onhandig over mijn benen naar het vuilbakje heeft gereikt om er zo de stank van de bananenschil voor de rest van de reis in mijn neusgaten te parkeren. Misschien is dat de hoogsensitiviteit. Misschien mijn slechte concentratievermogen. Of misschien ben ik gewoon een onverdraagzame eikel. Mijn conclusie is dat andere mensen gewoon onnoemelijk irritant zijn. Het was dan ook een verrassend aangename ervaring om eerst twee weken in quarantaine thuis te zitten en de dagen dat de griepsymptomen verzwakt waren, in alle rust te lezen, Netflixen en ongestoord introvert te kunnen zijn. Toen ik terug buiten mocht, leek ook de buitenwereld een vredigere plek dan dat ik me haar herinnerde. Motorgeluiden hadden plaatsgemaakt voor vogelgezang. Verkeerslichten aan het drukste kruispunt van de buurt veranderden van kleur zonder getuigen. Mensen wandelden en fietsten rond alsof de auto een futuristisch speeltje voor de allerrijksten was, wat, hoewel ik in Heist-op-den-Berg woon, ervoor toch anders was. En dan begon het. Al snel bleek dat elke Belg een hiervoor nooit ontgonnen passie voor wandelen, lopen en fietsen in zich droeg. Ik wil niet weten hoeveel niet-essentiële verplaatsingen er de laatste weken bij mekaar 'gesport' zijn. We moeten allemaal in ons kot blijven en er was nog nooit zoveel volk op de been. Sweet, sweet irony. Maar goed, we moeten mentaal gezond blijven en fysieke inspanning kan dat alleen maar bevorderen. Tot daar ben ik akkoord. Maar sommigen snappen het blijkbaar nog altijd niet. Zo leerde ik in de tijd uit m'n kot dat de 1,5-meter-afstandsregel blijkbaar niet geldt voor fietsers. Het maximum aantal dat in de broodjeszaak tegelijk binnen mag, telt niet voor die flapdrol die elke week z'n twee broodjes op voorhand bestelt. Met een ander koppel op je dakterras barbecueën mag, zolang je onze achterburen bent. Vorig weekend nog, wandelde ik langs een achtertuin waar zes mensen lustig aan het buurtfeesten waren, de glazen cava nog op tafel. Om maar te zwijgen van de vierkoppige groepjes wielrenners. Zelfs als ik rondkijk in m'n straat zie ik hier voordeuren vlotjes opengaan en mensen binnenlaten alsof het 2019 is. Als dat allemaal gezinnen zijn, is polygamie duidelijk een pak meer mainstream dan ik dacht. Ik begrijp het, hoor. Het is niet fijn om je aan opgelegde regeltjes van wereldvreemde grootverdieners in kostuums of experten in V-halstruien te moeten houden. Zeker als we daarvoor moeten inboeten aan onze oh zo vanzelfsprekende vrijheden. Maar het gaat hier nog altijd létterlijk om levens. Kunnen we dus alsjeblief nog even doen alsof er een virus onder de mensen hangt dat al 7.500 slachtoffers eiste en dat opnieuw zal doen als wij te eigenzinnig zijn om onze dagdagelijkse futiliteiten ervoor te laten? Ik snap dat je 't niet voor mij doet. Maar doe het dan voor je ouders. Voor je grootouders. Voor je kinderen in het derde, vierde en vijfde leerjaar die hun vrienden ook de komende weken nog zullen blijven missen. Voor je kleinkinderen. Doe het voor de zorgverleners die al zeven weken hun leven op het spel zetten in de meest traumatische omstandigheden die ze ooit beleefden. Voor de koerier die jou tegenwoordig voorziet van zowat álles, en je de eerste week wc-papier bracht omdat elke winkelbezoeker permanente diarree verwachtte te krijgen. Doe het voor de horeca-uitbaters die kortademig worden als ze naar hun omzet en hun vaste kosten kijken. Doe het gewoon. Dan kunnen we binnenkort allemaal onze familie nog 'ns vastpakken. En dan kan ik mij terug dood ergeren aan dat nerveuze ventje op de trein, omdat er geen grotere, levensbedreigende problemen zijn om mij mee bezig te houden.

Hans Verhaegen
186 6

Toekomst reisje

Hoi, best lezer En ik heb iets zo cool meegemaakt! Je zou het bijna niet geloven! Misschien moet ik maar bij het begin beginnen.   Mijn mama is een uitvinder en hoe toevallig dat zij een tijdreis machine heeft uitgevonden. Ik denk dat ikeen klein beetje te niewsgierig was, want ik ging er eens in kijken. En dat was de domste beslissing ooit! Die machine stond aan! (maar hoe moest ik dat nu weten) En Floeps ik was weg, ik wis niet precieis waar ik was maar het was prachtig daar. In mijn leven had ik nooit zoiets moois gezien. Toen besefte ik dat de mama de machine klaar het gemaakt voor een reis naar de toekomst, wacht wat de toekomt ik was helemaal overstuur ik rou wel van mijn stokje kunnen gaan. Maar wat ik toen zag verbaasde me echt, ik liep wat verder en ik zag dat die mensen kleding droegen die van blaadjes en lianen (en nog veel meer dingen die je uit de natuur kunt halen) droegen. Wauw dit wilde ik ook gaan proberen en vroeg of ik er oo een mocht hebben. Deze deed ik aan en tot mijn verbazing stond opeens iemand van mams medewerkers voor mijn neus. Hij greep mijn arm vast en ik kon nog net mijn normale kleren meetrekken. We gingen naar de plek waar ik was aangekomen en toen flitste we weer weg. Ik riep nog snel "DAAG!" Maar tegen de tijd dat ik het had uitgeschreeuwt waren we alweer in het loboratorium van mama. Die mij meteen naar mij toe kwam lopen. Ik dacht voor een knuffel, maar nee ze vroeg:"Wat heb jij nu weer aan?" Ik wist daar meteen op te antwoorden:"dit is nu wat wij mensen allemaal gaan dragen in de toekomt. Iedereen keek me aan en lachte!  Met vriendelijke groeten:                                                                                                                                              Anna

Jenthe
2 0

Littekens - Brief aan Prof. Dr. Van Gucht

Gepubliceerd in De Standaard, 'Brief van de dag', zaterdag 2 mei 2020  Geachte heer Prof. Dr. Van Gucht,Beste Steven, Twee aanspreektitels. Dat leest u goed. De eerste in uw hoedanigheid als wetenschapper. De tweede omdat je elke dag steevast langskomt. Je bent ondertussen een goede vriend die eerlijk durft zeggen hoe het er voor staat. Ik geef het toe, tijdens dat moment kan ik mijn ogen er niet van af houden. Tijdens het luisteren dwaal ik af naar die plek waar je huid barst en het litteken begint. Ik hoop dat je me het vergeeft. Ik ben trouwens niet de enige want zo zag ik dat jouw ‘naamgebaar’ in gebarentaal open en bloot verwijst naar je kenmerk.  Stiekem zou ik het willen vragen: ‘Vind je het erg dat men je hiermee aanduidt? Dat je persoon samenvalt met een kwetsuur?’ Iedereen draagt littekens mee. Sommige liggen zeer duidelijk aan de oppervlakte. Andere zitten minder zichtbaar net op of onder de huid. Voor mij zijn het vooral plekken waar de kwetsbaarheid een uitgang zoekt en hunkert om getoond en begrepen te worden. Laat het net bloeiende kwetsbaarheid zijn die ik nu om me heen zie. Er wordt een gemeenschappelijke wonde geslagen. Ooit komt een tijd dat we deze zullen likken. Als mens, als samenleving. Een nieuwe huid kondigt zich aan. Zal ze anders aanvoelen? Ik hoop eigenlijk van wel: Oneffen, maar zachter. Zelfs milder. In de zevende week van deze milde lockdown blijf ik nog steeds in het veilige nest dat mijn kleine appartement is. Ik voel me vaak ‘de prinses in de torenkamer’, wachtend op bevrijding. Prinses, want in deze tijden geniet ik van het privilege om nog steeds te kunnen werken, dansen en schrijven. Het is een adempauze. Consumeren wordt creëren. Boeken en muziek nemen me mee op reis. Ik heb de wereld nog steeds aan mijn vingertoppen. Maar toch… Langzaam sijpelt de eenzaamheid binnen. Het is een bot mes dat zacht over mijn huid snijdt, zo tergend traag maar vastberaden om z’n sporen na te laten. En zo vormt zich mijn gloednieuw litteken. Afgelopen vrijdag sneed het mes wat dieper. Nog langer alleen met als enige uitzicht consumptie als surrogaat voor een zwaar gemis. Op zeer subtiele wijze toont dit dat het ego-virus nog steeds gretig overleeft. In de afgelopen jaren zag ik hoe dit virus het weefsel om ons heen aantast. Hoe we langzaam uit elkaar aan het vallen zijn. Nu pas zien we duidelijk de zwakke plekken van een samenleving waarvan het immuniteitssysteem jarenlang onder vuur ligt. Alle ingrepen tevergeefs, het ego blijft aan de winnende hand. Toch is er hoop. Er ontwikkelt zich solidariteit. We doen boodschappen voor elkaar. We bellen met familie en vrienden. We doen moeite om elkaars situatie te begrijpen. We bieden troost aan. Het blijft echter een fragiele remedie tegen het ego, die zomaar weggevaagd kan worden als we terug naar normaal gaan. Misschien zitten we daar ook nog maar aan die drie à vier procent immuniteit. En vooral, is deze blijvend? Weinigen zullen ongeschonden uit deze periode komen. Elk van ons moet leren om zich te veréénzelvigen met de nieuwe huid die deze tijden overspant. Zou het kunnen dat enkel u de dagelijkse taak kunt dragen? Omdat u weet wat het is, omgaan met een litteken? Ik blijf wel nieuwsgierig. Was het bij jou een uit de hand gelopen ravotpartij als kind? Een stomme val met de fiets in één of andere studentenstad? Ik kom het waarschijnlijk nooit te weten. Om eerlijk te zijn heb ik nooit gehouden van een te gladde huid. Dat lijkt me ontzettend saai. Hou je goed. Nieuwsgierige groeten,   Jolien    

Jolien Van de Velde
1683 1

Opiniestuk : Over activisme

Onlangs zag ik een herhaling van de Vlaamse versie van First Dates. Daarin was een knappe jonge ondernemer te zien die op zoek was naar een toffe vriendin. Jason heette hij. Maar Jason heette niet altijd Jason. Jason is transgender. Het was een mooi moment, hoewel ik het format van reality-tv nooit zal kunnen begrijpen. Bij Jason dacht ik meteen: wij hebben met z’n allen, jong, oud, groot, klein, homo, hetero, blank, zwart, man, vrouw… zij aan zij gevochten opdat vandaag Jason Jason kan zijn in een televisieprogramma en waar de persoon niet wordt opgevoerd als een kermisattractie of een probleemgeval. We hadden een gemeenschappelijke strijd. Misschien niet altijd in een collectief maar wel altijd samen. Nooit tegen elkaar. Daarom doet het artikel over racisme in de LGBTQ-gemeenschap Zizomag meer dan mijn wenkbrauwen fronsen. Ik voel me er eigenlijk door geschoffeerd, beledigd en diep gekwetst. Er wordt een zeer negatief en weinig genuanceerd beeld van de holebi-gemeenschap geschetst dat langs geen kanten klopt en nog minder bewezen is. Het artikel polariseert, beledigt en legt op geen enkele manier de link naar de historiek van een hele holebi-gemeenschap in een gezamenlijke strijd. Blanke holebi’s hebben altijd samen gestreden met gekleurde holebi’s. Ik mis die connectie in de woorden van de coördinator van het Brusselse Regenbooghuis. Ik behoor tot de stilzwijgende generatie x. Ik ben geen boomer en ik ben geen millenial. Waar wij decennialang voor gestreden hebben, niet alleen voor gelijke rechten maar ook voor (bestaans)rechten tout court, binnen onze gemeenschap maar ook mét andere gemeenschappen, wordt in het artikel van de geschiedenistafel weg geveegd. In de jaren ’90 stonden wij als holebi – blank én zwart, zij aan zij – op de frontlijn om aan aidsremmers te geraken, omdat onze vrienden, vriendinnen, mannen en vrouwen van wie we hielden, met wie we soms ook samenwoonden, stierven. We werden op onze seksualiteit afgerekend, er werd ons gezegd hoe we seks moesten hebben, hoe we geen seks mochten hebben en met wie we beter geen seks hadden. Er werd ons gezegd dat we maar beter niet konden trouwen. We werden bespuwd, vernederd, aangevallen, uitgesloten, uitgelachen, scheef bekeken, vermoord zelfs en we konden nergens een klacht neerleggen. We werden ziek en er werd ons gezegd dat we aids eigenlijk wel een beetje zelf gezocht hadden omdat we er een homoseksuele levensstijl op na hielden. We hebben onze partners niet kunnen begraven omdat de familie ons als een koppel niet wou aanvaarden. We werden het huis uitgezet door diezelfde familie. We hadden geen wetgeving om ons te verdedigen. We werden massaal geout omdat we seropositief waren. We werden dubbel geout. We hadden niet de lege namen als influencer of opiniemaker als we iets wilden veranderen en we ventileerden onze mening niet vanachter een futiel schermpje dat zich Smartphone laat noemen. We zetten onze eigen gemeenschap ook nooit tegen elkaar op. Integendeel. We streden. We waren activisten. We militeerden. Echte en serieuze activisten omdat wij allemaal samen voor een toekomst moesten zorgen. We waren van alle pluimage, van alle lagen en van alle kleuren. In die toekomst zagen wij ook de volgende generaties. Omdat we altijd samen onze strijd streden. Als activisten stonden we buiten, we kwamen op straat, we scandeerden onze woede in slogans. We wilden medicatie, we wilden dat onze liefde vrij was. We wilden seks. We vochten tegen extreemrechts. We gooiden fake bloed naar de labo’s, naar de ministeries en naar de beleidsmakers. We moesten onszelf uitvinden want hoe meer kennis we hadden over onszelf, hoe sterker we waren. We hebben moeten leren hoe moleculen werken, wat bloedcellen doen, hoe de hersenen werken. We moesten leren hoe schots en scheef de wetgeving in elkaar zat. We gingen er zelfs voor terug studeren. We hebben veel slaap verloren en de groeven die we vandaag in onze huid gegraveerd staan, zijn de beste getuigenissen. Ze getuigen ook van momenten van plezier. Gelukkig maar. We moesten onze plaatsen, onze ruimtes uitvinden maar ook onze expertise en onze seksualiteit heruitvinden. We hebben geleerd kritisch te denken. We moesten er ook voor zorgen dat onze kennis doorgegeven werd aan een volgende generatie. We hebben nooit onderscheid gemaakt tussen blank of zwart. Nooit. We gaven ook het woord aan degenen die nooit het woord kregen door politieke machtsstructuren openlijk aan te vechten: transgenders, sekswerkers, vrouwen van Afrikaanse origine, druggebruikers, alleenstaande seropositieve vrouwen, verkrachte vrouwen, gediscrimineerde werkzoekenden... allemaal kregen ze hun plaats en hun stem. Empowerment was het eerste item dat bovenaan onze agenda’s stond; helaas werd ook onze agenda door elkaar geschud toen onze vrienden bleven sterven aan aids. We waren verenigd. We waren wij. We waren activist. En dat was amper 25 jaar geleden. Dat is activisme. Dat is je eigenbelang opzijzetten, deleten zelfs en opstaan voor hen die niet kunnen opstaan. Activisme is voor die mensen die nooit een stem krijgen, de weg vrij maken en een stap opzijzetten. Activisme is niet polariseren in je eigen gemeenschap. De coördinator van het Regenbooghuis ledigt in het interview het woord activisme van inhoud, betekenis en kracht. Is dit salonfähig activisme wel activisme? Je kan activisme en sociabiliteit niet met elkaar vergelijken. De Brusselse Kolenmarkt waar het hartje van de LGBTQ-gemeenschap ligt, is een ruimte van sociabiliteit. Holebi’s maar ook hetero’s gaan er in het hartje van de hoofdstad met vrienden en vriendinnen een avond uit. Het is een commercieel gebeuren waar weinig of geen activisme te bespeuren valt. Eigenaars van de bars sensibiliseren bijvoorbeeld niet voor aidspreventie en doen weinig of niets tegen homofobie, tenzij een half afgescheurde affiche ophangen in de donkerte van de toiletten. Ze hebben wel de verdienste om homosociabiliteit mogelijk te maken. Deze sociabiliteit is divers en je vindt er blanke mensen die omgaan met gekleurde mensen en omgekeerd. Grindr en co zijn nieuwe vormen van sociabiliteit. Het siert hen dat deze ontmoetingsapps waakzaam zijn over racistische uitspraken in de profielen van de mensen maar uiteindelijk vind je dezelfde mechanismen terug die mensen hanteren wanneer bijvoorbeeld een bedrijf geen allochtoon aan willen nemen, een eigenaar geen appartement wil verhuren aan iemand met een vreemde naam enz. “Het appartement is verhuurd” en “De job is naar een andere kandidaat, we wensen u veel succes in uw verdere zoektocht.” In het geval van de familie Grindr: “No thanks.” Racisme is een gif dat altijd zijn weg wel vindt. Puur racisme dan, geen toogpraat zoals de roddeltongen van de Kolenmarkt rollen. Sommige mensen zitten vol met vooroordelen en grijpen naar extremen (politiek, religie) omdat ze dat ingelepeld krijgen, omdat een overheid niet goed voor hen zorgt, omdat hun kansen ontnomen zijn of omdat ze hun kansen niet zien en omdat bepaalde media en partijprogramma’s het opium onder het plebs blijven verdelen, ook in coronatijden. Mensen vertegenwoordigen ook levens en generaties. Levenservaringen en alle vooroordelen die daarmee gepaard gaan, veeg je niet zomaar weg. Racisme zit in beleid. En racistisch beleid vergiftigt mensen. De vraag is: hoe komt het dat mensen naar racisme grijpen? Hoe komt het dat holebi’s op extreemrechtse partijen stemmen? Het gemakzuchtige activisme in het artikel is geen activisme. Racisme bestrijd je niet in je eigen gemeenschap. Je spreekt hooguit iemand erop aan wanneer je iets hoort dat racistisch zou kunnen zijn. Racisme bestrijd je buiten je eigen gemeenschap. Waar de systeemfouten liggen, waar de verdraaiingen, de zinspelingen en de Calimero’s van extremen liggen. Het racisme dat in het artikel beschreven wordt, is geen racisme. Het is aanstellerij. Tenslotte is er van de LGBTQI+-gemeenschap felle kritiek geuit op haar verhaal rond het fresco van Ralf König. Het verhaal is niet zo recent als het in het artikel geschreven staat; het dateert al van juni 2019 – Bruzz heeft een artikel hierover Bruzz. Ralf König heeft een weerwoord geschreven op zijn website Ralf König. Het illustreert de povere kennis van het Regenbooghuis van het LGBTQ-archief en het belang en de waarde van de LGBTGI+-historiek te onderschrijven. De blanke personages op het fresco worden overigens ook niet zeer flatterend getekend maar geen haan die ernaar kraait. Omdat we Ralf König en zijn werk kennen en we zijn werk kunnen kaderen in tijd en context. Ik citeer König: ‘So missverständlich kann man's sehen, aber es hilft manchmal, den Inhalt zu kennen.’ en: ‘Ich nehme nicht mal an, dass die Diskussion über Politische Korrektheit noch mit links oder rechts zu tu tun hat, sondern eher mit alt und jung.’ Beter kon het niet verwoord worden. Laten we ervoor zorgen dat activisme in onze gemeenschap én voor onze gemeenschap nog steeds een wij-verhaal blijft. Ik kan “En finir avec Eddy Bellegueulle” en “Histoire de la violence” van Edourd Louis aanraden om het racisme in onze gemeenschap te begrijpen en om de juiste vragen te stellen. Lees tenslotte ook de tekst ‘Progressieve en regressieve politiek in het late neoliberalisme’ van Donatella Della Porta. Daar staan vele antwoorden in. Tenslotte wil ik benadrukken dat je bij discriminatie altijd terecht kan bij Lumi.

Erwin Abbeloos
21 0