Bjorn Debeir

Gebruikersnaam Bjorn Debeir

Teksten

Bosbeest

 Het is zaterdagavond en Laura zit ,zoals elke avond, weer eens alleen op haar kamer. Ze zit op de vensterbank en staart naar buiten. Het regent pijpenstelen. Af en toe is er een donderklap te horen en verlicht een bliksemschicht de hemel. De bomen van het bos ,die net achter het huis ligt, dansen samen heen en weer geleid door de strakke wind. Het is net alsof ze mee bewegen op de muziek die in haar kamer speelt. Dat zou wel kunnen want de muziek staat zo luid dat die waarschijnlijk wel tot daar te horen is. Niet dat ze zo verschrikkelijk fan is van de band die op de radio speelt. Maar zo hoort ze het geroep en geschreeuw niet in de kamer naast haar.  Laura haar vader stierf toen ze 8 jaar oud was. Hij was onderweg naar huis met zijn motor na een lange werkdag, toen een dronken chauffeur het rode licht negeerde aan het kruispunt en hem vol in de zij aanreed. De bestuurder reed in volle paniek aan hoge snelheid verder. Hij werd later die avond nog opgepakt en opgesloten maar voor haar vader kwam alle hulp te laat. Hulsthout is een zeer landelijk gelegen dorpje met weinig inwoners. Het was al na 21u toen het ongeval gebeurde en op dat uur van de dag is er hier niet veel geen beweging meer op straat. Het duurde dan ook nog meer dan een uur eer iemand zijn motor aan de kant van de straat zag liggen. Haar vader zelf lag 20 meter verder in de weide.  Nu 5 jaar later denkt ze nog elke dag aan hem. Ze had haar moeder nooit ongelukkig gezien, laat staan dat ze haar ooit had zien wenen.  De eerste maand na het overlijden van haar vader huilde Laura bijna elke avond in de armen van moeder tot ze er bij in slaap viel. Tijd heelt alle wonden zeggen ze. Maar ondertussen wist ze dat dit geen waar was. Tijd heelt geen wonden, ze maakt ze alleen dragelijker. Laura leefde nog altijd met de wonde die het gemis van haar vader was. Ze begreep dan ook niet hoe haar moeder zo gemakkelijk verder kon met haar leven. Zo leek het toch tenminste. Na amper een week ging ze terug gaan werken. Hoe kon ze dit zo snel terug doen? Voor Laura zelf leekt het allemaal zoveel moeilijker te gaan. Niemand leek de pijn die ze had te begrijpen. Ook op school werd liep het allemaal niet zoals het zou moeten. Ze voelde zich alsmaar minder begrepen. Ze kon nog altijd niet begrijpen hoe anderen konden lachen en plezier maken terwijl haar vader gestorven was. Ze zonderde zich dan ook meer en meer af. Ook na schooltijd liep ze alsmaar meer alleen naar huis. Ze wou dat ze iemand had die wist wat zij voelde. Iemand die haar begreep.  Ondertussen is het bijna een jaar geleden dat Max bij hen is komen inwonen. Max was een collega van haar moeder. Laura wist wel al dat haar moeder een nieuwe vriend had maar had nooit verwacht dat die na een maand al bij hen zou komen inwonen om daar de plaats van haar overleden vader te komen innemen. Laura was woedend toen haar moeder heel vrolijk het nieuws kwam vertellen. Hoe kon ze!! Waar zat ze met haar gedachten? Hoe kon ze haar dit aandoen! Laura rende huilend de tuin in, liet haar al snikkend op haar knieën vallen en begroef haar gezicht in haar handen. Oh wat haatte ze haar moeder op dit moment! Was ze de man van haar leven dan al helemaal vergeten? Hoe kon ze het in haar hoofd halen om van een andere man te gaan houden? Een paar seconden later kwam haar moeder haar achterna de tuin in gelopen. Maar Laura wilde haar niet zien. Ze stond op, liep naar het eind van de tuin, sprong over de omheining en liep rechtdoor het bos in. Achter haar hoorde ze haar moeder haar naam roepen maar Laura keek niet achterom en bleef lopen. Omdat ze zeker wilde zijn dat haar moeder haar zeker niet zou vinden, moest ze van plan zijn om haar achterna te komen, ging Laura van het pad af en liep tussen de bomen verder het bos in.  Minutenlang liep ze tussen struiken door, ontweek ze bomen en sprong ze over rondslingerende takken. Op een kleine open plek tussen de bomen kwam ze tot stilstand. Ze keek achterom maar daar was niemand te zien.  Ze zette zich neer op een boomstronk en liet haar hoofd hangen. Nooit wilde ze nog terug naar huis!  ‘Waarom huil je kleine meid?’  Laura schrok en keer paniekerig om zich heen.  ‘Wie is daar? Doe mij alsjeblieft geen pijn! ‘  ‘Geen schrik kleine meid. Ik ben wie je maar wil dat ik ben. Ik kan groot zijn maar ook klein. Ik kan je beste vriend zijn, maar ook je ergste vijand.’ De zachte onbekende stem kalmeerde Laura beetje bij beetje.  ‘Als ik toch mag kiezen heb ik liever dat je groot bent en mijn beste vriend. ‘ ‘Zoals u wenst jonge dame,’ lachte de onbekende stem.  Voor haar ritselde er bladeren en van tussen de bomen kwam er een gigantisch groot beest tevoorschijn.    Weken en maanden gingen voorbij. Max woonde nog altijd bij hen in maar van “de lieve attente man”, zoals haar moeder hem voorstelde, was niet veel meer over. Blijkbaar had hij een berg gokschulden en kon hij maar moeilijk de dag doorbrengen zonder, op z’n minste, 1 fles whisky leeg te drinken. Na een maand verloor hij z’n job en vulde hij z’n dagen enkel nog met in de zetel liggen of met op café zitten. Laura leefde haar dagen op haar kamer. Ze moest hem niet van dag één en hoe langer hij er was hoe meer ze hem ging haten. Ze zag ook wel dat haar moeder er niet gelukkiger van werd. Ze had ondertussen een extra job aangenomen. Ze hadden het voordien al financieel niet gemakkelijk. Maar nu dat Max er woonde en geen inkomen had was het nog moeilijker. Het duurde dan ook niet lang voor er ruzie van kwam. Eerst was dat enkel wat roepen. Later ging dit over in gooien met spullen. En de laatste weken had ze haar moeder al enkele keren gezien met blauwe plekken op haar armen, benen en in haar gezicht.   Zowat elke avond ging ze onmiddellijk naar haar kamer na het eten om er niet meer uit te komen tot ‘s anderendaags als het tijd was om naar school te vertrekken. Wanneer er weer eens ruzie was, vluchtte ze via haar slaapkamerraam de tuin in, om zo het bos in te rennen naar de open plek. Daar kon ze uren blijven praten met haar bosbeest. Ze kon er geen gepaste naam voor vinden en daarom had ze hem maar Bosbeest genoemd. Eindelijk had ze iemand gevonden die haar leek te begrijpen en het was net alsof hij voelde wat zij voelde. De laatste tijd was ze meer en meer naar de open plek gevlucht. De ruzies waren nu bijna dagelijkse kost en Laura had haar moeder nu al verschillende keren horen huilen van uit haar kamer.    Ook deze avond was niet anders. Laura zat in haar kamer terwijl aan de andere kant van de deur weer eens ruzie werd gemaakt. Door het barslechte weer kon Laura het bos niet in en had ze dus maar de radio keihard gezet zodat ze het getier en geroep niet hoefde te horen. Plots werd er keihard op de deur gebonkt.  ‘Zet die verdomde muziek stiller!’ Het was Max.  ‘Hey! Ben je doof? Zet die muziek stiller!’ Weer klonk er gebonk. De klink gaat hevig op en neer en de deur trilt in z’n scharnieren.  Verstijft van de angst blijft Laura muisstil zitten op de vensterbank. Even lijkt het alsof hij het opgeeft en haar gerust laat.    Luid gekraak weergalmd door de kamer en met een hevige knal vliegt de deur open. Max staat in de deuropening en heeft een grote voorhamer in z’n handen. Z’n ogen staan wijd open en z’n kop is bloedrood.  ‘Muziek stiller zei ik!’ Hij tilt de hamer boven zijn hoofd en met een welgemikte zwaai slaat hij de stereo, die ooit nog van haar vader was geweest, in duizend stukken. De muziek stopt onmiddellijk en de kamer vult zich met een ongemakkelijke stilte.  Max kijkt Laura recht in de ogen.  ‘Ziezo. Veel beter.’ zegt hij en draait zich om.  Laura’s ogen lopen vol. Hoe kon hij? Ze kijkt hem aan terwijl hij haar kamer uit slentert. Ze kookt van woede. Zonder nadenken springt ze van de vensterbank en al schreeuwend loopt ze hem achterna.  ‘Jij ellendige nietsnut. Die stereo is nog van m’n vader geweest wie denk je wel dat je bent?!‘ Wild begint ze op hem in te slaan.  Hij schrik even, maar zonder veel aarzelen geeft hij haar een harde klap in haar gezicht. Laura valt achterover, schud even haar hoofd heen en weer en proeft hoe een bloedsmaak haar mond vult. Haar lip is direct gezwollen en begint onmiddellijk te gloeien. Maar het kan haar niet schelen. Ze springt weer recht en loopt weer naar hem toe. Maar net als ze hem naar zijn nek wil springen krijgt ze een nieuwe klap in haar gezicht. Deze keer had hij met z’n vuist vol in haar gezicht geslagen. Versuft blijft ze op de grond liggen. Haar oogkas is gebroken en haar wenkbrauw ligt helemaal open. Bloed gutst uit de wonde terwijl ze snikkend op grond ligt. Op de achtergrond hoort ze Max haar allerlei verwijten toeroepen maar ze verstaat er maar weinig van. Even denkt ze dat hier aan haar einde komt. Straks neemt hij de hamer en slaat hij haar hoofd in duizend stukjes. Zoals hij met haar stereo had gedaan. Maar zover komt het niet. Ze hoort haar moeder luid tekeer gaan en op het moment dat Laura haar omdraait om te zien wat er gebeurt, ziet ze hoe haar moeder een klap krijgt van de zware hamer op haar been. Gillend van de pijn zakt ze in elkaar. Laura staat recht en strompelt weer haar kamer in, trekt het raam open en laat haar over de vensterbank naar buiten glijden. Nog altijd valt de regen met bakken uit de lucht. Maar dat deert haar nu niet. Het is pikkendonker. Ze ziet amper een hand voor ogen maar deze weg heeft ze al zovele keren afgelegd dat ze de route met gesloten ogen zou kunnen afleggen.  Aangekomen op de open plek valt ze uitgeput en kapot van de pijn in de grond. Bosbeest komt haar snel tegemoet gelopen en helpt haar met een van z’n sterke poten recht. Maar ze is te zwak om recht te blijven en zakt weer door haar benen. Net voor ze het bewustzijn verliest hoort ze een gegrom. Een gegrom dat alsmaar sneller wordt. Net een wilde stier net voor hij de rode vlag gaat aanvallen. Dan een hels gejank, gebrul of wat het ook mag zijn. Dan sluit ze haar ogen en gaat het licht bij haar uit.    Als Laura wakker wordt schijnt de zon. De wind is gaan liggen en de vogels fluiten uit volle borst. Het lijkt alsof er een vrachtwagen over haar hoofd heeft gereden. De felle zon in haar ogen helpt niet en krampachtig knijpt ze haar ogen dicht. Ook dit doet verschrikkelijk pijn. Ze ligt nog altijd op de open plek. Achter haar klinkt geritsel. ‘Bosbeest? Ben jij dat? ‘ Van tussen de bomen komt Bosbeest naar haar toe.  ‘Geen schrik ik ben het. ‘ Hij stapt op haar af en legt z’n grote poot boven op haar hoofd.  ‘Auww!! Wat doe je? Dat doet pijn!!’ roept ze. En weer verliest ze het bewustzijn.  Hij heft z’n poot op en kijkt haar nog eens aan.  ‘Dag Laura’ Hij draait zich op en verdwijnt tussen de bomen.    Wanneer ze terug bij bewustzijn komt ligt ze nog altijd op de open plek in hebt bos. Verdwaast kijkt ze om haar heen. ‘Bosbeest! Bosbeest! Waar ben je?’   Als ze probeert op te staan beseft ze dat de pijn in haar gezicht is verdwenen. Dit kan toch niet! Met beide handen tast ze haar gezicht af maar van haar verwondingen is niets meer te merken. Alsof die er nooit geweest waren. Je zou bijna denken dat ze dit allemaal maar gedroomd had. Vol vragen vertrekt ze naar huis. Op zoek naar antwoorden. En vooral hopend dat haar moeder ok is. Maar als dit maar een droom was, dan zal ze wel ok zijn.  Laura wandelt het gekende pad af naar huis. Als ze aankomt in de tuin ziet ze dat haar slaapkamerraam nog open staat. Ze loopt er heen en springt door het raam naar binnen.  Het was geen droom. De vloer ligt nog steeds bezaaid met houtsplinters van de deur en ook  haar stereo is nog altijd vernield.  ‘Mam?’ ‘Maaaaam!’ ‘Mam waar ben je? ‘ Ze loopt de kamerdeur uit en kijkt in het rond. Er is niemand te zien. Voorzichtig loopt ze verder door het huis. Het is er stil , te stil. Net zoals in die enge films, die ze soms ziet op tv, verwacht ze dat elk moment Max van achter de hoek kan springen. Maar als ze achter de hoek kijkt is er iemand te zien. Recht over haar is de slaapkamer van haar moeder. De deur is dicht. Schoorvoetend loopt ze naar de deur. Ze ziet dat hij niet helemaal in het slot zit en duwt hem open . Haar mond valt open en ze houd haar 2  handen voor haar mond om een gil in de kiem te smoren. Heel het bed ziet donkerrood en ook op de vloer ligt er een hele plas bloed. Max ligt op het bed. Zijn oogkas is gebroken en zijn lip is helemaal gezwollen. Net zoals zij had, voor dat Bosbeest haar genas. Als ze dichter bij het bed komt ziet ze dat zijn beide knieën verbrijzeld zijn en dat er een groot gat in zijn ribbenkas zit. Aan de andere kant van het bed ziet ze haar moeder liggen. Vlug rent ze naar haar toe.  ‘Mam! Mam! Kom op mam. Laat me niet alleen achter!  De tranen stromen uit haar ogen terwijl ze haar moeder heen en weer schud. Ze neemt haar pols vast op zoek naar een hartslag. Maar nog voor ze een polsslag vind voelt ze hoe de vingers van haar moeder haar arm vast neemt en ziet ze hoe haar moeder haar ogen opent.  ‘Mam , je leeft nog!’ Laura grijpt haar stevig vast en huilt met luide snikken terwijl ze haar hoofd op de schouder van haar moeder legt.  Nog niet goed wetende wat er allemaal gaande is kijkt ze in het rond. Ze ziet het rode bed naast haar en de plas bloed op de grond.  Als Laura wat gekalmeerd is duwt ze haar voorzichtig van haar af zodat ze op kan staan. Ze schrikt van het afgrijselijke beeld van Max die zwaar toegetakeld op het bed ligt en grijpt stomverbaasd naar haar eigen benen en ribbenkas. Ze begrijpt er niets van. Toen Laura weggelopen was had Max zijn woede op haar uitgewerkt en haar nog een extra klap op haar ander been gegeven. Toen ze, kermend van de pijn, hem nog verweet voor nietsnut had hij haar nog een klap in de ribben gegeven met de hamer. Ze herinnerde zich nog levendig hoe de punt van de hamer in haar zij bleef zitten. Verder dan dit herinnerde ze zich niets meer.  Ze pakt Laura’s hand en lopen de kamer uit. Toen pas viel het hen pas op dat er vanuit Laura’s kamer een spoor van moddervlekken liep naar de andere kamer.  Laura hoefde niet lang na te denken. Bosbeest was hen komen helpen.  Ze stapte haar kamer binnen en keek door het raam . Buiten is het opvallend stil. De vogels die anders zo vrolijk fluiten lijken een pauze ingelast te hebben. Plots ziet ze de bomen en struiken voor haar bewegen. Bosbeest steekt z’n grote kop tussen twee bomen door en kijkt Laura recht in de ogen aan.  Ze wil hem roepen en naar hem toe lopen. Maar het is net alsof ze in een standbeeld is veranderd. In haar hoofd klinkt zijn stem. ‘Hey kleine meid. Ik moet je jammer genoeg verlaten. Jij en je moeder zullen het verder wel redden. Er zijn nog andere kinderen die ik moet gaan helpen. Maar wees niet bang, de open plek in het bos zal altijd onze plek zijn. Als je het moeilijk hebt kom je maar naar daar. Vaarwel kleine meid. ‘ Ze voelt haar lichaam terugkomen en ziet hoe Bosbeest met z’n grote poot naar haar zwaait. Voor het eerst sinds lang komt er weer een glimlach op haar mond.  ‘Dank u voor alles Bosbeest. Ik ga je nooit vergeten.’, zegt ze stilletjes terwijl ze naar hem terug zwaait.  Dan verdwijnt hij terug tussen te bomen en onmiddellijk gaan de vogels weer aan het fluiten.  Laura gaat naar de keuken waar haar moeder aan de keukentafel zit met een hete kop koffie voor zich. Ze geeft haar een dikke zoen op haar wang.  ‘Alles komt goed mam. Alles komt goed.’   

Bjorn Debeir
5 0