Creyf Nancy

Gebruikersnaam Creyf Nancy

Teksten

De ontmoeting

DE ONTMOETING                                                                                  CREYF NANCY   “Ik zie helemaal niets speciaals aan deze steen.” Vol ongeloof draai ik de kei van mijn ene hand in de andere, hoopvol zoekend naar iets mysterieus.  Helaas. Noppes. “En dit armzalige kiezelsteentje zou mijn toekomstige ik moeten tonen ?” Hoewel ik mijn best doe om niet te lachen, verraadt de spottende toon van mijn stem hoe ik erover denk. “Komaan Anne, ik dacht dat je slimmer was dan dat.  Hoe oud ben je : 17 of 7 ? Wie heeft je dit wijsgemaakt ?” “De oude Pauline.  Vorige zaterdag, bij mijn wekelijkse bezoekje,  gaf ze hem.  Pauline is niet zomaar een bejaarde en dat weet je heel goed.  Ze was een belangrijke wetenschapster.” Ik trek mijn schouders op. “Daar zeg je het heel goed : was.  In een vorig leven.  Het mens is 92 ! En haar leeftijd is niet het enige dat haar parten speelt.” Ik tik met mijn wijsvinger tegen mijn voorhoofd.  “Ze zit niet voor niets in Oostervier.  Daar kunnen ze je allemaal van die prachtige verhalen vertellen.  Ze leven daar stuk voor stuk in hun eigen wereld.”   78, 80.  Ik loop de huisnummers af. Nummer 82.  Ik check voor de zekerheid nog eens op het papiertje in mijn hand.  Huis Ten Wijngaard.  Klopt.  Ik blijf het een vreemde naam vinden voor een rusthuis.  Na driemaal aanbellen gaat de poort eindelijk open. “Goedemiddag.  Ik ben Patricia Vervoort.  Deze namiddag kom ik op bezoek voor een schoolopdracht.  Mevrouw Dedeken verwacht mij.” “Juist, ja.” De poort zwiert helemaal open en de in het zwart geklede zuster gaat me voor naar een kleine wachtkamer.  Haar norse gedrag en de kille ruimte maken me nog zenuwachtiger dan ik al ben.  Het lijkt op een tandartsgevoel voor het trekken van een kies. “Goedemiddag.  Ik ben Mevrouw Dedeken. Welkom.” De zachte stem en het lachende gezicht stellen me wat op mijn gemak.  “Ik ben blij dat je ons rusthuis hebt gekozen voor je project.  De mensen hier genieten daar enorm van.  Het breekt hun dagelijkse sleur voor eventjes.  Je mag naar Godelieve Beekens in appartement 16.  Ik hoop voor jou dat je nog niet veel gegeten hebt, want ik ben net bij haar geweest om haar te herinneren aan je bezoekje en ik kan je verzekeren dat ze een echt koekjesbuffet heeft klaargezet.  Het lijkt alsof de hele klas langs komt.”   De lift stopt op de tweede verdieping.  Iedere deur waar ik langskom, heeft een naambordje aan de muur. Een licht zinderend gevoel dringt door mijn broekzak.  Verwonderd voel ik wat er in zit.  De steen van Anne.  Die was ik glad vergeten.  Maar hij voelt lichtjes warm aan.  Ik weet dat al die toekomstpraat flauwekul is maar toch wil ik hem niet meer bij me dragen.  Mijn ogen schieten gejaagd heen en weer op zoek naar iets om hem in te dumpen maar de gang is leeg. Nr. 16  is het laatste kamertje in de gang.   Op het naamkaartje staat  P. V.  Dat is vreemd.  De directrice zei toch Godelieve Beekens.  Waarom staat er dan niet G.B. ? En waarom staan er hier alleen maar initialen en op alle andere deuren een volledige naam ? P.V.  Wat een toeval.  Dat zijn ook mijn initialen.  Ik klop op de deur.  Geen reactie.  Ik klop wat harder.  De deur opent op een kier.  Ik wacht.  Er gebeurt niets meer.  De deur gaat niet verder open. Er komt ook niemand kijken.  Ik aarzel.  Binnengaan of weggaan ? Heel voorzichtig duw ik de deur wat verder open.  Ik wil het oude mensje niet doen schrikken.  “Hallo.” Mijn stem klinkt schor.  De steen in mijn zak gloeit steeds harder.  Ik probeer het te negeren maar mijn gezond verstand vertelt me dat hier iets niet klopt. Tegen mijn wil in ga ik naar binnen.  De koude lucht in de kamer valt als een winterdeken over me heen.  Ik ril.  Oude mensen zetten normaal de thermostaat toch op veel te warm ?? Een gebogen gestalte, leunend op een wandelstok, staat met haar rug naar me toe.  Nog voor ik iets kan zeggen, draait ze zich langzaam om.  De steen stuurt een hete pijnscheut door mijn broekzak.  Ik snak naar adem.     Lange, grijze haren.  Twee vermoeide ogen in een oud, gerimpeld gezicht.  Mijn gezicht.    

Creyf Nancy
0 0

Een gezegende kerst

 EEN GEZEGENDE KERST                                                    Pauline staart verbijsterd naar de twee lege sokkels.  De engelenbeelden die Maria flankeren, staan er niet. “Potvermercietjes, wat is dat nu ? Misschien zijn ze weg voor restauratie.  Hoewel, er mankeerde niets aan,”  spreekt ze luidop tegen niemand, zoals oudere mensen wel vaker doen.  Ze trekt  haar schouders op .  “Waarschijnlijk zullen ze schoongemaakt worden.”   Ze denkt er niet verder over na en steekt, naar jaarlijkse gewoonte op de dag voor kerst, kaarsjes aan in de kleine kapel van de kathedraal.  Binnensmonds prevelt ze een gebedje en sloft naar buiten, licht gebogen en bevend op haar wandelstok, maar verder nog gezond voor haar 82 jaar. De sneeuw rolt zich als een laagje glazuur uit over de stad en knispert onder haar voeten.  Uiterst voorzichtig  stapt ze naar huis.  Enkele meters verder ligt een bananeschil midden op het voetpad.  Pauline, met haar gedachten in haar eigen wereldje, merkt het niet.  Wanneer zij haar rechtervoet bijna op de schil zet, schuift deze vanzelf een klein beetje opzij, net ver genoeg zodat ze er niet op trapt.  Een oud heertje aan de overkant van de straat blijft verbaasd staan. “ Was dat nu…. ?  Potverdikke, voor mij geen borreltje meer straks. “ De klok in het belfort luidt drie maal  en speelt een kerstmelodie.   Het stadscentrum is ondergedompeld in een feëerieke kerstsfeer.  De koetsen, die de toeristen rond de bezienswaardigheden voeren, zijn versierd met kleine lichtjes en zelfs de paarden dragen een  rode muts boven hun oren. Op het marktplein verdringen de mensen elkaar tussen de kraampjes van de kerstmarkt.  De geur van aangebrande hamburgers vermengt zich met het zoetige aroma van de gluhwijn.  Een bejaard dametje  warmt  haar pijnlijke, verkleumde handen aan een koolvuurtje. Tussen de eet- en drinkstandjes prijkt de kerststal  omringd met balen stro.   Een groepje luidruchtige  tieners lacht met het kindje Jezus in de kribbe.  Eén van hen gooit zijn sigarettepeuk nonchalant een eindje weg, midden in een baal stro die onmiddellijk begint te smeulen.   Maar, nog voor het vuur zich kan voortzetten, dooft het als vanzelf uit.  Niemand merkt er iets van. Een eindje verderop, in de winkelstraat, speelt “White Christmas”  voor de zoveelste keer door de luidsprekers.  De etalages zijn prachtig versierd en schreeuwen om aandacht maar het is te druk om ervan te  kunnen genieten.  Ellebogen stompen in je rug of duwen je opzij, want het voetpad is niet breed genoeg voor de krioelende massa . Kleine Jonas loopt braafjes naast zijn mama, smullend van een  geurende, warme suikerwafel.  Een streng uitziende mevrouw passeert ruziënd met haar partner, ziet hem niet en loopt hem omver.  Ze merkt het niet en loopt gewoon door.  Jonas valt op de straat vlak voor de zware wielen van de aanrijdende stadsbus.  Onmiddellijk begint de motor van het gevaarte te sputteren en valt stil.  “JONAS !!!!”  Met een gezicht, wit als de sneeuw,  sleurt zijn moeder  hem overeind en overlaadt hem met kussen.  De motor van de bus start weer op nog voor de chauffeur de sleutel in het contact heeft omgedraaid.  De man begrijpt er  niets van,  maar zet vlug zijn rit verder.  Tijd om na te denken heeft hij niet want veel oponthoud kan hij zich vandaag niet veroorloven. En zo gaat het de hele dag en avond door.  Ieder onheil wordt ongemerkt voorkomen.  Klokslag middernacht staat engel  Ariel weer mopperend op haar sokkel . “T’is altijd hetzelfde liedje op kerstavond.  Die drukte is om gek van te worden.  Moet ik nu werkelijk ieder jaar de bewaarder zijn van deze drukke stad ? Kan God niet met een beurtrol werken ?”  Jaloers kijkt ze naar de engel Muriel die ondertussen ook weer  naast Maria staat.  “Zij heeft het makkelijk.  De hele nacht waken over een piepklein dorpje waar niets gebeurt.  Ik ben bekaf.  En bekijk mijn vleugels  nu eens.  Allemaal zwarte roetvlekken.”  Zo hard ze kan, wrijft ze over de vuile vegen.  Zonder resultaat.  “Ja, dan zal het zo moeten.  Ik kan het ook niet helpen.” Haar tijd voor dit jaar zit erop.  Heel,  heel langzaam, wordt ze steeds harder en harder tot ze weer helemaal versteend is. De volgende morgen doet de koster zijn ronde in de kathedraal.  Wanneer hij bij engel Ariel komt, blijft hij verbaasd staan.  Zijn verwondering slaat om in boosheid wanneer hij het vuile beeld ziet. “Wel, heb je ooit.  Hoe komen al die zwarte vegen op de vleugels ? Weer van een bende kwajongens zeker.  Potverdju, dat zal een heel karwei zijn om het af te kuisen.  Het kan wachten tot morgen.  Het is voor mij ook Kerstmis vandaag.”

Creyf Nancy
0 0

Een gezegende kerst

 EEN GEZEGENDE KERST                                                    Pauline staart verbijsterd naar de twee lege sokkels.  De engelenbeelden die Maria flankeren, staan er niet. “Potvermercietjes, wat is dat nu ? Misschien zijn ze weg voor restauratie.  Hoewel, er mankeerde niets aan,”  spreekt ze luidop tegen niemand, zoals oudere mensen wel vaker doen.  Ze trekt  haar schouders op .  “Waarschijnlijk zullen ze schoongemaakt worden.”   Ze denkt er niet verder over na en steekt, naar jaarlijkse gewoonte op de dag voor kerst, kaarsjes aan in de kleine kapel van de kathedraal.  Binnensmonds prevelt ze een gebedje en sloft naar buiten, licht gebogen en bevend op haar wandelstok, maar verder nog gezond voor haar 82 jaar. De sneeuw rolt zich als een laagje glazuur uit over de stad en knispert onder haar voeten.  Uiterst voorzichtig  stapt ze naar huis.  Enkele meters verder ligt een bananeschil midden op het voetpad.  Pauline, met haar gedachten in haar eigen wereldje, merkt het niet.  Wanneer zij haar rechtervoet bijna op de schil zet, schuift deze vanzelf een klein beetje opzij, net ver genoeg zodat ze er niet op trapt.  Een oud heertje aan de overkant van de straat blijft verbaasd staan. “ Was dat nu…. ?  Potverdikke, voor mij geen borreltje meer straks. “ De klok in het belfort luidt drie maal  en speelt een kerstmelodie.   Het stadscentrum is ondergedompeld in een feëerieke kerstsfeer.  De koetsen, die de toeristen rond de bezienswaardigheden voeren, zijn versierd met kleine lichtjes en zelfs de paarden dragen een  rode muts boven hun oren. Op het marktplein verdringen de mensen elkaar tussen de kraampjes van de kerstmarkt.  De geur van aangebrande hamburgers vermengt zich met het zoetige aroma van de gluhwijn.  Een bejaard dametje  warmt  haar pijnlijke, verkleumde handen aan een koolvuurtje. Tussen de eet- en drinkstandjes prijkt de kerststal  omringd met balen stro.   Een groepje luidruchtige  tieners lacht met het kindje Jezus in de kribbe.  Eén van hen gooit zijn sigarettepeuk nonchalant een eindje weg, midden in een baal stro die onmiddellijk begint te smeulen.   Maar, nog voor het vuur zich kan voortzetten, dooft het als vanzelf uit.  Niemand merkt er iets van. Een eindje verderop, in de winkelstraat, speelt “White Christmas”  voor de zoveelste keer door de luidsprekers.  De etalages zijn prachtig versierd en schreeuwen om aandacht maar het is te druk om ervan te  kunnen genieten.  Ellebogen stompen in je rug of duwen je opzij, want het voetpad is niet breed genoeg voor de krioelende massa . Kleine Jonas loopt braafjes naast zijn mama, smullend van een  geurende, warme suikerwafel.  Een streng uitziende mevrouw passeert ruziënd met haar partner, ziet hem niet en loopt hem omver.  Ze merkt het niet en loopt gewoon door.  Jonas valt op de straat vlak voor de zware wielen van de aanrijdende stadsbus.  Onmiddellijk begint de motor van het gevaarte te sputteren en valt stil.  “JONAS !!!!”  Met een gezicht, wit als de sneeuw,  sleurt zijn moeder  hem overeind en overlaadt hem met kussen.  De motor van de bus start weer op nog voor de chauffeur de sleutel in het contact heeft omgedraaid.  De man begrijpt er  niets van,  maar zet vlug zijn rit verder.  Tijd om na te denken heeft hij niet want veel oponthoud kan hij zich vandaag niet veroorloven. En zo gaat het de hele dag en avond door.  Ieder onheil wordt ongemerkt voorkomen.  Klokslag middernacht staat engel  Ariel weer mopperend op haar sokkel . “T’is altijd hetzelfde liedje op kerstavond.  Die drukte is om gek van te worden.  Moet ik nu werkelijk ieder jaar de bewaarder zijn van deze drukke stad ? Kan God niet met een beurtrol werken ?”  Jaloers kijkt ze naar de engel Muriel die ondertussen ook weer  naast Maria staat.  “Zij heeft het makkelijk.  De hele nacht waken over een piepklein dorpje waar niets gebeurt.  Ik ben bekaf.  En bekijk mijn vleugels  nu eens.  Allemaal zwarte roetvlekken.”  Zo hard ze kan, wrijft ze over de vuile vegen.  Zonder resultaat.  “Ja, dan zal het zo moeten.  Ik kan het ook niet helpen.” Haar tijd voor dit jaar zit erop.  Heel,  heel langzaam, wordt ze steeds harder en harder tot ze weer helemaal versteend is. De volgende morgen doet de koster zijn ronde in de kathedraal.  Wanneer hij bij engel Ariel komt, blijft hij verbaasd staan.  Zijn verwondering slaat om in boosheid wanneer hij het vuile beeld ziet. “Wel, heb je ooit.  Hoe komen al die zwarte vegen op de vleugels ? Weer van een bende kwajongens zeker.  Potverdju, dat zal een heel karwei zijn om het af te kuisen.  Het kan wachten tot morgen.  Het is voor mij ook Kerstmis vandaag.”

Creyf Nancy
0 0

Een gezegende kerst

 EEN GEZEGENDE KERST                                                    Pauline staart verbijsterd naar de twee lege sokkels.  De engelenbeelden die Maria flankeren, staan er niet. “Potvermercietjes, wat is dat nu ? Misschien zijn ze weg voor restauratie.  Hoewel, er mankeerde niets aan,”  spreekt ze luidop tegen niemand, zoals oudere mensen wel vaker doen.  Ze trekt  haar schouders op .  “Waarschijnlijk zullen ze schoongemaakt worden.”   Ze denkt er niet verder over na en steekt, naar jaarlijkse gewoonte op de dag voor kerst, kaarsjes aan in de kleine kapel van de kathedraal.  Binnensmonds prevelt ze een gebedje en sloft naar buiten, licht gebogen en bevend op haar wandelstok, maar verder nog gezond voor haar 82 jaar. De sneeuw rolt zich als een laagje glazuur uit over de stad en knispert onder haar voeten.  Uiterst voorzichtig  stapt ze naar huis.  Enkele meters verder ligt een bananeschil midden op het voetpad.  Pauline, met haar gedachten in haar eigen wereldje, merkt het niet.  Wanneer zij haar rechtervoet bijna op de schil zet, schuift deze vanzelf een klein beetje opzij, net ver genoeg zodat ze er niet op trapt.  Een oud heertje aan de overkant van de straat blijft verbaasd staan. “ Was dat nu…. ?  Potverdikke, voor mij geen borreltje meer straks. “ De klok in het belfort luidt drie maal  en speelt een kerstmelodie.   Het stadscentrum is ondergedompeld in een feëerieke kerstsfeer.  De koetsen, die de toeristen rond de bezienswaardigheden voeren, zijn versierd met kleine lichtjes en zelfs de paarden dragen een  rode muts boven hun oren. Op het marktplein verdringen de mensen elkaar tussen de kraampjes van de kerstmarkt.  De geur van aangebrande hamburgers vermengt zich met het zoetige aroma van de gluhwijn.  Een bejaard dametje  warmt  haar pijnlijke, verkleumde handen aan een koolvuurtje. Tussen de eet- en drinkstandjes prijkt de kerststal  omringd met balen stro.   Een groepje luidruchtige  tieners lacht met het kindje Jezus in de kribbe.  Eén van hen gooit zijn sigarettepeuk nonchalant een eindje weg, midden in een baal stro die onmiddellijk begint te smeulen.   Maar, nog voor het vuur zich kan voortzetten, dooft het als vanzelf uit.  Niemand merkt er iets van. Een eindje verderop, in de winkelstraat, speelt “White Christmas”  voor de zoveelste keer door de luidsprekers.  De etalages zijn prachtig versierd en schreeuwen om aandacht maar het is te druk om ervan te  kunnen genieten.  Ellebogen stompen in je rug of duwen je opzij, want het voetpad is niet breed genoeg voor de krioelende massa . Kleine Jonas loopt braafjes naast zijn mama, smullend van een  geurende, warme suikerwafel.  Een streng uitziende mevrouw passeert ruziënd met haar partner, ziet hem niet en loopt hem omver.  Ze merkt het niet en loopt gewoon door.  Jonas valt op de straat vlak voor de zware wielen van de aanrijdende stadsbus.  Onmiddellijk begint de motor van het gevaarte te sputteren en valt stil.  “JONAS !!!!”  Met een gezicht, wit als de sneeuw,  sleurt zijn moeder  hem overeind en overlaadt hem met kussen.  De motor van de bus start weer op nog voor de chauffeur de sleutel in het contact heeft omgedraaid.  De man begrijpt er  niets van,  maar zet vlug zijn rit verder.  Tijd om na te denken heeft hij niet want veel oponthoud kan hij zich vandaag niet veroorloven. En zo gaat het de hele dag en avond door.  Ieder onheil wordt ongemerkt voorkomen.  Klokslag middernacht staat engel  Ariel weer mopperend op haar sokkel . “T’is altijd hetzelfde liedje op kerstavond.  Die drukte is om gek van te worden.  Moet ik nu werkelijk ieder jaar de bewaarder zijn van deze drukke stad ? Kan God niet met een beurtrol werken ?”  Jaloers kijkt ze naar de engel Muriel die ondertussen ook weer  naast Maria staat.  “Zij heeft het makkelijk.  De hele nacht waken over een piepklein dorpje waar niets gebeurt.  Ik ben bekaf.  En bekijk mijn vleugels  nu eens.  Allemaal zwarte roetvlekken.”  Zo hard ze kan, wrijft ze over de vuile vegen.  Zonder resultaat.  “Ja, dan zal het zo moeten.  Ik kan het ook niet helpen.” Haar tijd voor dit jaar zit erop.  Heel,  heel langzaam, wordt ze steeds harder en harder tot ze weer helemaal versteend is. De volgende morgen doet de koster zijn ronde in de kathedraal.  Wanneer hij bij engel Ariel komt, blijft hij verbaasd staan.  Zijn verwondering slaat om in boosheid wanneer hij het vuile beeld ziet. “Wel, heb je ooit.  Hoe komen al die zwarte vegen op de vleugels ? Weer van een bende kwajongens zeker.  Potverdju, dat zal een heel karwei zijn om het af te kuisen.  Het kan wachten tot morgen.  Het is voor mij ook Kerstmis vandaag.”

Creyf Nancy
0 0