Drijvend
Als ik aan je denk lig ik te drijven in een zee, rust en stil waar ik lig, maar enkele meters verder hoge witte golven. Ze wellen op, golf per golf tot ze net over me elkaar raken en dan met hevige kracht neerdalen op me, in me, door me en me meenemen de diepte in. Alles wat ik ben is boven gebleven, alles wat ik niet ben is vermengd met jouw zee van niet zijn. We verspreiden over de bodem, we stijgen als druppels en verdampen in de lucht, samen, een homogeen geheel. Meegenomen door de wind, als een zucht, draaiend om zichzelf. Draaiend over de zeevlakte als een vogelzwerm ... spelend, genietend van de openheid, de vrijheid, het niets begrenzende. Tot daar in de verte, op de vlakte, drijvend een lichaam, mijn lichaam. We gaan er heen, dalen erop neer, vullen het omhulsel, samen. Ik ontwaak met jou, in me, voor altijd bij me.