Karen Willekens

Gebruikersnaam Karen Willekens

Teksten

Er was eens...

‘Wel, wel, wel,… Rood-harig-kapje, zo alleen in de intense diepte van dit virtuele woud.’Die stem! Abrupt bleef ik staan. Dit kon niet waar zijn. Niet vandaag, niet hier.Ik maande mijn haperende hart aan om opnieuw het juiste ritme te vinden en keek behoedzaam over mijn schouder. Ongeveer vijf meter achter me verscheen hij. Zijn robuuste linkerpoot kwam als eerste tevoorschijn uit de schaduwen die hem omringde. Een tel later stapte de Grote Boze het bospad op en stond ik oog in oog met zijn woestheid. Zijn stugge bruine vacht zat vol doornen, alsof hij er net ingerold had. Hij was graatmager, maar ik wist dat dat niets afdeed aan de kracht die hij bezat. Hoe lang was het geleden dat we elkaar voor het laatst gezien hadden? Een maand of drie? Een lichte bries bespeelde zijn nekharen en zette ze rechtovereind. Ik slikte. Hij zette zich schrap, boog lichtjes door zijn voorste poten en bracht zijn kop omlaag, waarna hij zijn lip optrok. De grom die uit zijn keel opsteeg, deed de rillingen langs mijn rug lopen. Hij zette een stap naar voren, langzaam, zonder ons oogcontact te verbreken. Paniek borrelde omhoog. Wat moest ik doen? Maken dat ik wegkwam en het pad des hazen kiezen of als een idioot bevroren blijven staan? Alsof het mijn reddingsboei was, omklemde ik mijn mentale mandje steviger. Net toen mijn hersenen opnieuw leken te functioneren en me toe schreeuwden enkele bliksemschichten uit de lucht te plukken, stopte hij plots. Met zijn rechterpoot nog omhoog, keek hij me verbijsterd aan. Zijn ogen leken uit hun kassen te puilen. Het was zo vreemd om te zien dat ik me naar hem toekeerde.‘Wat heb jij grote ogen!’ zei ik.Zijn oren richten zich naar voren bij het horen van mijn stem. Pas nu viel me op hoe groot ze waren. Ik wilde er net iets van zeggen toen hij zijn enorme muil opende en oprecht gechoqueerd riep: ‘Wat heb jij in de-zeven-geiten-hun-naam aan je voeten?’Verbaast om zijn vraag keek ik omlaag naar mijn voeten. Dat was belachelijk aangezien ik heel goed wist dat ik op glazen naaldpuntige hakken stond. ‘Welke idioot draagt van die kuitenkillers in een woud? Hoe haal je het in je hoofd?’ Woest keek hij me aan, al had het niets meer te maken met de eerdere spanning. Nee, hij was gewoon kwaad.‘Wat maakt het uit dat ik…’‘Wat maakt het uit!? Ik zit hier in de-zeven-geiten-hun-naam al een hele dag tussen de doornen te stinken tot jij eindelijk komt opdagen! Niet moeilijk dat het zolang duurde. Ik mag nog van geluk spreken dat je in überhaupt hier geraakt bent. Hoe denk je dat ik me zou voelen als je je voet had verzwikt ofzo? Ik sta al maanden op sla en wortelen om er uitgemergeld uit te zien. Bij de drie biggen nog aan toe, heel deze scene is om zeep. Alle opgebouwde spanning, weg,…foetsie.’‘Sorry, ik wist niet eens dat dit een scene was…’ Ik keek om me heen. Zocht naar verborgen camera’s en belichting, maar ik zag niets. ‘Doe niet zo onnozel, elk Rood-harig-kapje heeft een Grote Boze als antagonist. Dat weet het kleinste kind.’ Nonchalant stapte hij naar me toe en zette zich zuchtend voor me. ‘Waar wilde je eigenlijk heen op die monsters?’ Hij draaide zijn kop naar zijn rechter flank en begon voorzichtig de doornen uit zijn vacht te halen. ‘Naar Grimm en Grimm,’ zei ik. Met een ruk keerde hij zich weer om, spuugde de drie doornen uit die hij tussen zijn tanden had en vernauwde zijn ogen. Vol argwaan snifte hij met zijn neus. ‘Wat moet je van die twee? Die gasten sporen niet.’‘Waarom niet?’‘Je hebt ze duidelijk nog nooit ontmoet, anders zou je dat niet vragen.’Ik wiebelde wat op mijn naaldpuntige hakken. Waarom zei hij dat? Wat wist hij van hen? ‘Laat ons zeggen dat ze in hun eigen wereldje leven,’ zei hij als antwoord op mijn vragende blik. ‘Maar Soit, waarom wil je er naar toe?’‘Ik wil een ander einde.’Wat hij ook gedacht had te zullen horen, dit was het duidelijk niet. De Grote Boze gaapte me met open muil aan. Man, wat stonk die gast uit zijn bek! De zoete walm was zo penetrant dat uit de dichtstbijzijnde struik een zwerf fruitende vliegjes opsteeg en rond zijn kop begon te dansen. ‘Je wilt een ander einde!?’ Hij schudde zijn kop en hapte naar de irritante beestjes die nu zo arrogant waren om op zijn kop neer te strijken. Mijn maag keerde toen hij een aantal inslikte. ‘Yep, ‘ zei ik alleen maar.‘Waarom wil je dat?’ Vroeg hij bruusk. Zijn toon verbaasde me. Als ik van iemand verwacht had blij te zijn met een ander einde, was hij het wel. ‘Ik had nooit gedacht dat je het leuk vond om telkens in je gat geschoten te worden. Ben jij zo eentje die kickt op pijn?’ Onwillekeurig bekeek ik zijn poten beter, zoekend naar striemen. ‘Doe niet zo belachelijk! Natuurlijk vind ik dat deel maar niks, domme gans. En stop met bogen te lopen en vertel waarom jij een ander eind wil!’Ik voelde mijn wangen gloeien en keek naar mijn glazen naaldpuntige hakken. Neeee…’ haspelde hij. ‘Dat meen je niet!’ Zijn schatterlach kwam van diep. Hij zakte door zijn poten en rolde op zijn rug van het lachen. Tranen gleden over zijn snuit. Hij snifte een paar keer, poogde zijn lach te onderdrukken maar slaagde er nauwelijks in. ‘Jij wilt een prins. Whaahahahahahaha. Wat een mop. Wat dacht je? Dat je op die naaldpuntige hakken er wel eentje aan de haak kon slaan?Schat, je kunt beter die kikker daar gaan kussen, heb je meer kans.’Ik kruiste mijn armen en keek hem diep beledigd aan. ‘Waarom zou ik geen prins mogen? Ik ben het beu om telkens met dit rotmandje te moeten sleuren. En dan deze jurk. Vreselijk, het wit is zo grauwgewassen dat het net is of ik ze al eeuwen draag.’Hij gniffelde nog een keer, haalde diep adem en zette zich recht. Met zijn kop schuin gehouden taxeerde hij me: ‘Kletskoek van Grietjes huis, jij wilt helemaal geen prins. Jij bent veel te vrijgevochten om een knapperd te willen. Vertel me nu gewoon wat er scheelt, dan kan ik helpen en kunnen we verder.’Dju, wat kende die gast me goed. Veel te goed!‘Komt er nog wat van? Ik heb honger.’ Wachtend op antwoord begon hij de haren van zijn linkerpoot schoon te likken. Ik zuchtte. Wat had het ook voor zin? Misschien deed het wel deugd om hem de waarheid te vertellen. Het gemaskerd bal was nu al een poos geleden en nog steeds droeg ik het mijne. Aarzelend en zacht liet ik de woorden van mijn tong rollen: ‘Mijn leven is een sprookje,vol trollen en gnomen die sporen op nachtelijke merries over brandende vlaktes van dagelijkse raadgegeven door draken van mensen die me smalend toejuichen:‘Laat je haren zakken Rood-harig-kapje, en spring!’in de diepe put van vrouw Holle laat ik verbrande schepen achtervol pek en goud draal ik in mijn zevenmijlslaarzen en vlucht, wegvan appels vol venijn, die blinkenin de rimpelende handen van gemaskerde mannen met monotoon getrokken zwaarden, die snijden in hopende harten van landloze wezen die zielloos dansen, om klatergoud en gebroken potten eenzaam dwaal ik over paden van er was eens en ooit.’   Ik slikte. Voelde me plots zo leeg, nu ik het eindelijk hardop had uitgesproken. Een enkele traan gleed over mijn wang. Teder veegde de Grote Boze hem weg met zijn natte snuit. Zijn blik was zacht, vol begrip, maar zijn woorden kwamen binnen:‘Staak je vruchteloze vlucht naar anderseen Rood-harig-kapje past niet in des konings paleizen, vol kale pracht en praal, gevangen in leegtegekooid als een Chinese nachtegaalIk ben het, dwars en dravend over brandende vlaktes waar ik nachtelijke merries verscheur, in kleurrijke dromendool ik doelgericht om je heen opdat trollen en gnomen je niet langer storen,dat gemaskerde mannen er niet meer in slagenmet monotoon getrokken zwaarden je hart te rakenprins noch wit paard laat ik naderbij, want jij en ikwij horen samen in dit virtuele woud.’Met open mond ademde ik de stilte tussen ons in. Hij snoof, rolde met zijn ogen en knielde voor me. Voorzichtig nam hij mijn linkerkuit vast en wrikte mijn schoentje los.     Word vervolgd,Ooit, eens….   ©tekst Karen Willekens, 2015, foto: free download  

Karen Willekens
0 0