kayla

Gebruikersnaam kayla

Teksten

Snottie, een fabel

                                                Snottie, een fabel                                                       ******* Er was eens een geadopteerde draak die Snottie heette. Snuiten, niezen en water proesten, kon hij als niemand anders maar vuur spuwen, neen, dat lukte niet. Snottie had immers een allergie. Van ’s morgens tot ‘s avonds probeerde hij vlammen te spuwen, maar wat hij ook deed, het hielp niet.      Ten einde raad stapte hij naar Tatoe, de tovenaar. ‘Tatoe,  ik wil zo graag vuur spuwen maar al mijn pogingen mislukken!’ Tatoe wreef in zijn lange, witte baard en dacht diep na : ‘Snottie, ik kan je niet helpen. Voorbij het kabouterbos, over de rode berg en achter het dampende meer vind je de drakenschool. Daar leer je vast vuur spuwen.’   Vol goede moed begon Snottie aan zijn tocht. Zweetdruppels liepen van zijn snuit. Een hete gloed kwam hem tegemoet. Ha, hij naderde de drakenschool. Hij schreef zich in en de drakenleraars toonden hem alle technieken om vlammen te spuwen. ‘Kom aan Snottie,’ zei de leraar, ‘nu is het aan jou!’ Snottie haalde diep adem en ... hatchie! Hij proestte en blies. Er spoot een flinke straal water uit zijn bek ... maar vuur, neen, dat niet. De andere draakjes lachten hem uit. Ze rolden sissend en spuwend over de grond van plezier. Arme Snottie! Hoe meer ze hem uitlachten, hoe roder zijn tranende drakenogen werden en hoe meer snottebellen er van zijn snuit dropen.      Met zijn staart tussen zijn poten vluchtte Snottie de drakenschool uit. Het was niet eerlijk. Waarom was hij niet als de andere draken ? Terwijl zijn onderlip trilde liep hij langs het dampende meer, over de rode berg en zo weer naar huis. Vreemd, weer kwam een hete gloed hem tegemoet.      ‘Help! Brand!’ hoorde hij. Elfjes en kabouters renden druk heen en weer met emmers water. ‘Help, de vlammen komen bijna aan de kabouterhuisjes!’      Holderdebolder spurtte Snottie naar de brandende bomen. Hij haalde diep adem en spuwde met al zijn kracht grote stralen water. Plets! Splash! Nog eens ademde hij diep in. Als een waterkanon spoot hij naar de vlammen. Het hout knetterde, Snottie spetterde. En dat deed hij tot het laatste smeulende vuur was geblust.      ‘Hoera voor onze drakenvriend!’ Snottie keek verbaasd naar de elfjes en de kabouters die juichend om hem heen dansten. Hij was een held! Hij was de enige draak in het hele land die water kon spuwen! Die dag was het groot feest in het kabouterbos. Tot diep in de nacht werd er gedanst, gezongen en af en toe geniesd.   De volgende dag stapte Snottie weer naar Tatoe, de tovenaar. ‘Is het gelukt?’ vroeg deze. ‘Heb je leren vuur spuwen?’ ‘Neen,’ antwoordde Snottie trots, ‘ik ben nu... hatchie... vrijwilliger bij de brandweer!’

kayla
44 0

De ontvlambare heks

Fragment uit : De ontvlambare heks ... Toen ze wakker werd – hoelang had ze hier gelegen? – zaten wel tientallen kinderen naast en over haar aan kettingen vastgeklonken. Papperige jongens en meisjes met vieze haren, kringen onder hun ogen. Hun kleren stonken. Ook Kayla was vastgeketend. Een flauw licht zocht zich een weg door de spleet van een poort. Ze wou haar handen losrukken. Het lukte niet. 'Help!' riep ze. 'Maak mij los, ik wil naar huis!' 'Shut! Hou je koest!' waarschuwde een dik jongetje. ‘Wie het meest van zijn oren maakt, die eet Flirka als eerste op.’ ‘Wat? Flirka? Oh neen!’ gilde Kayla. ‘Shsst! Hoor je niet wat wij zeggen? Ze eet kinderen met huid en haar op,’ huilde een mollig meisje. ‘Hoe dikker wij zijn, hoe langer ze op ons kan knabbelen. Niemand ontsnapt aan haar bloeddorstige honger,' voegde een bol jongetje er met grote angstogen aan toe. Kayla rilde. Ze dacht aan de ruzie vanochtend.   Daar hoorde ze de slepende stap van Flirka naderen. Alle kinderen hielden als in shock hun adem in. Een sleutel draaide de poort open. 'Njammie, njammie!' krijste een stem. In het binnenvallende licht van de openstaande poort verscheen een moddervette, aartslelijke heks met een driedubbele kin waar kleverig speeksel afdroop. Haar zware armen en benen zwiepten over en weer. Haar volle borsten deinden op haar bol lijf als woeste golven op de zee. Enorme zweetvoeten staken uit afgesleten laarzen die zo dreunden dat de grond daverde. Ze snoof met haar reusachtige neusgaten de lucht op en rook … chocolade. Ze stapte kordaat op Kayla af, rukte haar ketting los en sleurde haar hardhandig mee naar haar keuken. In het flauwe licht van een kaars zaghet meisje, trillend van angst, talloze groezelige potten op rekken uitgestald. Een grote pan stond te smeulen op een fornuis waar aaneengekoekte eetresten een stank verspreidden waardoor Kayla haast flauw viel. Flirka trokhaar bij haar staartjes naar de rekken en ketende haar vast. Terwijl de heks luidop de etiketten las van de gestapelde potten keerde Kayla’s maag zich om : hete pepers, rotte uien, schimmelknoflook, pikante trollenmosterd …Alsof dit nog niet walgelijk genoeg was, liet Flirka een scheet, zo luid dat er vonken uit haar achterwerk schoten. 'Jeetje, dat lucht op!' barstte Flirka uit. Ze roerde met een pollepel in een grote pot. 'Mmm, vurige brandnetelsoep als voorgerecht! Weet je, lekker mensenkind, ik ben op dieet.’ En met een grenzeloos plezier daverde haar stem:   Eén hete peper bij elk mensenkind laat je uren stinken in de wind een pot pikante mosterd bij elke beet en al je vet verdwijnt scheet per scheet!   Een verschroeiende scheet vloog door de heksenkeuken, de grot en het hele Kalimabos. Zelfs de stinkzwammen lieten hun kopje hangen.   … wordt vervolgd    

kayla
101 0

Uit het leven van Knolleke

Fragment uit : Uit het leven van Knolleke      Met een zware plof viel Knolleke in de grond. Au! Dat deed pijn. Gisteren had hij nog lekker liggen slapen in een houten bak, samen met andere knollen. Vanmorgen was de herrie begonnen. De bak was opgetild. Ze werden allemaal door mekaar gerammeld. Toen was het deksel opengegaan. Een hand had hem beetgenomen en in een put gegooid. Kort daarna was er zand op zijn bol gevallen. Veel zand … tot hij niets meer had kunnen zien.   Knolleke rilde. Het was hier koud en donker. Waar waren de andere knollen naartoe? Boven hoorde hij langzaam voetstappen weggaan. Nu was het helemaal stil, wat akelig!   Uren gingen voorbij, of waren het dagen? Tot Knolleke iets vreemds hoorde, hier in de aarde. Het leek alsof iemand in zijn buurt groef of schraapte. Oeps! Een natte snuit wreef tegen zijn knol. Wat was dat ding glibberig? Dan zag hij een spitse snoet en een zwart lijfje met kleine poten. ‘Hé, zie je niet dat ik hier sta?’ protesteerde Knolleke. ‘Ik ben Molleke en ik moet hier door. Ik zie niet goed en ik graaf altijd verder. Weet je wat? Ik eet een stuk van jou,’ plaagde Molleke.   ‘Neen, niet doen!’ gilde Knolleke. Zijn hart bonsde hevig. Hij daverde op zijn wortels. ‘Help!’ riep hij schor. ‘Riep jij?’ antwoordde er een heldere, lieve stem. ‘Molleke wil mij opeten!’ bibberde Knolleke. Een klein wezen snelde hem tegemoet. Vanonder een groene pinnenmuts zag Knolleke puntige oren uitsteken. ‘Hoho! Ik ben Taro, de aardelf.’ Ook Molleke keek nu heel verbaasd. ’Maak een ommetje zodat Knolleke rustig verder kan groeien,’ opperde Taro. ‘Sorry, hoor,’ zei Molleke en hij bloosde, ‘ik wil Knolleke echt niet opeten. Ik eet regenwormen, slakken, insecten. En af en toe, een stukje van een wortel links of rechts.’ ‘Van dat laatste kan geen sprake zijn,’ riep de aardelf uit. ‘Mollen eten insecten die slecht zijn voor de planten en zo helpen jullie elkaar’. ‘Bedankt voor je hulp,’ glimlachte Knolleke opgelucht.    ‘Graag gedaan!’ zong Taro en hij vloog vrolijk weg. Molleke drukte met zijn roze snoet een natte zoen op de knol en wroette in een grote boog rond Knolleke verder.   De volgende dagen liepen zweetdruppels langs de kleine Knol. Wat wordt het hier warm! zuchtte hij. Het kriebelde raar in zijn lijf. Scheuten schoten uit zijn knol. Wat ben ik, wie ben ik? vroeg hij zich af. Waarom kriebelt alles aan mijn lijf? Ben ik een knol met voelsprieten? Word ik een insect? Een mol? Ojee!   En dan, niet zo veel later, … (wordt vervolgd)

kayla
0 0