K K K (Keizers, keitjes en koffie)
...
toeristen toeristen rond de toren
de kranige toren op het paleis
waar een keizer ooit koppig plakken zwaaide
waar hij zijn loodjes legdezijn allerlaatste
keizerin vier, ze hield het niet lang
hij smeerde de halmet zijn ijskoude handenvol rood keizerinnenspijt
na 4 dagen al
keizervrouw vijf zag hem niet komen ze lag languit in haar badkuip van knechten te dromen
hij had ze zien fezelen, frutselen samen
het spijt drupte luid
luidrood, dus te laat
kronig als toen rijst de toren hoger
gaten, stenen met kleine kieren
laten ons spieken in zijn koppig kasteel
* flits* flits*
maar keizeres zes nam wraak op de vorst
zij was voor dat knielen net ietsje te trots
ze rolde de zeiker zijn kop van de treden
nam ringen, stenen en daarna de benen
rond het grijze keikopkasteel
wacht de slotgracht, vol
onheilspellend water
* kets * kets *
jij kijkt naar het grauwe en wil nog bewijzenmaakt foto's met je spiegelreflex-apparaat
en ik kets de keitjes over de gracht
pets korte echo's in de gaanderij
ringen rimpelen van de kern tot de kade
de oever, waar nummer drie boven wiegde-de strop om de nek, mee met de wind
waar twee vocht en spartelde
-vergeefs tranen liet*drup * drup*
waar één nooit geweest was-Ze was er nog nooit
die Eén was mooi, maar doodroekeloos
ze keek recht in zijn kouwe keizerogen
al vóór hij de tweede keer -keihard- kon kijken
sprong ze hoog diep in het ijle - los
van de toren
de keizer zijn kop, sinds die middag kapot
en Al wie erna kwam, was reeds vooraf gejost
wonden, barsten in glazen in lood
ze maken me tegen mijn wil in getuigen
jij flitst nog wat foto's
tot de batterij leegpiept
en mijn zakken vol keitjes weer wat lichter gaan wegen
dan toeristen we up-tempo verderheuptasjes richting een brusselse wafel
en als we dan mijmeren op een terrasschrik ik bij t zien van de barst in mijn tas.
onheilspellende koffieringen rimpelen
ik kets een klontje
in het donkere zwart.