Ze wappert haar lokken los.
Symmetrisch langs haar sproetjesneus.
Ze zingt languit een binnenpretje.
De regen lacht zij weg met vlagen.
Maakt van de autostrade blotevoetenpaden.
Waar twee werelden bijna raken,
hangt ze kleuren vlaggenslingers.
Ze geeft om alles
en hoeft niks weer.
Ze kan het zelf niet helpen.
Zij kan zonder bedoeling
de stenen laten smelten.