Existentieel seizoenen
De frêle maartzon kriebelt mijn groene vingers. Gelukkig warmt de rest van mijn lichaam nog niet op. Ik slaag erin nog even in winterslaap te blijven. Het jaarlijkse langzaam ontwaken leerde me geduld. Samen met de grond warm ik geleidelijk op. Het zaaien en planten moet nog wachten tot de nachtvorst met de noorderzon is verdwenen. Ondertussen eten we de laatste zoet geworden aardappelen. Vaak met witloof, kool of geweekte bonen. De frisgekropte sla, de erwtezoete worteltjes en de royale prinsessenboontjes zijn nu nog een zomers vooruitzicht. Pas binnen een paar weken zal de grond mij voelen woelen; zal ik zaden en plantgoed ter aarde bestellen. Nog enkele weken later zal ik zomerverse oogsten op mijn bord dresseren; de generositeit van de bodem inmaken voor de donkere maanden. Men heeft mij altijd willen leren de seizoenen te volgen. Ik leerde de seizoenen te zijn. Gelukkig...