Het grote raam kijkt al maandenlang
naar buiten
De zon brandt de appelbloesem open
nu het wintert
Slechts met motjesmaat valt de regen
in de glooiingen van het land
Vorige zomer vielen de populierenbladeren
ver voor de herfst
Het mooie groene land
kleurt per maand meer dor .
Lijvige wielertoeristen rijden
op stoffige wegen
Ze prijzen de weerman
voor de Vlaamse méditerranée
In T-shirt struinen de wandelaars
door de maartse woestijn.
Geschrokken springen ze
weg voor de vloekende fietsers.
Kinderen zijn spoorloos op de heuvelruggen
Ze zijn enkel nog virtueel
De dagen zijn nog kort
met temperaturen boven tien.
De nachten zacht, zoals dat heet
Schoonheid is geleden
Tiegemberg is afgevlakt
In de eenzame boom
hangt het lijsternest
leeg.