Hort
Door de tijd die drupt en raast.
Door zijn lichaam, dat slinkt en opblaast, vertraagt en opzet.
Bang voor wat de aarde van hem wil, dat ze hem terug wil, hem stilaan opeist.
Er moet, voordat het te laat is, iets van binnen naar buiten gebracht worden.
Vanuit een diepe plek.
Iets dat echt is, iets waarachtigs.
Dat ademt, dat kan doorstaan.
Iets waar de mensen op terug kunnen vallen.
‘ Zo jammer ’ zeggen de stemmen ‘ zien doen we hem nergens meer, maar hierin weet hij
dan toch te verschijnen ’
‘ Hij is er niet meer, nu kunnen we hem ergens vinden ’