4. Huisnummer 4 - Oude Man

Bluyke
31 mei 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Mieke Moes zaliger in gedachten kanaliseert mijn opkomende depressie zich naar een niveau waar verleden, heden en toekomst op de één of andere manier lijken samen te komen. Meesmuilend slenter ik verder door de straat en staar links en rechts de huizen binnen. Ze zijn hetzelfde als jaren geleden, hetzelfde als jaren vooruit. Een historische constante. De regendruppels vallen nog steeds met zijn miljoenen uit de lucht. Op nummer vier staat een oude man me recht in de ogen te turen. Lijkbleek, graatmager, sigaretje in de mond. Bij elke trek van de sigaret lijkt hij enkele jaren te verouderen. En ik denk wat hij denkt.

 

Een mozaïek, meer ben ik niet. Maar geen samenhangende. Elke afzonderlijke kleur staat los van zijn aanliggende componenten. Ik ben niet gebroken maar ook niet meer samen te stellen. En elk component beslaat een deel van mijn zijn.  Dit onsamenhangend geheel maakt dat ik geen mens ben. Noch man, noch muis. Een gedefragmenteerd muilwezen.

 

Hoe graag ik hem ook uit zijn lijden zou verlossen, het is onmogelijk. Ik ben hem, hij is mij, wij zijn elkaar. Waarop mijn hoofd me dwingt de blik af te wenden van zijn met een onmenselijke pijn vervulde ogen.

 

Op straat katapulteert een jongen een autoruit aan diggelen. Goed schot! Nu de andere kant. Hij grijpt nog een steen en legt hem in de elastiek, spant het wapentuig hard aan en focust zich. Zo moet het. Goed concentreren, niet te overhaast te werk gaan. Neem je tijd, man. Hij telt op naar vijf, ik tel af van vijf. Hij is mij, ik ben hem, wij zijn elkaar. Vuur!

 

Net op het moment dat de jongen de katapult loslaat, grijpt de oude man naar zijn linkerschouder. Hij wordt dubbel zo bleek als hij al was. Voor het neervallen verschijnt een doodsblik in zijn ogen, een blik met een sinistere vorm van gelukzaligheid. Morbide met hoop. En vanaf dat moment is er door het raam enkel een muur te zien. Het lijkt nu al alsof er nooit iemand heeft gewoond, hoewel de resident slechts seconden op de grond ligt.

 

De ambulance wordt gebeld en een tiental minuten later loeien de sirenes de straat in, flikkerlichten aan. Lawaai, licht. Lawaai af, licht blijft aan. De medische dienstverleners hollen naar binnen met een lege brancard en slenteren naar buiten met een volle. Daarop een zwarte hoes met een, naar ik vermoed, lijk in. De brancard wordt zorgvuldig in het achterste compartiment geschoven, de ziekenbroeders nemen voorin plaats. All on board! Licht dan ook maar uit, het dramatische moment is nu wel gepasseerd. Met het wegrijden van de ambulance druipen de verzamelde toeschouwers net zo snel af als het water naar de riolering.

 

Ik heb altijd gedacht dat een overledene moest gecollecteerd worden door een erkend begrafenisondernemer. Iemand die perfect weet wat de verstijvingsgraad per minuut bedraagt. Iemand die kennis heeft van de hellingsgraad waarop het lijk in lijkzak of kist dient geschoven te worden. Niet dus, of het is niet volgens het juiste protocol verlopen. Het zal met een zorg wezen. Liever geen doden in mijn straat dan wél doden in mijn straat.

 

Verleden heeft toekomst vermoord, maar nu is heden. De jongen springt op een skateboard en zet koers richting einde straat. Ik ga terug naar binnen wegens buiten te somber. Het raam is hersteld, de werkmannen vertrokken. Factuur op tafel. Stilte.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Bluyke
31 mei 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket