Zoonlief wil na schooltijd nog even in de tuin spelen. Ik vind het prima, het is lekker weer en ik kan dan mooi nog wat onkruid wegwerken. Hij zit wat in de moestuin te rommelen, net om de hoek van het huis. En dus nét uit mijn gezichtsveld. Meestal is dat niet toevallig.
“Wat ben je aan het doen?” roep ik na een tijdje. Heel even blijft het stil en dan antwoordt hij: “Alles gaat goed!”
Hm, dat is niet helemaal wat ik gevraagd had. Moeizaam kom ik overeind (sinds ik de veertig gepasseerd ben, gaat het allemaal niet meer zo soepel) om toch maar eens polshoogte te nemen. Om het hoekje tref ik mijn zesjarige aan met zijn armen tot zijn ellebogen in een zwarte modderpoel. Vaag herinner ik me dat hij op een gegeven moment de gieter kwam halen. Blijkt hij een put in de moestuin te hebben gegraven en daar met water een modderpapje in te hebben gemaakt. En nu was meneer druk bezig ons huis te bepleisteren (lees: de muur met een dikke laag zwarte modder aan het insmeren). Ach, dat spoelt er met de regen wel weer af, dacht ik nog. Maar toen besloot de kleine smeerpoets zijn van de modder druipende armen eens uit te schudden. Hadden we toch wel zomaar een gratis moddermaskertje gewonnen! En het gezichtsmasker bleek ook nog eens wonderbaarlijk goed te werken, want toen ik zag hoe mijn pas gewassen ramen eruitzagen, voelde ik mijn gezicht toch lichtjes verstrakken.
Tja, soms is het moederschap een kwestie van maar wat aanmodderen. Meestal figuurlijk, soms wat letterlijker.