In bed kijk ik door het donker, erachter
vind ik de keukenrug van mijn moeder,
haar handen dooraderd die roeren,
me instoppen toen ik nog _
Het wordt een lange nacht.
Mijn kinderen dek ik toe, ik vind ze onder wielen
van vrachtwagens, lik hun vellen schoon
want morgen maken we pakjes open.
Mijn blote voeten brengen me terug,
rangschikken me van groot naar klein.
Even de stem van mijn moeder,
haar warme handen op mijn buik,
haar verre stem die fluistert
door het donker, erachter
in de oude nacht. Ik ben een zoon.