Abdel is mijn dikste vriendin,
De dikste aardappel van zijn familie,
Hij draagt Prada, Moschino en het liefst Gucci,
Smoort zijn sigaret als een chique vorstin,
Spreekt met een zekere air van pretentieuze trots,
Dat gun ik hem, zijn lustige alter ego,
Bemind worden door iemand als trotse homo.
Maar tja, daar zwaait het religieuze vingertje weer,
Verboden is zijn wens, leeft hij afdoende hartzeer,
Voor wat zij noemen onnatuurlijk en hemelse schande,
Wordt hij gedwongen te kiezen tussen familie en zijn verlangen.
Maar Abdel jij bent niet alleen in de strijd om jezelf te mogen zijn,
Velen voor jou hebben gestreden in stilte of aan de zijlijn,
Eilaas vele slachtoffers uit hun liefelijk nest verbannen,
Wel zal het tij ooit keren maar geloof me zeker niet vandaag,
De sociale druk is te groot en ben je omringd door menige hmar.
Silex
Tegen religie en haar prekende institutie.