Louisa is al bij me weggegaan,
mijn schrijfblokkade heb ik overwonnen
en Carla zoek ik soms ook zelf weer op.
Toch vechten vrouwen in mijn fantasie.
Ik raak hen niet meer kwijt en bij de bron
verschijnt geen Claudia. Waar blijven bad
en linnen? Waar vind ik een opening,
waar vind ik het wit? Bestraalde droom
van Ensor, rare redding van geluk.
In zilverglans parkeer ik mijn skeletten,
in fosfor speel ik met mijn spoken. Zelfspot
onttrek ik dartel aan verwijt. Ik zet
demonen in de kantlijn weg en geef
mijn alter-ego's maskers. Marges kennen
ontgrenzing, wijde rafels van het licht.
Het paarlemoer met open plekken gaat
pas gloeien bij lectuur. De lezer voelt
de warmte. Deze verzen schrijf ik blank.