Hij zit in de zetel, onder de groene plaid, en staart met wijd open ogen in het halfduister. Hij vergat het licht aan te doen.
Zijn hoofd beweegt steeds van links naar rechts en terug. Ik vraag of hij thee wil maar wacht vergeefs op reactie.
Hij bijt op zijn nagels en ik weet dat hij zijn hoofd breekt over een probleem waarvoor zeker een oplossing kan worden bedacht.