Sterren hebben ook hun onstabiele periodes, zei de wetenschapper. Net zoals de mens puberteit kent. Net zoals wij vastlopen in existentiële vragen, worstelen met het waarom van het bestaan. Voor een ster is vijf miljard jaar even eindig als een mensenleven van gemiddeld tachtig jaar. Al die miljarden jaren en nog geen enkele ster die na diep piekeren het antwoord kon vinden. Wat wij mensen kunnen leren, is onverschillig blijven in het bestaan.
Stoïcijns volgen wij de baan van het leven.
Sterren zingen, zei de wetenschapper. Sommigen op het ritme van een hartslag. Pulsarsterren. Ze roteren op één seconde tijd om hun as en vormen daarbij het onverstoorbare ritme van een mensenhart. Tik. Tik. Tik. Het ritme toont geen slaap, geen rouw, geen verdriet. Ook geen rust, geen verwondering, geen liefde. Anderen trillen. Loom, met het timbre van een fagot. Opgewonden, met de opgewekte toon van een piccolo.
De meeste mensen brommen op een lage toon, het geluid van een rode reus, een ster die op instorten staat. Wij zijn niet anders dan de miljarden hemellichamen. Wij zijn een lichaam dat af en toe hemelse tonen aanneemt.
Wij zijn een lichaam dat uiteindelijk uit elkaar valt in basiselementen van het universum.
Een handjevol pulsarster weegt evenveel als een bergketen, zei de wetenschapper. Ik vouwde mijn handen en probeerde de ontembare massa rots te balanceren. Een dagelijkse oefening.
Er zijn sterren die aan het einde van hun leven diamant worden, zei de wetenschapper. Daar hield het op. Ik kon niks meer verzinnen. Eindelijk een eigenschap die de mens nooit bezitten zal.