Wiskunde was nooit mijn sterkste vak. Hakken over de sloot, dat was al een triomf. Ik herinner me naast diagrammen en breuken ook vooral de staartdelingen die eindigden met een rest. Met argwaan maakte ik steeds opnieuw de berekening. Opnieuw en opnieuw. Het restje voelde niet goed aan. Voor mij was de deling niet af, en wiskunde hoorde toen in mijn gedachten af te zijn. Twee plus twee is vier, negen gedeeld door drie is drie. Dat is wiskunde. Niet de cijfertjes die aan het einde van de staartdeling parmantig op het papier bleven staan.
Pas nu begrijp ik hoe zeer een staartdeling op afscheid lijkt. We delen en delen tot aan het einde, en dan zitten we onherroepelijk met een rest die we blijven meeslepen doorheen het leven. Soms een rest die we met alle zorg en toewijding willen bewaren, de rest van een deling die we eindeloos blijven maken en vanbuiten leren. En soms een rest die gedoemd is om altijd achterop te slepen, waarop we terugkijken, en binnensmonds vloeken dat het nog steeds bestaat.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.