Wat van jou en mij te denken?
Ik zoek precieze woorden.
Ik was een pias, handpop en nar,
jij niet wars van tegenstrijdigheid.
In je afscheidsmail: 'respect,
bewondering, waardering' en
'dank voor liefde en verbinding'.
Nadien toevallig op een kade jouw verwijt:
mijn suggestie van je zieligheid.
'Laat me nooit meer los!
Geef me een kans, gun me tijd!'
Dagen stommetje spelen
(je walgde van mijn huis),
me in bed de rug toekeren
(geen zoen, geen woord of aai),
voor mijn reis geen afscheid nemen
(ik liep je zelf maar achterna),
bij mijn klacht geen asem geven
(heel de rit van Gent tot bij je thuis),
mijn hand van je dij wegvegen
(dat zag een bed nabij de Rijn).
'Wat je zoekt, kan ik niet geven'
(getuige was alweer het Duitse bed).
Gesuggereerd had ik tot dan toe niet
waarvan je mij in Dover betichtte.
Maar voortaan erken ik expliciet:
je kreeg alsnog gelijk in mijn gedichten.