Het galmt door gapende straten dat niets is wat het lijkt.
Dat mensen mensen haten en wensen dat men strijdt.
Dat alles dan verandert, plotsklaps, een ommekeer.
Mijmerend verlangen naar al wat is geweest.
Onbegrip? Dan hang je. Tussen holle woorden bovengronds.
Ja geknik? Dan val je. Ongegrond.
Niemand in het midden, allen aan een kant.
Wie duwt ze naar mekaar toe? Wie medieert, wie zalft?
Dat u dat nu moet zijn! Wie droomde dat luidop?
Neem uw taak ernstig, ik sta erop!
Vreet en zuip en bulderlach, allen samen in de nacht!
Gier en tier en vier, nu al wat niet mag!
Mensen kunnen mensen redden
Als men zich even gauw beraadt:
Alle regels zijn verzonnen!
Wie verzint wat komen gaat?