Ik verlang uitsluitend lichaam te zijn. Mijn maatstaf der dingen.
Met ogen om in kleuren te kijken. Oren om geluiden te grijpen en mijn evenwicht te bewaren.
Met een vel om te voelen. Een neus om me te herinneren aan wat was en een tong om te strelen.
Ik blaas warm en koud en beweeg me zoals een constrictor soms kronkelt.
Ik torn niet aan de kracht van mijn lijf. Ik bijt en ik knijp. Ik verstik en ik slik.
Ik slinger ledematen in de lucht om ze in wolken te laten verdwijnen tot de regen ze besproeit.
Ben ik dan een reus op grote voet of eerder een plantentuin?
Ik wil dat ik floreer als een zonnebloem en me naar het licht richt.
Ik vind houvast in het dik inplanten van hun zaden.
Ik reik en kijk naar hun groei en bloei.
Ik hou mijn stem dicht bij mij om niet stom in de aarde weg te kwijnen.
Ik wil mijn gewicht licht dragen in dit kleine leven.
Ik zie de traag vallende bladeren in het hier en nu dansen als een kronkelend lichaam.
Ik laat de reus in mij verder soezelen en slapen.